Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 110
(1994)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
Rob van de Schoor
| |
[pagina 290]
| |
zijn oren verliefd op de zeventienjarige dochter van zijn hospita, Rosette, die voor hem poseert. Haar moeder krijgt lucht van de zaak en voordat Victor zich heeft kunnen declareren, wordt Rosette naar familie in Tours gestuurd. Victor is ontroostbaar, maar niet lang: al spoedig heeft hij een nieuw liefdesideaal gevonden in de persoon van Martha Bellaert, dochter van een rijke bankier. Agee heeft inmiddels een eenvoudig meisje uit zijn dorp ten huwelijk gevraagd, Mina Wiedema, die hij zijn liefde had verklaard met de woorden: ‘je bent verstandig, hartelijk en gezond, vooral gezond, dat is juist eene vrouw, zooals een dokter hebben moet.’ Maar dan blijkt dat Mina dodelijk ziek is: tijdens een bezoek aan Leiden geeft ze bloed op, nadat ze zich verslikt heeft bij het uitbrengen van een toost: Mina greep haastig haar glas en dronk, maar, hetzij door de stukjes noot, hetzij door eene andere reden, zij verslikte zich, hoestte en bracht haar zakdoek aan den mond. Plotseling vloog zij de kamer uit, naar Agee's slaapkamer. Mietje ging haar na en kwam eenige oogenblikken later doodsbleek terug. Mina biedt Agee aan de verloving te verbreken, die daarop in had willen gaan, maar door Victor op andere gedachten wordt gebracht. Uiteindelijk besluit hij het engagement aan te houden maar heimelijk proefnemingen op de zieke te verrichten, die hem inzichten moeten verschaffen voor zijn proefschrift. Als hem een voordelige plaats in een ziekenhuis in het vooruitzicht wordt gesteld op voorwaarde dat hij trouwt met een dochter van zijn hoogleraar, raakt Agee steeds meer in gewetensnood. In de hoop op een spoedig afsterven van Mina haalt hij de banden met de professorsdochter aan, maar Mina wordt eer beter dan slechter en Agee ziet zich genoodzaakt zijn ambities te beteugelen. Zijn medicaties bewerkstelligen zelfs een volledige genezing van Mina, met wie Agee dan maar trouwt. Victor heeft inmiddels de schaduwzijde van het karakter van de mooie, schatrijke Martha verkend: zij is veeleisend, bezitterig en jaloers en doet zijn artistieke ambities af als ijdel amateurisme. Juist als hij heeft besloten dat hij de kunstenaar in zich niet wil doden omwille van een vrouw, failleert het bankiershuis van Martha's vader en is zij een onbemiddelde wees. Victor zet onder deze omstandigheden zijn bedenkingen tegen een huwelijk opzij en verzekert door een verbintenis haar toekomst. Ze gaan op bescheiden voet leven in de provincie, waar Victor zich vestigt als advocaat. Lange tijd slaagt hij erin te berusten en zijn kunstenaarsdromen te onderdrukken, tot het toeval zijn jeugdliefde Rosette in zijn nabijheid brengt. Zij is ongelukkig getrouwd met een adellijke bruut, en smeekt Victor haar te verlossen uit haar huwelijkse gevangenschap. Haar man komt te weten wat er gaande is, en beraamt een aanslag op Victors leven. Martha, die op de hoogte is van de affaire en bovendien weet dat Victors leven in het geding is, haast zich op weg naar het buiten van de graaf, en krijgt onderweg de kogel die voor haar man bestemd was. Zij herstelt van haar | |
[pagina 291]
| |
kwetsuren en Victor, vol berouw, wijdt zijn verdere leven aan haar. Een rijke erfenis stelt het paar in staat naar Den Haag terug te keren: Victor liet er zich als advokaat inschrijven, vond er een kalmen en aangenamen werkkring in het administreeren van eenige zaken, zonder zich of aan de balie of in eenig ander opzicht eenigermate te onderscheiden, en werd er als burger, kiezer en huisvader oud. Toen het bleek dat oom Borre's fortuin, met Victors inkomen en ontvangsten vermeerderd, ruim voldoende was, kocht Victor schilderijen, verleende ondersteuning aan jonge kunstenaars, teekende in op kostbare uitgaven, gaf subsidie aan de opera en verschillende concertvereenigingen en werd donateur van het Nederlandsch Tooneel. Dit was de wijze, waarop hij aan zijn kunstdrift toegaf, zonder Martha ergernis te geven. (p. 374.) Voor zowel Victor als Agee houdt de liefde van een vrouw en de gegeven huwelijksbelofte het einde in van hun dromen en ambities: Agee moet wegens zijn verloving met de borstzieke Mina afzien van een loopbaan in het ziekenhuis, terwijl Victor zijn artistieke neigingen moet onderdrukken op verlangen van een jaloerse echtgenote. | |
Don JuanDeze gelijkluidende einduitslag van hun verkenningen in de liefde is opmerkelijk, omdat de vrienden geheel verschillend denken over liefde en vrouwen. Dat blijkt wel uit een gesprek over hun opvatting van Don Juan. Agee bestrijdt dat hij een al te ‘lelijke’ betekenis aan Don Juan toekent: - ‘[...] Voor mij is Don Juan de groote scheppende kracht in de natuur, de ijverige agent van de alma Venus volgens Lucretius, die onbewust zijne zending volbrengt, terwijl hij meent, dat hij voor zijn pleizier uit is; in wien alles, zijn schitterend oog, zijn welbespraaktheid, zijn innemende manieren en goed uiterlijk, alles enkel dient als uitdrukking van zijne zending, als lokaas voor de aangewezen partner, die hem in zijne taak, de instandhouding der soort, zal helpen...’ De Don Juan van Victor is volstrekt ongeschikt voor het huwelijk, daar hij altijd aan de horizon het ideaal van zijn erotische fantasieën vermoedt; die van Agee is er alleen op uit zich door de schoonheid van één vrouw in de luren te laten leggen en een gezin te stichten.Ga naar eind3 Maar uit de roman blijkt dat zowel Victor als Agee, elk gedreven door zijn eigen liefdesopvatting, ertoe komt om ‘vivisectie’ te verrichten op het voorwerp van hun liefde. Agee neemt medische experimenten op Mina en beraamt tegelijkertijd een voordelige verloving met de dochter van zijn hoogleraar, om wie hij niets geeft.Ga naar eind4 Maar hij is het ook die zijn vriend voorspelt dat een artiest-Don Juan die, als Victor, zijn vrijheid heeft verbeurd in een huwelijk, op den duur ook zijn | |
[pagina 292]
| |
geliefde zal martelen.Ga naar eind5 Die voorspelling komt uit: zowel Martha als Rosette ervaren aan den lijve hoe onstandvastig Victors hartstochten zijn. Maar er is meer: de nadruk ligt op de geschiedenis van Victor, terwijl Agee na zijn huwelijk met Mina nauwelijks meer enige aandacht krijgt. Victor is dan ook een roman over het kunstenaarschap en hoe dat zal wegkwijnen onder de domper van een prozaïsch huwelijk. | |
DalilaHet dilemma waarvoor de dodelijk verliefde Victor zich gesteld ziet: de keuze tussen zijn meisje of zijn kunst, wordt zichtbaar gemaakt in de opvoering van een toneelstuk van Octave Feuillet, Dalila, waarin Victor de hoofdrol speelt, overigens zeer tegen de zin van Martha. Onder de indruk van het stuk besluit Victor na de voorstelling zijn verloofde voor de keus te stellen het engagement te verbreken of hem zijn artistieke ‘nevenstudiën’ toe te staan, maar dat voornemen wordt verijdeld door het bericht van het faillissement van Martha's vader. Daardoor blijft de parallel met het stuk intact, dat zo een voorafspiegeling wordt van het verdere verloop van de roman. De inhoud van het stuk, dat dateert uit 1857, ‘den natijd der romantiek’, wordt in de roman als volgt weergegeven: André Roswein, een herdersknaap in Dalmatië, is door een Italiaansch diplomaat, ridder Carnioli, een melomaan en kunstbeschermer, die hem in de bergen hoorde vioolspelen, medegenomen en opgevoed. Zijn aanleg heeft zich, onder de leiding van den geleerden en ernstigen ouden maestro Sertorius, ontwikkeld tot een talent van den eersten rang. Op woorden, door hem zelf gedicht, heeft hij eene opera gecomponeerd, La prise de Grenade, die te Napels het hof en de kunstwereld in verrukking brengt. Op het oogenblik van André's triomf, bemerkt de kunstbeschermer Carnioli echter, dat de jonge componist kalm en burgerlijk verloofd is met een braaf meisje, Marthe Sertorius, de dochter van zijn ouden leermeester. Dit acht hij verderfelijk voor den kunstenaar. Het genie, meent Carnioli, moet, door stormen en gevaren en hartstochten geschokt, zijn schitterendste scheppingen voortbrengen. | |
[pagina 293]
| |
sloopt; terwijl hij sterft, den ouden man vergeving vragend, hoort men in de verte op de zee het geluid van riemslagen en de stemmen van de prinses en haren nieuwen minnaar, die in een gondel in den nacht het liefdesduet uit André's opera zingen. (p. 115-116.) De overeenkomsten met de roman zijn duidelijk: de overgave aan de kunst bedreigd door de liefde voor een alledaagse vrouw, de verleidelijke vamp die de kunstenaar tot ontrouw aanzet: zelfs de wraakactie aan het eind, uitgevoerd op een verkeerd rijtuig, vindt een pendant in Van Loghems boek. Maar er zijn ook twee opmerkelijke verschillen. Victor vervult zelf de rol van Carnioli, door zichzelf voortdurend te kwellen met visioenen van het rijke kunstenaarsleven dat hem had gewacht als hij niet voor de prozaïsche, kalme, burgerlijke liefde van Martha had gekozen. In Dalila is het Carnioli die Roswein voorhoudt dat zijn huwelijk een eind zal maken aan zijn kunst, in een passage die in de roman wordt aangehaald: Roswein. Carnioli. Echtgenoot, huisvader, kiezer: het zijn juist de hoedanigheden waarin Victor aan het eind van het boek verkeert, als hij tijdig berouw heeft gekregen van zijn neiging tot Rosette, die voor hem zoveel is als een muze, en zich voorgoed overgeeft aan zijn prozaïsche vrouw. Verder kent de roman een minder dramatische afloop dan het stuk: Victor en Martha overleven de ontknoping en hernieuwen hun huwelijkse liefde. Die afloop was Martha al voorspeld door haar tante, die bij het paar inwoont en had opgemerkt dat de liefde van Victor voor haar nicht was bekoeld. Zij vertelt Martha om haar te troosten en raad te schaffen een oud, romantisch verhaal van een waarzegster en een galg, waarin de heldin erin slaagt de liefde van haar overspelige man terug te winnen (p. 313-316). Daartoe moest de wanhopige jonge vrouw een pluk haren van een dief afknippen die aan de galg bungelde - tante dweept met fantastische romans vol moordenaars en gruwelen. Die haren vormden een ingrediënt van de toverdrank die de waarzegster bereidde voor de ontrouwe echtgenoot; verder ging er nog een pasgeslachte zwarte kip in. 's Nachts begeeft de vrouw zich op pad naar het galgeveld om haar akelige werk te doen. Ze is halverwege de ladder opgeklommen die zij tegen de galg had geplaatst, als zij een rijtuig hoort naderen en de luide lach van haar man verneemt. Van schrik en verdriet valt ze van de ladder. Haar man, die met een actrice op weg was naar een rendez-vous laat het rijtuig halt houden, stijgt uit en herkent zijn vrouw. Door spijt en schaamte overmand brengt hij haar met het rijtuig terug naar de stad, waar hij haar opnieuw zijn liefde betuigt. Martha lacht haar tante uit om dit dwaze verhaal, maar besluit althans het eerste | |
[pagina 294]
| |
deel ervan ter harte te nemen en een plaatselijke roddeltante, die veel weg heeft van een toverkol, te bezoeken, om zo iets meer te vernemen over het geheime liefdesleven van Victor. Nog voor Martha een woord tot haar gesproken heeft, weet mevrouw Forrest waarvoor zij gekomen is, net als de waarzegster in het verhaal. Zij licht Martha in over de bezoekjes van Victor aan Rosette, en biedt haar een kopje (zwarte-) kippebouillon aan om van de aandoeningen te bekomen. De dolle achtervolging per rijtuig, de verwonding en aansluitend daarop de verzoening vormen een variatie op het eind van tantes romantische verhaal, dat zij had gelezen bij Florian of Marmontel, zoals ze later verklaart (p. 372).Ga naar eind6 De goede afloop van Victor verloopt dus volgens het stramien van de hyperromantische lectuur van tante Bellaert. Wie deze roman wegens zijn gelukkige afloop zou willen karakteriseren als ‘idealistisch’, zou zich dus tegelijkertijd deerlijk vergissen en een waarheid als een koe debiteren. De ontknoping kan immers beschouwd worden als een soort pastiche op de keukenmeidenpulp waarin zo'n ontknoping was voorgeschreven. | |
‘Belle dame sans merci’De vergelijking tussen Dalila en Victor brengt ook de vraag met zich mee of Rosette op prinses Falconieri lijkt, de wrede verleidster, die André Roswein in het ongeluk stort. Rosette is wreed en koket, en bij vlagen realiseert Victor zich dat ook (p. 304); zij flirt schaamteloos met hem en wordt boos als hij niet op haar uitnodigingen ingaat (p. 288). Victor twijfelt over haar bedoelingen, maar noemt haar bij zichzelf een slechte vrouw als zij hem inderdaad probeert te verleiden, ‘een schandvlek voor haar geslacht, een van die met welke een man als Victor, geacht leeraar, rechtsgeleerde, huisvader, kiezer, ja wat niet al, niets te doen mocht hebben [...]’ (p. 290-291). Andere gedachten verdringen die overtuiging weer; zij blijft toch de ‘fee zijner jeugd’ en de ‘engel zijner phantasie’. Maar bovenal is er het schuldige besef dat hij er zelf voor had gezorgd dat zij een slechte, ongelukkige vrouw was geworden. Als student had hij haar hart gebroken en toen zij hem ten tweeden male nodig had, om haar weg te halen van haar wrede man, liet hij het opnieuw afweten. Hij bleef daardoor trouw aan Martha, maar zijn schuld tegenover Rosette werd erdoor vermeerderd: op haar verricht hij de ‘vivisectie’ van de idealistische Don Juan. Aan het eind van het boek ziet Victor haar nog éénmaal, in Brussel, als zij als een furie in een rijtuig voorbijrijdt. Men noemt haar dan ‘geheel déclassée en even buitensporig en excentriek als de dolste demi-mondaine’ (p. 375) en er wordt verteld dat de aanleiding tot haar gedrag een ongelukkige jeugdliefde moet zijn geweest. ‘Het type van de prinses in Dalila, die langzaam, met een wreedaardig genoegen, het jonge talent uitput en verstikt, zich vermeiend in zijn stuiptrekkingen, heeft jarenlang eene geheele litteratuur beheerscht [...]’, zo schrijft Van Loghem in zijn studie over Octave Feuillet in de reeks Mannen van beteekenis in onze dagen.Ga naar eind7 Het lijkt alsof Van Loghem met de figuur van Rosette een variant van dat type heeft willen geven met een psychologische dimensie, een femme fatale die zelf het eerst slachtoffer is geworden van de hartstocht. Maar Rosette is niet de enige vrouw met heerszuchtige trekken in het boek: | |
[pagina 295]
| |
Martha en de professorsvrouw laten zich ook kennen als tirannieke personen, zij het niet als ‘femmes fatales’. Martha schijnt Victor ‘eene spin, die hem van alle kanten omstrikte, en hem weerloos en nietswaardig achterliet’ (p. 110) en de kiemen van het artistieke gevoel in hem doodt door haar botte onverschilligheid. Mevrouw Hirschheim, de vrouw van Agees professor, die dolgraag haar dochter wil slijten, dreigt de onwillige huwelijkskandidaat met de dood van Mina, zijn eerste verloofde. Als hij niet haar dochter het hof wil maken, zal zij Mina, die nog steeds herstellende is van haar aandoening, een briefje sturen waarin ze onthult dat haar verloofde eigenlijk op haar dood zit te wachten om met een ander meisje uit vrijen te gaan. Zij weet dat de schok van zo'n bericht het zwakke meisje zeker zou doden (p. 187). | |
LidewydeEr is in de hele geschiedenis een vage reminiscentie aan Busken Huets roman Lidewyde (1868) en dat blijkt niet toevallig: voor de compositie van zijn boek heeft Huet zich laten inspireren door Feuillets Dalila.Ga naar eind8 Ook in Lidewyde zijn er overeenkomsten en verschillen met het Franse stuk, maar waarschijnlijk is het verband tussen Lidewyde en Dalila duidelijker en dwingender dan dat tussen Van Loghems roman en het stuk van Feuillet. Toch komt door een vergelijking met de wijze waarop Huet met de stof van Dalila is omgesprongen, het eigene van Victor beter uit. Is het thema van Huets roman de onontkoombare, verwoestende uitwerking van de passie, Van Loghem bewaarheidt in zijn boek de opvatting van de boze genius Carnioli: het huwelijk is een domper, waaronder elke vonk van genie moet uitdoven. André Kortenaer, de held uit Lidewyde,Ga naar eind9 is in veel opzichten het tegendeel van Victor Rathenius: hij is egoïstisch en gevoelloos. Van schuldgevoel heeft hij geen last. Een personage dat de rol van Carnioli vervult, zoals Ruardi (en Oom Timmermans) in Huets boek, ontbreekt in Victor, of, juister, zo'n personage is versmolten met de hoofdfiguur in die roman (‘Carnioli's woorden ruischten hem in de ooren met alles overheerschende, overstelpende kracht’, p. 121). Daardoor is Victor Rathenius in psychologisch opzicht complexer dan André Kortenaer (of André Roswein uit Dalila): hij ondermijnt zèlf zijn huwelijk. Lidewyde is enkel verholen harteloosheid; haar tegenspeelster in Victor is toch op de eerste plaats zelf een slachtoffer van de passie. In Van Loghems roman wordt althans een aanzet gegeven tot een verklaring van Rosettes gedrag. | |
KunstenaarschapVoor Victor zijn hartstochtelijke liefde en kunst onlosmakelijk met elkaar verknoopt. Van beide verwacht hij een intens, compromisloos leven waarin al zijn idealen en fantasieën in vervulling zullen gaan. Rosette wordt de leidsvrouwe door dit leven, naarmate Martha hem verder wegvoert van zijn jeugddromen, ‘het eenige venster in zijn leven, waardoor hij de volmaaktheid van verre kon aanschouwen’ (p. 321). Het portret dat Victor als student van haar had gemaakt en waarvan hij later | |
[pagina 296]
| |
alsmaar geen afstand kan doen, symboliseert Rosettes dubbele rol van muze en minnares. Als zij hem in Brakkelande uitnodigt haar portret te komen schilderen, vat hij dat zonder meer op als een uitnodiging tot ontrouw (p. 305). Op een ander moment verbeeldt hij zich dat juist het jeugdportret ervoor kan zorgen dat de verhouding schuldeloos blijft: ‘De kunst zou een heilige talisman, een teeken van loutering en reinheid zijn, eene beschermende kracht, een waarborg en zekerheid.’ Pas als hij besloten heeft zich onvoorwaardelijk aan haar passie over te geven, blijkt haar rol als muze uitgespeeld. De kans om het genot te proeven in de kunst is verkeken, alleen aan de boezem van Rosette kan hij zich daarvoor schadeloos stellen: Een koortsachtige lust om eindelijk te leven, eindelijk te genieten van hartstochtelijke liefde en betooverende schoonheid, eindelijk, eer het te laat was, den vollen beker des levens te ledigen, den levensdroom te droomen met haar, die hem kon deelen, uit haar blik sympathie te drinken voor al wat hij had kunnen zijn en nog kon zijn, deed het bloed in zijne aderen bruisen. Hij zou nu den hartstocht, die alleen aan het leven waarde geeft, niet laten voorbijgaan; hij zou, nu alles verloren was, en het leven hem geen enkele hoop, geen enkele schoonheid meer bood, althans deze godengave, eene nieuwe lente van liefde en liefdesgeluk en verrukking, niet versmaden. Het zou immers het laatste oogenblik geweest zijn? In den anderen hemel, dien der kunst, rees nu een jonger geslacht reeds op, en nam de plaats in, waar hij had moeten geweest zijn, indien hij iets had kunnen zijn. Zij maakten zich naam, zij genoten den roem, zij streefden en werkten en schiepen meesterstukken en smaakten voldoening van wat zij dachten en deden. Zijn tijd ging voorbij, weldra zou hij voorbij zijn, voor alles. Hij had niets te verschuiven meer, niets te verliezen, niets te verzuimen, dan dit oogenblik van weelde nog. (p. 322-323.) Aan Martha legt hij uit wat het kunstenaarschap voor hem inhoudt: ‘wat schoons te maken, een ander te doen gevoelen, wat men zelf, door te zien of te hooren, gevoeld heeft; dat alleen is de moeite waard, dat men er voor leeft’ (p. 205). Hij verlangt naar een ‘kunstbad’, een ‘opgaan in de kunst, als de zielen in Boeddha’ (p. 210) en maakt zich bezorgd dat ‘met elken dag, met het verdwijnen der jeugd, die gevoeligheid voor veelsoortige indrukken, die gloed en geestdrift en werkkracht, die den dichter, den schilder, den wijsgeer, den scheppenden musicus maakt, door het niet gebruiken er van verstompte’ (p. 264). Hij stelt zichzelf voor als de schilder Hans Makart in zijn atelier vol weelderige decoraties; als dichter is zijn ideaal ‘gedachten weer te geven in klanken en woorden, wier juistheid hun welluidendheid zou evenaren’ (p. 262, 263). Maar ten slotte meent hij dat een jonger geslacht hem al is vóór geweest (p. 322). Victors artistieke neigingen spruiten voort uit zijn romantische gevoeligheid - hij kan ‘dronken’ worden van muziek en opgewondenheid (p. 58) -, en hier en daar wordt gesuggereerd dat het allemaal inbeelding is, ‘hersenschimmen [...] die te levendiger waren, omdat zij zich nooit aan de werkelijkheid gestooten hadden, en hij niet de moeiten en bezwaren en teleurstellingen van een werkelijk kunstenaarsleven ontmoet had’ (p. 266-267). Maar er zijn ook passages aan te wijzen waarin de vertelinstantie een milder oordeel velt over Victors kunstenaarschap: ‘Victors talrijke “liefhebberijen”, zijn schilderen, zijn componeeren, zijn verzen maken, vonden hun grond in dien drang tot scheppen, die enkelen onderscheidt, en die slechts een vaste volhardende leiding in een bepaalde richting behoeft, om talenten te vormen; in die geestdrift, die geen edel doel onbereikbaar voor het vurig streven acht, en voor het | |
[pagina 297]
| |
hoogste ook alles wil geven’ (p. 119). In elk geval komt er te weinig uit zijn handen om zijn talent te beoordelen, alleen het jeugdportret van Rosette, dat in een afgelegen hoek van een expositiezaal gehangen heeft, en een novelle, die na lang soebatten wordt afgedrukt in een literair tijdschrift. | |
BesluitDe objectiviteit waarmee het verhaal verteld wordt, maakt het moeilijk te beslissen of het boek nu ‘goed’ of ‘slecht’ afloopt. Er is sprake van een gelukkig einde als men zich op het standpunt stelt dat Victor niet heeft toegegeven aan zijn dwaze dagdromerijen over kunst en passie, maar het eindoordeel moet anders luiden voor wie meevoelt met de gefnuikte kunstenaar. De terreur van zijn jaloerse vrouw, die Victor belaagt met huiselijkheid en kopjes thee zodra hij zich even terugtrekt om een boek in te zien of iets te schrijven, en de koele vaststelling aan het slot dat Victor een alledaagse huisvader is geworden, brengen de lezer ertoe te kiezen voor de tweede optie. Maar de schaamteloze flirt van Rosette en Victors hersenschimmen die daarvan het gevolg zijn, ‘waarbij werkelijkheid, maatschappij, plicht en banden van geen belang geacht werden’ (p. 287), moeten de mening doen post vatten dat het verstand en verantwoordelijkheidsgevoel gewonnen hebben. Of is er nog iets anders aan de hand met Victor? Nadat Taco de Beer in De Portefeuille van 5 mei 1888 de roman negatief had besproken - hij vond vooral de afloop on bevredigend en verlangde te weten ‘of Victor nog iets wordt in 't leven, of dat hij alleen een plantenleven leidt’ - schreef hij twaalf jaar later in Noord en Zuid dat het boek een sleutelroman was: ‘Wie geheel achter de schermen kijkt, herkent een klein landstadje met zeer bekende en sprekend gelijkende figuren. Dat hebben velen kwalijk genomen.’Ga naar eind10 Van enige discussie over de stofkeuze blijkt niets in de geraadpleegde kritieken.Ga naar eind11 Mogelijk bedoelt De Beer ook niet een echt, maar een literair landstadje, gesitueerd in een ander boek, misschien Duinendaal in Huets Lidewyde? Zijn opmerking blijft vooralsnog raadselachtig. In elk geval zal na het voorafgaande duidelijk zijn dat de ‘idealistische basiskenmerken van de heldhaftige hoofdpersoon, de goede afloop, de sturende verteller en de ingewikkelde intrige’ die Jacqueline Bel opsomt,Ga naar eind12 in Victor goeddeels ontbreken. Victor lijdt aan een ‘moderne’ twijfel, het is nog maar de vraag of de afloop gelukkig is wegens het ontbreken van vertellerscommentaar, terwijl er meer wordt getobd dan gehandeld. Tegelijkertijd is duidelijk dat Frans Netscher gelijk heeft als hij in de genoemde recensie in Nederland Van Loghems roman minder ‘modern’ noemt dan de twee andere boeken die hij bespreekt: Emants' Juffrouw Lina en Couperus' Eline Vere. Maar zijn motivering van dat oordeel, die inhoudt dat Van Loghem niet ‘doodeenvoudig, leukweg als een oprecht artiest, eenig individueel werk’ gegeven heeft, voldoet ons niet, evenmin als de vaststelling dat het boek een overgangsroman is. Begin- en eindpunt van de ontwikkeling van de overgangsroman zijn immers niet zo welomschreven als het gebruik van dat begrip, juist ook in de moderne literatuurgeschiedenis, suggereert. Wat er ‘ouderwets’ is aan Victor kan, ook na het onderzoek van Jacqueline Bel, alleen nog maar tentatief worden omschreven: het | |
[pagina 298]
| |
betreft vormkwesties, zoals de inkleding van gesprekken en bepaalde ‘gevoelige’ tafereeltjes, zoals het optreden van Agees zusjes Pietje, Mietje en Grietje. De waardering van Victor als roman staat los van deze literairhistorische overwegingen: er zal thans niet veel verschil van mening bestaan over de uitspraak dat Eline Vere en Juffrouw Lina betere boeken zijn. Het is niettemin zeker de moeite waard ook het overige werk van Van Loghem, proza en poëzie, opnieuw te bestuderen. Ook in het verhalende gedicht Walter (1892) komt een toneelstuk voor waarvan de inhoud samenvalt met de verhaalwerkelijkheid. Het thema van Victor, de teloorgang van de romantische voorstellingen van de jeugd, keert terug in ‘Ayesha’, het eerste gedicht uit Van eene sultane en andere gedichten (Sneek, 1884). Daarin bemint een jonge student een haremdame op een prent aan de muur van zijn kamer. Zij noemt zichzelf een dochter ‘van Lord Byron, / Van Murger en van Gautier’, en biedt de jongen aan met haar mee te dromen ‘'t Lied der bonte romantiek’. Als een Scheherazade vertelt zij hem duizend-en-één sprookjes, waardoor hij in verrukking raakt en vervuld wordt van een verheven idealisme. Maar allengs vergeet hij haar: zij wordt ‘spraakloos, als weleer’. Het prozaïsche leven heeft zijn tol geëist: Jaren vloden; stof en schaduw
Dekten 't bleeke vrouwenbeeld,
Dekten al den wond'ren rijkdom,
Dien zij hem had meegedeeld.
Elke illusie, ijdel blijkend
Met den jaarkring die vervloog,
Sloeg de gouden vleug'len open
En verdween in 't blauwe omhoog.
Werk'lijkheid had gulden vruchten,
Voor zijn voeten opgegaard,
Waren zij de zeepbelkleuren
Van Ayesha's droomen waard?
Vele. vele jaren later
Zag hij nog Ayesha weer,
En hij kende nauw de trekken
Van zijn ranke liefste weer.
Al haar schoonheid was verdwenen
Met den drang van 't gloeiend hart,
En hij weende één laten traan nog
Om zijn oude liefdessmart.
Adres van de auteur: Pierre Bayle-Instituut K.U.N., Erasmusplein 1, NL-6525 HT Nijmegen |
|