Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 111
(1995)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
René Veenman
| |
[pagina 226]
| |
ken zich van de achtersteven terug naar het midden. Arion trok zijn staatsiegewaad aan, nam zijn citer, klom op de roeibanken en hief daar een tenor-aria aan; nadat hij die ten einde gezongen had, sprong hij met kleren en citer en al in zee. (Historiae I, 23-24) Veenstra maakt terecht de kanttekening dat de mogelijkheid blijft dat Spiegel het verhaal zoals hij het geeft, aan een andere bron ontleend heeft. Eerder heeft Veenstra zelf al op een ander werk gewezen waar Spiegel het Arion-verhaal uit geput kan hebben: in zijn dissertatie uit 1946 Bijdrage tot de kennis van de invloeden op Hooft noemde hij het achtste van de Marini Dialogi (Zeegodengesprekken) van Lucianus als mogelijke inspiratiebron.Ga naar eindnoot3 Het noemen van Herodotus of Lucianus is echter tamelijk willekeurig, omdat het verhaal van Arion en de dolfijn in de oudheid algemeen bekend was en bij nog wel meer auteurs gelezen kan worden dan deze twee.Ga naar eindnoot4 Ovidius vertelt het in zijn Fasti (Kalender) II, 83-118,Ga naar eindnoot5 Plutarchus in zijn Septem Sapientium Convivium (Gastmaal van de zeven wijzen) 18,Ga naar eindnoot6 Aulus Gellius nam het van Herodotus over in zijn Noctes Atticae (Attische nachten) XVI, 19,Ga naar eindnoot7 Hyginus nam het op in zijn Fabulae (Fabels) 194Ga naar eindnoot8 en in de Anthologia Graeca (Griekse Anthologie) zijn er twee gedichten van Bianor over het onderwerp: IX, 308 en XVI, 276.Ga naar eindnoot9 Toch is het wel mogelijk specifieker te zijn over het voorbeeld van Spiegel en daar reikt Veenstra zelf eigenlijk al een beetje de sleutel voor aan als hij in zijn commentaar op Spiegels versregels schrijft: ‘Opmerkelijk is dat Spiegel het verandert, mooier maakt, zou men kunnen zeggen. Hij laat Arion zingen op de dolfijn, bij Herodotus gebeurt dat op het schip.’ Er is echter ook een antieke bron die dit detail vermeldt: Ovidius voegde het ter verfraaiing aan het verhaal toe in zijn Fasti: Ille sedens citharamque tenet, pretiumque vehendi,
Cantat et aequoreas carmine mulcet aquas. (Fasti II, 115-6)
Zittend houdt hij zijn citer vast en als vergoeding voor de tocht zingt hij en streelt het zeewater met zijn lied. We zijn nu warm, maar toch was ook Ovidius niet de directe bron van Spiegel. Er bestaat namelijk een gedichtje waarin het detail van Arion die zingt op de dolfijn van Ovidius werd overgenomen en verder uitgewerkt, een epigram van de Italiaan Andrea Alciato (1492-1550):Ga naar eindnoot10 Delphini insidens vada caerula sulcat Arion,
Hocque aures mulcet, frenat et ora sono.
Quam sit avari hominis, non tam mens dira ferarum est,
Quique viris rapimur, piscibus eripimur.
Op de dolfijn gezeten doorklieft Arion de blauwe zee
en streelt hem de oren en beteugelt zijn mond met zijn lied.
Zo slecht als de aard van een gierig mens, is niet die der dieren
en door mensen beroofd worden we door de vissen gered.
In Alciato's epigram zijn overigens niet alleen Ovidius' verzen verwerkt (waarbij vooral het overnemen van ‘mulcere’ opvalt), maar zijn ook de al eerder genoemde epigrammen van Bianor uit de Anthologia Graeca benut. De laatste regel van Alciato's gedicht is zelfs | |
[pagina 227]
| |
een bijna letterlijke vertaling van de laatste regel van het tweede gedicht van Bianor. De overeenkomsten tussen de vier regels van Spiegel en die van Alciato vallen in het oog: Delphini insidens is bij Spiegel schrijlingh op een vis, vada caerula sulcat heeft zijn pendant in In t'midden vande zee en aures mulcet sono in vrolyk te zinghen. Ook de tegenstelling tussen de hulp van de vis (piscibus) en de vijandschap van de mens is bij beide dichters te vinden. Evenzeer opvallend is dat beide dichters het voorbeeld van Arion ter illustratie van een morele instructie gebruiken. Bij Alciato maakt het epigram deel uit van een emblema over gierigheid: ‘In avaros, vel quibus melior conditio ab extraneis offertur’ (Op gierigaards, oftewel aan wie een betere toestand wordt gegeven door vreemden). Bij Spiegel daarentegen leidt de redding van Arion tot de conclusie dat men het best de deugd kan nastreven in vertrouwen op God. Tot slot zijn er de uiterlijke overeenkomsten: beide gedichten tellen vier regels en gaan vergezeld van een afbeelding van Arion op de dolfijn. Dat Spiegel Alciato als voorbeeld heeft gebruikt, lijkt hiermee wel vast te staan.Ga naar eindnoot11 Overigens veronderstelt Spiegels gedicht, net als dat van Alciato, wel het volledige Arion-verhaal bekend. Spiegel zal dus ook de hele geschiedenis wel bij een van de antieke auteurs gelezen hebben. Het epigram van Alciato maakte aanvankelijk deel uit van een bundel vertalingen uit de Anthologia Graeca: Epigrammata selecta, die door Cornarius werden uitgegeven en in 1529 in Basel verschenen. Vervolgens werd het (met een wijziging in de tweede regel)Ga naar eindnoot12 opgenomen in Alciato's befaamde Emblematum liber dat in 1531 in Augsburg verscheen en het eerste emblemataboek was. Hierin maakt een afbeelding van Arion die met zijn citer op de dolfijn zit, deel uit van van het emblema. Deze voorstelling keert in een aantal latere uitgaven terug. In de uitgave van Chrétien Wechel die in 1534 in Parijs uitkwam is de afbeelding veranderd en een klein vervolgverhaal geworden: op de voorgrond wordt Arion van het schip af in zee gegooid en op de achtergrond zit hij op de dolfijn met zijn citer.Ga naar eindnoot13 Alciato's emblemata werden in heel Europa uiterst populair en werden talloze malen uitgegeven. Het hoeft geen twijfel te lijden dat Spiegel ze kende. Over de afbeelding van Arion op de dolfijn bij Spiegel is intussen al het nodige gepubliceerd. P.J.J. van Thiel heeft, mede op grond van een kritische beoordeling van oudere literatuur over het onderwerp,Ga naar eindnoot14 laten zien dat Spiegel zelf al in 1589-91 een prent van Arion en de dolfijn heeft laten maken door de graveur Jan Muller, naar een vermoedelijk geschilderd ontwerp van Cornelis van Haarlem. Het vignet op de eerste gedrukte uitgaven van de Hert-spiegel van 1614 en 1615 is een houtsnede die, waarschijnlijk door dezelfde Jan Muller, gemaakt is naar de prent. Dit vignet schijnt al gebruikt te zijn op een uitgave van Spiegel getiteld Kerk-twist-Jaarlied uit 1601, vergezeld van zijn motto ‘De deugd verheugt’.Ga naar eindnoot15 Op de grote betekenis die Arion had voor Spiegel - die zelfs zijn huis dat hij aan het Singel in Amsterdam liet bouwen, ‘De Dolfijn’ noemde - is eveneens door Van Thiel gewezen: Arion was voor Spiegel de stoïcijnse wijze als ‘een personificatie van volmaakte gemoedsrust berustend op volmaakt godsvertrouwen. De zanger Arion belichaamde voor Spiegel het ideaal, dat hij zelf zocht te bereiken. Hij zou een Amsterdamse Arion willen zijn.’Ga naar eindnoot16 Als we Spiegels Arion-gedicht nu nog eens onder de loupe nemen, kunnen we vaststellen dat het een gedicht is over Spiegels ideaal Arion gecombineerd met zijn | |
[pagina 228]
| |
motto ‘De deugd verheugt’, dat in de laatste regel is verwerkt. Zoals de hele Hert-spiegel als bewijs van dat motto bedoeld is - aldus Spiegel zelf in een brief uit 1606Ga naar eindnoot17 - zo is het gedicht daar al een uitwerking van in miniatuurvorm op het titelblad. Met de wetenschap in het achterhoofd dat Spiegel zich door Alciato's emblema heeft laten inspireren, ligt het dan voor de hand om aan te nemen dat het gedicht door Spiegel zelf bij het vignet gemaakt is als een samenhangend geheel met een emblematisch karakter. We hebben hier mijns inziens dan ook niet met zomaar een citaat te maken dat door Spiegels posthume uitgever uit het zevende boek gelicht is, omdat het zo passend bij het vignet was.Ga naar eindnoot18 Het omgekeerde ligt meer voor de hand; namelijk dat Spiegel eerst het gedicht bij het vignet gemaakt heeft en het vervolgens in het zevende boek van zijn Hert-spiegel geïncorporeerd heeft. Het gedicht wordt in het zevende boek niet voor niets als een op zichzelf staand gedicht door de muze gezongen en evenmin is het toeval dat het gedicht de typische epigramvorm en moralistische strekking heeft die zo typerend zijn voor een emblema.Ga naar eindnoot19
Adres van de auteur: Ceintuurbaan 418-2, NL-1074 EA Amsterdam |
|