Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 108
(1992)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Petra Berendrecht
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreef het werk - volgens eigen zeggen op verzoek van zijn directe omgeving - met de bedoeling het historische bijbelverhaal met de bijbehorende glossen in een lopend, chronologisch verband samen te brengen. Wat hij wilde was een compendium van bijbelse geschiedenis samenstellen, waarin de kennis van eeuwen bijbelstudie (van de patristieke tot en met zijn eigen tijd) overzichtelijk werd weergegeven. Dat Comestors opzet slaagde, blijkt uit het feit dat de HS reeds voor het eind van de eeuw door Steven Langton en Petrus Cantor van glossen werd voorzienGa naar eind8 en dat de paus de HS in 1215 op het vierde Lateraanse Concilie goedkeurde, waarna het werk in 1228 bij decreet door het Generaal Kapittel van Parijs verplicht werd gesteld bij de studie van de theologie.Ga naar eind9 De achtergrond waartegen we het ontstaan van het werk van Comestor moeten plaatsen wordt gevormd door de veranderde houding ten opzichte van de bestudering van de bijbel, en vooral ten opzichte van de bijbelexegese.Ga naar eind10 De HS is een synthese van twaalfde-eeuwse bijbelgeleerdheid waarin traditionele christelijke elementen, de kennis van de kathedraalscholen, de geleerdheid van de abdij van Saint VictorGa naar eind11 en de herleefde interesse in Hebreeuwse exegese verenigd zijn.Ga naar eind12 De verdienste van Comestor is dat hij deze factoren heeft weten te verenigen tot een werk dat een rijke inhoud combineert met een eenvoudige vorm (waarbij de wereldkroniek hem als model diende). In de opzet die Comestor voor zijn HS gekozen heeft, ligt waarschijnlijk de reden voor zijn succes.Ga naar eind13 Want behalve dat het werk gebruikt werd aan universiteiten en scholen, werd het in de tweede helft van de dertiende eeuw in verschillende volkstalen bewerkt.Ga naar eind14 Daar over de relatie tussen de Middelnederlandse bewerking en Comestors werk weinig bekend isGa naar eind15, spreekt men meestal over Maerlants tekst als een (verkorte) berijmde vertaling of bewerking: ‘Ook dit is eene navolging uit het Latijn, en wel van Petrus Comestor's Historia Scholastica. [...] Hij vertaalde het boek, maar met groote vrijheid; want hij streefde er doorgaans naar zijn voorbeeld te bekorten’Ga naar eind16. Sinds Jonckbloet deze woorden schreef, is die typering niet wezenlijk veranderd, al tracht men wel globaal aan te geven welke grotere veranderingen Maerlant heeft aangebracht: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Maerlant übersetzte die Hist. schol. nicht wörtlich; vieles überschlug und verkürzte er. Die Additiones nahm er im allgemeinen nicht auf, dagegen arbeitete er meistens die Incidentia in den Text ein.Ga naar eind17 Ferner enthält das Werk eine Reihe von Zusätzen, die gelegentlich aus der Vulgata stammen. Eine typische Art von Zusätzen sind die Anspiegelungen auf das Neue Testament, die regelmässig vorkommen.’Ga naar eind18 Deze nog steeds vrij oppervlakkige typering zal echter, wil men inzicht krijgen in Maerlants bewerkingstechniek, nader gespecificeerd moeten worden. Welke keuzes heeft Maerlant zowel op macro- als op microniveau gemaakt? Oftewel: hoe worden de verschillende bijbelboeken behandeld, welke boeken worden meer of minder bekort, is er een patroon te ontdekken in de informatie die Maerlant weglaat en welke lijnen volgt hij binnen het verhaal? Het antwoord op deze vragen zal een aanzet moeten zijn tot verdere en gedetailleerdere studie van de Scolastica. Ik beperk mij hier - vanwege de omvang van de beide werken - tot een verkennend onderzoek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maerlants bewerkingstechniekWerd de HS geschreven als handboek van bijbelse geschiedenis dat als zodanig zowel aan de universiteiten als daarbuiten fungeerde, wat Maerlant met het vertalen van dit geleerde naslagwerk beoogde, is veel minder duidelijk. Dat hij de Scolastica in elk geval met een andere doelstelling en voor een ander publiek schreef dan Comestor, wordt duidelijk als men beide werken naast elkaar legt. De HS (in proza) is gestructureerd en overzichtelijk ingedeeld in boeken en capittels, incidentia en additiones, terwijl de Scolastica een doorlopende berijmde tekst is waarvan de onderafdelingen hoogstens worden gemarkeerd door lombarden.Ga naar eind19 Van Herwaarden ziet in de vorm waarin Maerlant zijn Scolastica gegoten heeft (‘een epos’, een ‘historisch leerdicht’) een aanwijzing om het werk als bestemd voor ‘min of meer geletterde, althans niet geheel ongecultiveerde adellijke lieden’ te beschouwen.Ga naar eind20 Het feit dat de handschriften waarin de tekst is overgeleverd vaak verlucht zijn - een verschijnsel dat zich bij verwante werken elders ook voordoetGa naar eind21 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-, wijst eveneens in de richting van een adellijk publiek. De opdrachtgever (‘mijn goede vrient’ - vs. 27082) van Maerlants tekst is evenwel niet met name bekend. Of deze hypothese gesteund wordt door de wijze waarop Maerlant de HS bewerkt heeft, zal moeten blijken. Met de bevindingen van K. Goudriaan die Maerlants bewerking van het Genesisdeel bekeken heeft, beginnen bepaalde contouren zich in ieder geval af te tekenen. Goudriaan gaat uit van de vraag hoe Maerlant de bewerking van de HS heeft aangepakt: ‘Hoe bewerkt men een wetenschappelijk studieboek tot een episch geschiedverhaal in de trant van de Historie van Troyen of Alexanders Geesten?’ Ter beantwoording van de vraag wat en hoe Maerlant wegliet, maakt hij onderscheid tussen de regelmatige verdunning die Maerlant, passage voor passage, op de HS toepast (bewerking op micro-schaal), en meer grootschalige ingrepen die tot verandering van de algehele opbouw leiden: weglating of omzetting van complete episoden en toevoegingen van grotere omvang. Door de bank genomen blijken de veranderingen op micro-niveau van groter gewicht te zijn dan die op macro-niveau. Zo neemt Maerlant de meer technisch-wetenschappelijke notities die verstrooid zijn over Comestors tekst (bronvermeldingen, vertalingsvarianten, etymologische verklaringen) in het algemeen niet over, laat hij Comestors polemieken evenals zijn ‘quaestiones’ gewoonlijk weg, en kiest hij waar hij wordt geconfronteerd met alternatieve verklaringen doorgaans resoluut voor één ervan (en verzwijgt de overige). Heel goed vertegenwoordigd in Maerlants tekst zijn daarentegen, afgezien van het bijbelverhaal zelf, gegevens van chronologische, geografische en cultuurhistorische aard, terwijl Maerlant ook het merendeel van de apocriefe toevoegingen aan het bijbelverhaal uit de HS overneemt. Op macro-niveau constateert Goudriaan slechts drie wijzigingen van enige importantie: Maerlant voegt een aantal typologieën in, laat daarentegen een aantal scènes die bij Comestor wel te vinden zijn weg en bekort enkele andere episoden opvallend sterk. Factoren als compositie en informatie-dichtheid (selectie) spelen bij die weglatingen en bekortingen uiteraard een rol, maar over het algemeen zal men de individuele gevallen afzonderlijk moeten bekijken en verklaren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Samenvattend zou men kunnen zeggen dat Maerlants bewerking van de Historia Scholastica leidt tot een sterke concentratie op het narratieve, het epische, de “geesten”, maar dan wel zó dat de verhaalde feiten en gebeurtenissen nauwkeurig worden verankerd in tijd en plaats en dat naast het puur verhalende nog heel wat encyclopedisch materiaal is blijven staan.’Ga naar eind22 Of de door Goudriaan in het boek Genesis geconstateerde tendensen ook op macro-niveau aanwijsbaar zijn, zal in de loop van dit artikel blijken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijking van de tekstenVoor de Scolastica-tekst heb ik gebruik gemaakt van de editie-Gysseling (vs. 1-27081), naar het oudst bewaarde handschrift. Van de HS bestaat maar één (wijd verspreide) wetenschappelijk bruikbare uitgave, die van Migne uit 1855.Ga naar eind23 De grootste handicap bij dit onderzoek is dat een filologisch bevredigende grondslag voor de vergelijking op basis van de beschikbare tekstedities ontbreekt.Ga naar eind24 Maar aangezien het hier vooral om een verkennend onderzoek naar de globale bewerkingswijze gaat en niet om Maerlants gedetailleerde vertaaltechniek, kan deze klip voorlopig worden omzeild. Bovendien is uit een steekproefsgewijze vergelijking met een aantal handschriften en incunabelen gebleken dat inhoudelijke afwijkingen ten opzichte van de door Migne bezorgde tekst in de overlevering van de HS opvallend gering zijn.Ga naar eind25 In de editie-Migne bestaat de HS uit twintig boeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua, Richteren, Koningen I-IV, Tobias, Ezechiël, Daniël, Judith, Esther, Maccabeeën I-II, de Evangeliën en de Handelingen der Apostelen. De eerste negentien boeken zijn geschreven door Comestor, het laatste is er later aan toegevoegd door Petrus van Poitiers.Ga naar eind26 Maerlant heeft de Handelingen niet opgenomen in zijn Scolastica. Hij besluit zijn bewerking met een vertaling van Marcus 16, 20 (HS-cap. 198, r. 35-38): Dar na ghinghen si omtrent
Predicken in menegher stede
Ende ons here wrochte mede
Met miraclen die si daden
(vs. 27077-27080)Ga naar eind27
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals bekend voegt Maerlant in plaats van de Handelingen op verzoek van zijn goede vriend de Wrake van Jerusalem aan de Scolastica toe.Ga naar eind28 Om een eerste indruk te krijgen van de bewerking die Maerlant toepast op de HS, heb ik het aantal regels dat Comestor aan een bijbelboek wijdt vergeleken met het aantal verzen bij Maerlant. Die telling resulteert in het volgende staatje:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gemiddelde verhouding komt zo op 79%, oftewel 21% bekorting bij Maerlant ten opzichte van Comestor. Hoewel het misschien voor de hand ligt bij vergelijkend onderzoek uit te gaan van het gemiddelde, heb ik ervoor gekozen mij hier te richten op de boeken die de grootste afwijking ten opzichte van de gemiddelde mate van bewerking vertonen, omdat (waarschijnlijk) juist in de zeer beknopte en meest uitgebreide behandeling van bijbelboeken de fundamentele keuzes van Maerlant zichtbaar worden. Een mogelijk gevolg van deze benaderingswijze is dat nuanceringen die Maerlant op micro-niveau heeft aangebracht enigszins onderbelicht blijven, omdat vooral de grotere afwijkingen aan bod zullen komen. Deze inconsistentie hoop ik te kunnen ondervangen door aan het slot van dit artikel mijn bevindingen naast die van Goudriaan te plaatsen, die zich immers juist op het micro-niveau geconcentreerd heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sterk bekortende bewerkingenRichten we ons eerst op de bekortingen dan is één van de dingen die opvallen aan het overzicht dat Maerlant het boek Ruth in z'n geheel overslaat. Nu is hier in zoverre iets bijzonders aan de hand, dat dit in de HS het enige boek is dat niet als zelfstandig, afgebakend geheel is opgenomen. Het vormt het 23ste, tevens laatste hoofdstuk van het boek Richteren.Ga naar eind29 In de Scolastica vinden we op deze plaats niets over Ruth terug: Maerlant stapt van HS-cap. 22 direct over naar het eerste boek Koningen. Dat hij het boek over het hoofd zal hebben gezien, is onwaarschijnlijk, daar Ruth met 177 regels een van de langste hoofdstukken in de HS is. De meest waarschijnlijke conclusie luidt dan dat de reden waarom Maerlant de geschiedenis van Ruth heeft overgeslagen van inhoudelijke aard moet zijn. Maar heeft Maerlant het boek Ruth inderdaad zonder meer overgeslagen? Daar Comestor het in de HS heeft opgenomen moet het toch van belang zijn binnen de chronologie van het bijbels geschiedverhaal. In de laatste twee regels van het hoofdstuk over Ruth wordt dat belang duidelijk: uit het huwelijk van Ruth en Boaz | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt Obed geboren: Hic est pater Isai patris David (1295, 15-16). De afstamming van David vermeldt Maerlant pas in het boek Koningen I (vs. 9115-9154) en daar lezen wij: Salmon wan booz den here
Dar siden an met groter eere
Huwede een wijf alse wijt horen
Die ruch [= ruth] hiet van moab gheboren
Ende voer dor onsen heren minne
Van hedinscen volke juedinne
Ende an hare wan hi na de wet
Eenen sone die hiet obeth
Obeth die wan ysai
Dar die scrifture of tellet mi
Dat hi mede iesse hiet
Die iesse des ne tviuelt niet
Was des coninx dauids vader
Dus quam sijn gheslachte al gader
(vs. 9137-9150)
Op deze plaats (tussen cap. 16 en 17 van Koningen I) rept Comestor met geen woord over Davids voorvaderen: de invoeging - een inhoudelijke verschuiving over zo'n 700 verzen - is van Maerlant zelf.Ga naar eind30 Hoewel Maerlant het boek Ruth dus wel moet hebben gekend, blijft het feit dat hij haar geschiedenis niet vertelt. De reden daarvoor kan alleen maar zijn dat het levensverhaal van Ruth niet in de optiek van Maerlant paste. In de proloog tot de Scolastica zegt hij over zijn bedoelingen het volgende: So bem ic danne onuervaert
vraie rjme te bringhene vord
van ere gesten die ic begard
hebbe. te ontbindene jn dietsche word
Scolastica willic ontbinden
Jn dietsche word vten latine
(vs. 17-22)
Maerlant noemt Comestors werk dus ‘ere gesten’ en ook zijn eigen werk typeert hij tweemaal als geschiedverhaal: ‘dese ystorie’ en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘deser geste’ (vs. 37 en 43). Laten we het boek Tobias en de Evangeliën een ogenblik buiten beschouwing, dan blijkt Maerlants belangstelling zich in grote lijnen toe te spitsen op de verhalende historie, de geschiedenis van onderlinge strijd, van oorlogen en heldendaden ten tijde van de grote leiders van het Joodse volk (de boeken Jozua, Richteren, Koningen, Esther, Maccabeeën). Het ‘idyllische’ levensverhaal van Ruth, waarin we van dit alles niets terugvinden, zal vanuit dat oogpunt inderdaad niet interessant zijn geweest voor Maerlant.Ga naar eind31 Bekijken we vervolgens welke boeken Maerlant het meest bekort: Leviticus, Deuteronomium en Ezechiël. Wat betreft de eerste twee boeken, de boeken der oude wetgeving, hiervoor geldt - net als bij het boek Ruth - dat zij slechts in beperkte mate aan het gestelde criterium van de ‘geeste’ beantwoorden en dat Maerlant ze dienovereenkomstig heeft bekort. Bij de overgang naar Leviticus zegt hij dat ook met zoveel woorden: Maer weet wel dat mine roec
De sacrificien te bescriuene
Het ware mi pijnlic te bedriuene
Ende leec volc soud qualic verstaen
Ter ystorien willic gaen
(vs. 5214-5218)
Naast enkele meer algemene geboden neemt Maerlant vooral die informatie uit de HS over die te maken heeft met de priesterwijding van Aaron. Daarbij trekt hij steeds de vergelijking tussen de voorwaarden die aan dat oude priesterschap verbonden waren en de ceremoniële plechtigheid waarmee de wijding gepaard ging, en zijn eigen tijd: ‘Also souden nv ter stont / Met recte die papen wesen’ (vs. 5240-5241), en: ‘Dit doet die bisscop openbare / Alse hi die heleghe kerke wijt / Ende met worden benedijt’ (vs. 5276-5278).Ga naar eind32 In Maerlants bewerking van Deuteronomium kunnen we onderscheid maken tussen meer verhalende informatie (met bijzonderheden over de laatste dagen van Mozes; vs. 6305-6342, 6399-6442) en een deel waarin de geboden van de oude (de MozaïscheGa naar eind33) wet aan de orde komen (vs. 6343-6398). Binnen dit laatste gedeelte neemt het gebod God lief te hebben en dankbaarheid te tonen voor Zijn weldaden de belangrijkste plaats in (vs. 6343-6386); enkele andere | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboden vat Maerlant in een paar regels samen (vs. 6387-6398). Hoewel Ezechiël een geheel andersoortig bijbelboek is, geldt hiervoor in principe hetzelfde als voor Leviticus en Deuteronomium: Maerlant kiest die episoden uit de HS die passen binnen het narratieve geschiedverhaal dat hij wil schrijven. Hij vat de door Comestor beschreven visioenen in negen verzen samen (vs. 16224-16232) en vertelt verder alleen over het leven en sterven van de profeet. De reden waarom Maerlant de visioenen niet overneemt, zal gelegen zijn in de aard van Ezechiëls visioenen, die niet bijdragen aan het geschiedverhaal doch op zichzelf staande ontmoetingen van Ezechiël met God zijn.Ga naar eind34 Daarnaast bestond wellicht het gevaar dat leken de visioenen zelfstandig zouden gaan uitleggen. Opvallend is namelijk dat Maerlant enkele visioenen van Daniël, die vaak ook meer droomuitleggingen met een voorspellend, heilshistorisch karakter zijn, wèl overneemt.Ga naar eind35 Maar bovenal sluit het boek Daniël inhoudelijk veel beter aan bij de rest van de Scolastica, daar over Daniëls leven en daden in de bijbel veel meer wordt verteld. Vervolgens zijn er twee categorieën met bekortingen die aandacht vragen. De ene categorie betreft grote weglatingen en bekortingen waarvan het opmerkelijk is, dat Maerlant ze met zoveel woorden verantwoordt. Zo zegt hij bijvoorbeeld over HS - Exodus 42 (De judiciis): Dar dede hem [mozes] god ghebode verstaen
Die hier niet harde nutte ne waren
Bedi laticker vele varen
Want al der ouder wet bestaet
(vs. 4638-4641)
Voor het niet beschrijven van de joodse feesten (vs. 6250-6254 - Numeri 39-42, 44-47) geldt dezelfde reden: zij behoren tot de oude wet.Ga naar eind36 Ook geeft Maerlant aan waarom hij de beschrijvingen van de tabernakel (vs. 4715-1718 - Exodus 45 ev.) en de tempel (Koningen III, 8 ev.) zal inkorten: Mar dat wonder van den werke
Also alst bescriuen clerke
Es mi te lanc in dietsce word
Ende vd te bringhene vord
(vs. 11294-11297)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat Maerlant zijn publiek meedeelt dat hij de beschrijvingen van de tabernakel en de tempel inkort, omdat een volledige beschrijving te lang zou worden en hem te veel moeite zou kosten, is wellicht niet zo vreemd. Maar wat te denken van de vermelding dat hij dat wat tot de oude wet behoort (en hier ‘niet harde nutte’ is), niet opneemt? Waarom verantwoordt hij dit soort weglatingen? Het lijkt erop dat Maerlant van de oude wet vooral dat overneemt waarmee zijn lekenpubliek bekend was. Naast enkele meer algemene geboden is dat bijvoorbeeld het expliciteren van bepaalde rituelen die in de liturgie belangrijk waren. De zuiver Hebreeuwse voorschriften en feesten zullen daarentegen bij Maerlants gehoor geen weerklank hebben gevonden. Dat ook een algemeen anti-Joods sentiment hierbij een rol speelde, lijkt aannemelijk.Ga naar eind37 Het belang om een lekenpubliek kennis te doen nemen van de Hebreeuwse geboden en gebruiken (en de uitleg daarvan) zal in Maerlants ogen te gering zijn geweest; de weglating ervan wordt echter - daar het toch om gewijde voorschriften gaat - wel vermeld.Ga naar eind38 De andere categorie bestaat uit hoofdstukken die Maerlant stilzwijgend overslaat. Ook hierbij gaat het veelal om hoofdstukken die Hebreeuwse voorschriften en wetten bevatten, bijvoorbeeld Numeri 6 (de wet op de jaloersheid) en Deuteronomium 15 (over het zwagerhuwelijk); om enkele capittels die Comestor aan de uiteenzetting van meningen van verschillende autoriteiten heeft gewijd, zoals Evangeliën 146 en 185 (over het eeuwige vuur en over het uur van de verrijzenis); maar ook om capittels met historische gebeurtenissen. Zo vertelt Comestor in Koningen II, 20 hoe de Gabaonieten ten tijde van David een bloedschuld vereffenen met het huis van Saul. Een gebeurtenis die we bij Maerlant niet beschreven vinden, wellicht omdat de materie van bloedschuld hem tegenstond.Ga naar eind39 Concluderend kunnen we zeggen dat Maerlant meer nog dan Comestor kiest voor de chronologische lijn van het narratieve geschiedverhaal (de ‘geeste’). Dit resulteert hierin dat hij het merendeel der Hebreeuwse gebruiken en wetgeving niet opneemt, al te lange beschrijvingen inkort en gebeurtenissen die niet voldoen aan het verhalende criterium weglaat. Dat Maerlants keuzes daar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij - gegeven het laatste voorbeeld - mede ingegeven worden door een (nader vast te stellen) middeleeuws waarden- en normenpatroon ten aanzien van bepaalde (gruwelijke) gebeurtenissen, vooral als die geen aansluiting vonden bij de belevingswereld van het publiek, lijkt aannemelijk.Ga naar eind40 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meer uitbreidende bewerkingenDe boeken die Maerlant het meest uitgebreid behandelt zijn Richteren, Tobias en Maccabeeën I. Waaraan zullen deze boeken hun grotere belangstelling te danken hebben, welke (specifieke) functie vervullen zij binnen het verhaal? Beginnen we bij het boek Richteren: hierin wordt de opeenvolging der richters met de gebeurtenissen die in hun tijd plaatsvonden beschreven. Het kroniekachtige karakter van het boek wordt door Comestor nog versterkt doordat hij regelmatig incidentia invoegt, een opzet waarin Maerlant hem in grote lijnen volgt. Op bijna alle plaatsen waar Comestor een incidens invoegt, doet Maerlant dat ook (behalve na HS-cap. 9).Ga naar eind41 Inhoudelijk stemmen de gegevens echter niet altijd overeen; Maerlant beperkt zich hoofdzakelijk tot het overnemen van gebeurtenissen die vooraf gaan aan en volgen op de verwoesting van Troje. Voor de strijd om de stad zelf verwijst hij evenwel naar zijn Historie van Troyen: Jn sinen derden iare was
Troien verloren als ict las
Dat ic hier voren in dietsch dichte
Hoe ment verloes ende hoe ment stichte
(vs. 7909-7912)
Ook blijkt Maerlant een voorliefde te hebben voor dingen die voor de eerste keer in de geschiedenis gebeuren of uitgevonden worden. Soortgelijke vermeldingen zijn bij Comestor te vinden (vergelijk HS 1281, r. 9-10 - vs. 7670-7671), maar Maerlant lijkt er op eigen initiatief een aantal toe te voegen. Zo weet hij te vertellen wanneer ‘Fauelen eerstwaruen vonden’ werden (vs. 7294), en dat de uitvinder van de harp tevens de eerste arts was (vs. 7406-7407). Waar hij deze gegevens vandaan heeft gehaald, is vooralsnog onduidelijk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat Maerlant het boek Richteren (relatief) uitgebreid behandelt, heeft tot voornaamste verklaring wel het feit dat het een belangrijke schakel vormt in de keten van chronologisch geordende geschiedschrijving. Een afdoende verklaring is dit echter niet, omdat men zich kan afvragen waarom hij de Koningen-boeken, waarin men eveneens verhalen over strijd, oorlogen, heldendaden en verraad vindt, dan niet in dezelfde verhouding heeft bewerkt. Een vluchtige vergelijking tussen Richteren en Koningen II (het boek dat in de HS qua lengte het dichtst in de buurt komt van Richteren) lijkt uit te wijzen dat Comestor in Koningen veel meer commentaar (uitweidingen, verklaringen en uitleggingen) heeft toegevoegd dan in Richteren. Behalve dat Maerlant dit commentaar voor het merendeel schrapt, beperkt hij zich - meer nog dan Comestor - tot de verhalende hoofdlijn binnen de episoden. Het narratieve karakter van het Koningenboek maakt die verdichting tot de ‘geesten’ rond de centrale figuur van het boek ook beter mogelijk dan bij een kroniekachtig boek als Richteren. Bovendien lijkt Maerlant gebruik te maken van een ‘soberder’ vertelwijze dan Comestor (veel dialogen bijvoorbeeld kort hij in of laat hij weg). Al met al kunnen we zeggen dat Maerlant de beide boeken verhaaltechnisch op één lijn tracht te brengen, met fixatie op het narratieve, en dat in verband hiermee in Koningen - waar Comestor nogal ‘academisch’ uitweidt - meer overgeslagen moet worden dan in Richteren. Selectie is de (voornaamste) oorzaak van de grotere mate van bekorting binnen het boek Koningen in de Scolastica. Met betrekking tot Maccabeeën I kunnen we een soortgelijke verklaring aandragen. Aangezien de hoeveelheid door Comestor toegevoegd commentaar aan dit boek betrekkelijk klein is, hoefde Maerlant relatief weinig informatie te schrappen en kon hij de in de HS vertelde geschiedenis over de opstand van de Joden onder leiding van de zoons van Mathatias vrijwel in z'n geheel overnemen. Daarnaast zijn ook in dit boek enkele wijzigingen van de hand van Maerlant waarneembaar. De eerste toevoeging vinden we op de grens van het boek Esther naar het boek Maccabeeën I. Maerlant voegt hier een aantal episoden (vs. 18788-18851) in die we in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de HS pas zo'n 1000 regels verderop tegenkomen, in het eerste hoofdstuk van het tweede boek der Maccabeeën. In het laatste hoofdstuk van Esther wordt de komst van de wrede Antiochus Epiphanes en zijn verbod op uitoefening van de Joodse godsdienst vermeld. Met het invoegen van de episoden die de wreedheden van Antiochus ten opzichte van wetsgetrouwe Joden beschrijven, schept Maerlant de gelegenheid de overgang naar Maccabeeën I soepel te laten verlopen: Dor dese iammerlike sake
Sende onse here vrake
Als sulke als ghi sult horen
(vs. 18852-18854)
Er is nog een tweede verschuiving vanuit Maccabeeën II, cap. 1 naar Maccabeeën I (vs. 19470-19505) waarmee Maerlant de chronologie van het verhaal tracht te herstellen: de droom waarin Judas Machabeus van de profeet Jeremias een gouden zwaard krijgt. Deze gebeurtenis voorziet Maerlant van het volgende commentaar: Hier wanic wel bi desen drome
Bi der figure as ict gome
Dar die heleghe ieremias
Tsuerd gaf den goeden judas
Dat hine van gods aluen ridder dede
Want vele liede lien mede
Dat hi deerste ridder was
Ghelouech man nv merket das
Ende van gode ghewijt mede
Jn vans elniet in die waerhede
(vs. 19524-19533)
Resteert het boek Tobias, waaraan Maerlant bijna twee keer zoveel verzen wijdt als Comestor regels. Alvorens nader op de inhoudelijke veranderingen in te gaan, is het wellicht inzichtelijk eens te kijken hoe de mate van bewerking verhoudingsgewijs binnen de hoofdstukken van het boek ligt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maerlants belangstelling gaat dus - in navolging van de HS, maar sterker nog - voornamelijk uit naar de geschiedenis over de lotgevallen van de wetsgetrouwe Tobias en diens gelijknamige zoon. Maakt bij Comestor het Tobias-verhaal 62% van het totale boek uit, bij Maerlant is dat percentage opgelopen tot 86%. Ook uit de inleiding die Maerlant aan deze ‘ystorie’ vooraf laat gaan, blijkt dat dit boek een bijzondere plaats binnen de Scolastica inneemt: Nv hord van hem scone dinc
Ende waer. want al dus
Bescriuet ons sente ieronimus
Vten caldeuscen in latine
Jn dietsce sal ict met mire pine
Vortdichten hier comet tbeghin
God here verlicht minen sin
(vs. 15109-15115)
Hoewel Maerlant meer Oudtestamentische boeken van inleidende verzen voorzietGa naar eind42, is dit de enige plaats waar hij een levensgeschiedenis zo expliciet in een afzonderlijke ‘tussen-proloog’ aanprijst. De reden hiervoor ligt in het deugdelijke karakter van het boek Tobias: ‘Ende van goeden lieden so staen / Hare duegheden bescreven’ (vs. 15093-15094), terwijl ‘den quaden’ na de dood vergeten worden. De geschiedenis van Tobias is zo'n verhaal dat altijd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de herinnering zal blijven. Ook achteraf wordt het belang van het boek door Maerlant nog eens nadrukkelijk onderstreept: Nv merct ghi ionxte ende ghi meeste
Die goede die sijn onuergheten
Vele warre wildijt weten
Liede met thobiase gheuaen
Die riker waren sonder waen
Sterker. sconre. bet gheboren
Dar wi niet of bescreuen horen
Mar die dueghet die thobias dede
Ende sine grote verduldechede
Dar hem af sident quam eere
Ne verghet men nemmermere
...
Bedi es dit van hem ghescreuen
Dat men merken sal ende leeren
Wat duegheden wat groter eeren
Dat comt van diene gode
Ende te houdene sine ghebode
(vs. 16031-16059)
De geschiedenis van Tobias krijgt bij Maerlant aan het slot dus een onmiskenbaar didactische toepassing: aan Tobias' navolgenswaardige levenswijze moet het publiek een voorbeeld nemen. Dit blijkt nog eens duidelijk uit het feit dat Maerlant niet alleen de deugdenleer van de oude aan de jonge Tobias uitvoerig verhaalt (vs. 15406-15453), maar tevens een moralisatie invoegt waarin een klacht over de eigen tijd wordt geuit: Merct ghi vroede ende ghi meeste
Vp des goeds thobias feeste
Ghi prelate der helegher kerken
Leerd na dese een deel werken
Hi ne bat niet condechlike
Te siere feesten te comene de rike
Mar arme ende die gode ontsaghen
O wi armen in onsen daghen
Sijn die arme vd ghesloten
Die gode ontsien sijn verstoten
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ouer hem comen die menestrele
Die men nv gheuet al te vele
Die rike comen ouer die arme
Des den riken god ontfarme
Dat wi die deughet lesen wi clerke
Ende niet ne volghen int ghewerke
(vs. 15238-15253)
Naast een aantal kleinere moraliserende opmerkingenGa naar eind43 zijn er nog enkele toevoegingen en uitbreidingen van Maerlant ten opzichte van Comestor te bespeuren. Zo legt Maerlant bijvoorbeeld uit, wie de vijf vrouwen waren die Anne heetten (vs. 15994-16015) en refereert hij zo'n 70 verzen daarvoor aan de voorspelling van de profeet Ionas over de verwoesting van Nineve.Ga naar eind44 Ook kruisverwijzingen komen we regelmatig in de Scolastica tegen. Zo wordt in het begin van het Tobias-boek verteld over Tobias de oude - zijn leven en wetsgetrouwe levenswijze - en worden de historische gebeurtenissen beschreven die tijdens zijn leven plaatsvonden. Wat opvalt, is dat Maerlant de geschiedenis van Tobias in de tijd probeert te verankeren door een aantal keren terug te verwijzen naar dingen die hij reeds eerder heeft verteld: de eerste keer zegt hij simpelweg ‘als ghi hier voren / Jn die geste mocht veroren’ (vs. 15128-15129); de twee volgende keren verwijst hij naar het ‘coninghe boec’ (vs. 15196 en 15222). Aan het slot van het boek (na de dood van de jonge Tobias, vs. 16062) vindt eenzelfde procedure plaats, maar nu onder verwijzing naar wat nog gaat komen: ‘Hord vord hier naer cortelike...’ (vs. 16069). De kruisverwijzingen geven de lijnen en verbanden binnen de chronologisch vertelde geschiedenis aan, vormen als het ware een soort vlechtwerk door de tekst. Zij tonen zowel Maerlants eigen overzicht en compositiebewustzijn, als zijn streven de lezer/luisteraar - meer dan Comestor - een doorlopend verhaal voor te schotelen. Een laatste type uitbreidingen geldt de passages waar Maerlant, zoals al vaker is opgemerkt, typologieën in zijn Scolastica invoegt. In het boek Richteren bijvoorbeeld wordt het verhaal drie maal onderbroken door een typologie. De eerste keer nadat Jahel Sisara heeft gedood (vs. 7370-7386), de tweede maal naar aanleiding van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het vlies van Gideon (vs. 7509-7520) en de derde keer naar aanleiding van Samsons middernachtelijke vlucht uit de stad: Dit bediet met groter eren
Die verrisinge ons Heren
Die was in die ridders machte;
Maer hi verrees te middernachte
Ende ontclam hem crachtelike
Upten berch van hemelrike
(editie-David, vs. 8155-8160)Ga naar eind45
Het gaat om typologieën in de meest eenvoudige vorm: figuren, voorwerpen en gebeurtenissen in het Oude Testament vormen de voorafschaduwing van personen en heilsfeiten in het Nieuwe Testament. Karakteristiek voor de HS is de uitsluiting van spirituele exegese (allegorische en tropologische interpretaties) en het presenteren van de gebeurtenissen in het Oude en het Nieuwe Testament binnen een synchroon perspectief. Door Comestors letterlijke exegese te verrijken met typologische uitleggingen wijzigt Maerlant de verhouding tussen beide Testamenten. Met het invoegen van de typologieën tracht hij de diachrone relatie tussen het Oude en Nieuwe Testament te herstellen (of ten minste het belang van het Nieuwe ten opzichte van het Oude Testament te onderstrepen).Ga naar eind46 Bijzonder interessant in dit opzicht is de vergelijking die Maerlant, onafhankelijk van Comestor, bezigt in de proloog van de Scolastica: der noten gheliict dese ystorie
dat meerct wel in huwe memorie
die buten bitter heft die slume
die scale so art dat mense cume
Metten tanden mach ghewinnen
Maer al die soeteit die es binnen
(vs. 37-42)
Nu blijkt de vergelijking met de noot een veel gebruikte metafoor te zijn om de verschillende betekenislagen van de Schrift mee aan te duiden. Aanleiding daarvoor was de uitleg van Numeri 17: 8, dat uit de bloeiende staf van Aäron noten, om preciezer te zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
amandelen, ontsprongen zijn. Bij de amandel wordt de kern door een schaal met een dubbele laag bedekt; aan de buitenkant de bittere bast van het gedroogde vruchtvlees, daaronder de harde schaal van de noot. De eigenschappen bitter, hard en zoet typeren de werking van de verschillende betekenislagen.Ga naar eind47 Daarbij duidt bitter over het algemeen op de letterlijk-historische betekenis, terwijl hard en zoet zowel de allegorische als de moralistische interpretatie kunnen aanduiden. Maerlant geeft de volgende uitleg bij de vergelijking: men moet door de bitter smakende bast (de lengte van het verhaal) en de harde schaal (‘dats dat niemen al te male / Mach verstaen wat die wort dieden’ - vs. 48-49) van de noot heen, voor men de zoetheid binnenin bereikt. De zoetheid van de noot is dat de mensen ‘die recht verstaen ende recht minnen / Ende wareit ende goet bekinnen’ (vs. 51-52) deze woorden graag horen lezen: ‘Want daer ne mach ghen verlies an weesen’ (vs. 56). Maerlant waarschuwt het publiek dus voor de lengte en de moeilijkheid van het verhaal, maar stelt daar het (morele) profijt dat men eraan overhoudt tegenover. Naar mijn mening kunnen we deze interpretatie nog een stap verder voeren. In het licht van de relatie die Maerlant tussen het Oude en het Nieuwe Testament tracht aan te brengen, kunnen we Maerlants uitleg als volgt specificeren: de bitterheid geeft de lengte van het Oudtestamentische verhaal aan; de hardheid duidt op de moeilijkheid het Oude Testament naar waarde te schatten, de duistere bedoeling ervan te begrijpen (het invoegen van de typologieën, waarmee het Oude Testament in het kader van de Verlossing wordt geplaatst, zal hiertoe hebben bijgedragen)Ga naar eind48; terwijl de zoetheid (de kern) wordt gevormd door het Nieuwe Testament, ‘Dat ons te uerstane doet / Hoe men sal met groter spoet / Hemelrike ter zielen ghewinnen’ (vs. 20956-20958).Ga naar eind49 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieIn de proloog van de Scolastica vertelt Maerlant welk nut het lezen van dit werk zal opleveren. Hij belooft zijn publiek: [...] vraie rime ende ware woerd
hoe dat die tiit es comen voerd
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sint dat die werelt erst begonde
al tote dien dat quam die stonde
dat ihesus xpristus te hemele clam
die onse mensceit ane nam
hier vindic rime dachcortingheGa naar eind50
ende daer toe ware leeringhe
(vs. 29-36)
Hoe onbekend het bijbelverhaal (ook later) nog altijd was, blijkt uit een tweetal door Jonckbloet geciteerde verzen: ‘dat testament, dat menich kersten cume kent’.Ga naar eind51 Dit verklaart waarschijnlijk het succes van Maerlants werk. Dertien jaar later zegt hij in de Spiegel Historiael: ‘Scolastica, dat gespreet es verre ende na’Ga naar eind52 - een bewering die gesteund lijkt te worden door het grote aantal handschriften en fragmenten dat is overgeleverd. Hoe vernieuwend Maerlants werk ook was vanuit het oogpunt dat hij als eerste de bijbelse historie in het Diets toegankelijk maakte, zijn visie op de relatie tussen het Oude en Nieuwe Testament was in vergelijking met Comestor traditioneel. De twee kenmerkende eigenschappen van de HS die maken dat de balans tussen beide Testamenten wordt hersteld, vinden we bij Maerlant slechts gedeeltelijk terug: terwijl Comestor allegorische en tropologische interpretaties bewust uitsluit, voegt Maerlant zijn typologieën inGa naar eind53; en waar de HS gekarakteriseerd wordt door een synchroon perspectief, neigt Maerlant ertoe dat om te buigen naar een meer diachrone benadering.Ga naar eind54 Het Oude Testament blijft in Maerlants optiek voorgeschiedenis, een aaneenschakeling van historische gebeurtenissen die vooraf gaan aan het hoogtepunt in de geschiedenis van de mensheid: het leven en sterven van Christus. Het boek Tobias niet te na gesproken, moeten de lezers en hoorders het morele profijt toch vooral uit het Nieuwe Testament trekken. Dit lijkt gesteund te worden door de constatering dat het merendeel van de (expliciete) moralisaties in de Evangeliën is te vinden, dat Maerlant de acht salicheden (vs. 22669-22699) en het pater noster (vs. 22700-22739) van aan leken aangepast uitleggend commentaar voorziet, en de parabelen - waarnaar bij Comestor slechts verwezen wordt (HS-cap. 70-71) - | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrij uitgebreid navertelt (vs. 23336-23403). De nuttige morele werking die daarentegen van het Oude Testament uitgaat, is volgens Maerlants eigen zeggen gering: Hi [de steen] leghet recht in diere ghebare
Als of hi cranken orebare
Dade al es hi daer gheset
Ende dit bediet die oude wet
Die lettel zielen te hemele brochte
Ende lettel orboren wrochte
(vs. 20944-20949)
Daarmee is niets te na gezegd over het Oude Testament, dat als geschiedverhaal wel degelijk een eigen functie had. ‘La Bile a été au moyen âge un livre d'histoire. [....] A ce goût pour les livres historiques, il n'y a pas une explication unique, plusieurs facteurs interviennent. On peut penser que les livres historiques de la Bible qui comportent tant de leçons de gouvernement, de sagesse et même de stratégie devaient intéresser les princes. Les Croisades de leur côté ont dû susciter un regain d'intérêt pour la géographie et l'histoire bibliques, et les pèlerinages prirent le relai[s].’Ga naar eind55 Zo ook bij Maerlant die, zoals ik heb trachten aan te tonen, bijzonder veel belang hecht aan het historisch-narratieve element, het geschiedverhaal. De mate waarin Maerlant de HS bewerkt, wordt in eerste instantie bepaald door het ‘soort’ bijbelboek (de soort informatie waaruit een boek is opgebouwd) en de hoeveelheid door Comestor toegevoegd commentaar aan de bijbelse hoofdtekst. Het selectie-criterium dat daarbij bepalend is voor het meer of minder uitgebreid navertellen van een episode, is dat van de ‘geeste’: Jc ne ebs de helt niet gheel
Geseit dats mi scrifture seghet
Want mi ander dinc ouer leghet
Des moetic corten dese feeste
Ende volghen na der geesten
(vs. 11695-11699)Ga naar eind56
Het willen ‘volghen na der geesten’ is de voornaamste reden om de boeken Leviticus, Deuteronomium en Ezechiël te bekorten. Er | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is echter een tweede reden, die Maerlant (voor Leviticus) als volgt motiveert: het beschrijven van de ‘sacrificien’ is voor hemzelf een zware opgave en leken zouden het weleens ‘qualic’ kunnen ‘verstaen’. De Hebreeuwse wetten, geboden en gebruiken behoren immers tot de ‘oude wet’, waarvan het belang (het nut) voor een middeleeuws publiek over het algemeen gering is. De geboden die Maerlant wel overneemt zijn algemeen van inhoud, of voorziet hij van uitleg, bijvoorbeeld door het verband met zijn eigen tijd te leggen. Het tegenovergestelde geldt voor de drie relatief verlengde boeken: Richteren, Maccabeeën I en Tobias. Waarbij de eerste twee niet alleen veel episoden met historische daden en gebeurtenissen bevatten, maar tevens onmisbaar zijn binnen de chronologie van het geschiedverhaal; het derde ontleent z'n belang onmiskenbaar aan de moreel-didactische inhoud. We moeten dan ook constateren dat Goudriaans bevindingen voor het Genesis-boek op micro-niveau een afspiegeling zijn van het patroon dat zich voor de hele Scolastica begint af te tekenen. Uit het verschuiven van bepaalde gegevens (de afstamming van David, de invoegingen van Maccabeeën II naar Maccabeeën I) blijkt niet alleen, dat Maerlant de chronologie binnen het verhaal goed in de gaten hield, maar tevens hoe vertrouwd hij was met Comestors tekst. Ook de veelvuldig voorkomende kruisverwijzingen in zijn eigen werk geven aan dat Maerlant goed thuis was in het materiaal. Zijn belangstelling voor gegevens van cultuur-historische aard vinden we onder andere terug in de vermeldingen dat iets voor de eerste keer plaatsvond. En hoewel Maerlant geografische vermeldingen over waar bepaalde gebeurtenissen zich afspeelden regelmatig overneemt, bestaat toch de indruk dat hij zich in hoofdzaak beperkt tot het noemen van de meer bekende plaatsnamen (in het bijzonder Jeruzalem).Ga naar eind57 Waar de grenzen van Maerlants selectiecriterium inhoudelijk precies liggen, zal evenwel uit meer gedetailleerd tekstvergelijkend onderzoek moeten blijken. Niet alleen zal per boek de vraag beantwoord moeten worden welke informatie Maerlant wel of niet van Comestor overneemt (en waarom), maar ook welk compositie-patroon zich binnen de narratieve episoden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aftekent. De tendens die ik meen waar te nemen is, dat Maerlant Comestors verhalende uitweidingen (zoals dialogen, gedetailleerde beschrijvingen, opsommingen) over het algemeen sterk bekort opneemt: informatiedichtheid lijkt hier belangrijker dan literaire compositie. Samenvattend kunnen we zeggen dat Maerlant de wetenschappelijk-theologische component van de HS grotendeels heeft weggewerkt (al heeft hij nog heel wat encyclopedisch materiaal laten staan), en zich concentreert op het historisch-narratieve. Of we - ondanks die concentratie op de ‘geesten’ - de Scolastica (in de woorden van Goudriaan) ook kunnen typeren als ‘een episch geschiedverhaal in de trant van de Historie van Troyen of Alexanders Geesten’, is een vraag die ik op basis van mijn onderzoek niet afdoende kan beantwoorden. Er lijkt zeker wat voor te zeggen om de Scolastica meer aan een encyclopedisch kroniekwerk als de Spiegel Historiael verwant te zienGa naar eind58, dan aan de twee bovengenoemde historische leerdichten. De keuze voor de verhalende lijn, die zowel op macro- als op micro-niveau zichtbaar wordt in de mate en in de wijze waarop Maerlant de verschillende boeken heeft bewerkt, lijkt de hypothese te bevestigen dat de Scolastica voor een wereldlijk, adellijk publiek geschreven zal zijn. De vorstenspiegel-functie die uit het Oudtestamentische deel van het werk spreekt, is (getuige Bogaert) eveneens een aanwijzing om het publiek in aristocratische kringen te zoeken. Zullen het bovendien niet juist deze edele lieden zijn geweest, die zich zorgen moesten maken over het in de geschiedenis voortleven van de goede naam (waaraan het Tobias-deel zo duidelijk refereert)? Ter afsluiting moeten we concluderen dat Maerlant zich terdege bewust is geweest van de implicaties die het toegankelijk maken van bijbelse geschiedenis voor een lekenpubliek meebracht. Uit het beeld dat van de Scolastica begint te ontstaan, blijkt dat hij (tenminste) een duidelijk omschreven idee gehad moet hebben over de wijze waarop hij de HS wilde bewerken, voor hij daadwerkelijk aan de vertaling begon. De kritisch-selectieve werkwijze ten opzichte van zijn bron, de accenten die Maerlant zelf aanbrengt binnen de tekst en de stichtende werking die van het verhaal moet uitgaan, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken de Scolastica tot een werk waarin we de hand van de meester duidelijk herkennen. En hoewel de waarschuwing die Maerlant via de vergelijking in de proloog geeft nog steeds van toepassing is, blijft het alleszins de moeite waard deze noot te kraken.
januari 1991
Adres van de auteur:
|
|