Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 105
(1989)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. van Loon
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bepaler dan weer in hoofdzaak waargenomen door het adjectief, dat vóór masculina steeds op -en uitgaat (e goen bakker ‘een goede bakker’).Ga naar eind4 In dialecten waar geen van deze adnominale geheugensteuntjes voorhanden is, kan uiteraard ook bij de anafora het onderscheid tussen oorspronkelijke masculina en feminina niet gehandhaafd blijven. Zulks heeft geleid tot het huidige twee-generasysteem o.m. in het Hollands. Historisch kan dit systeem op verscheidene manieren tot stand zijn gekomen. Het is mogelijk dat de adnominale genusmarkering d.m.v. den, dezen, enen, goeden....er in de laatste eeuwen is verdwenen, ongeveer op dezelfde manier zoals we het aantal fonetische conditioneringen voor het gebruik van den op dit ogenblik zien afnemen in het Antwerps en het Aarschots (supra). Van een dergelijke geleidelijke afbraak is echter blijkens het overzicht van Van Leuvensteijn in Hollandse dialecten weinig of niets te merken. Op andere ontstaansmogelijkheden zal hierna worden ingegaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het accusativisme als gefaseerd verschijnselUit wat voorafging, kan worden besloten dat op een bepaald ogenblik in de late middeleeuwen in de dialecten waar tot op heden een drievoudig genus behouden is gebleven, de mannelijke accusatief den de klassiek Middelnederlandse nominatief de heeft verdrongen en dat dit mogelijkerwijs niet zou zijn gebeurd in die dialecten die tot het kerngebied van het systeem met twee genera behoren. Uit gedetailleerd onderzoek van laatmiddeleeuwse en 16e-eeuwse bronnen blijkt, dat het Zuidnederlandse den-systeem het resultaat is van een evolutie die ca. 200 jaren in beslag heeft genomen, van ca. 1360 tot ca. 1570, en waarin tenminste twee fasen zijn te onderscheiden. Uit De Vriendts onderzoek van twee (Vlaamse) reisjournaals blijkt, dat den in de jaren 1570-1585 reeds algemeen is geworden vóór masculina, behoudens 15 gevallen waarbij echter ‘de beginletters van de volgende woorden...blijkbaar geen rol (spelen)’.Ga naar eind5 De accusativering blijkt aan het eind van de 16e eeuw dus reeds een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voldongen feit te zijn. Het onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis dient zich bijgevolg te concentreren op voorafgaande periodes. Zeer informatief over de geleidelijke manier waarop den zich heeft veralgemeend, zijn twee kronieken uit de zestiende eeuw, de ene uit de jaren 1529-1545 van de Limburger Christiaan Munsters, pastoor van Kuringen (bij Hasselt), de andere uit de jaren 1565-1574 van de hand van de Antwerpenaar Godevaert van Haecht. De Limburger Munters hanteert een systeem waarbij den en de of der (de Limburgse variant van het bepaald lidwoord) strikt uit elkaarworden gehouden: de/der komt bijna steeds voor als onderwerpsvorm ter aanduiding van (masculiene) levende wezens (o.a. tanttrecker, coninck, heer, swager, pastoer, struys(vogel), beier ‘beer, mannetjesvarken’ enz.), den is algemeen als onderwerpsvorm voor levenloze en als accusatief voor levende wezens.Ga naar eind6 De Antwerpenaar Van Haecht, die een generatie later leefde, vertoont in zijn geschriften een iets verder geëvolueerd systeem. Den is algemeen wanneer het substantief een levenloos wezen aanduidt; betreft het levende wezens, dan worden blijkbaar willekeurig door elkaar de en den gebruikt in de onderwerpsvorm, den blijft echter algemeen in de casus obliqui.Ga naar eind7 Het is duidelijk dat het accusativisme in oorsprong slechts een aangelegenheid was van substantieven met het kenmerk ‘inanimaat’. Het chronologische verschil in het opkomen van den bij zaaknamen en agentia verklaart ook, waarom den niet voorkomt in Zuidnederlandse familienamen met inleidend lidwoord (De Backer, De Bock enz.). Het gros van de Zuidnederlandse familienamen was namelijk reeds erfelijk geworden in de late middeleeuwen, op een ogenblik dus dat een den-nominatief bij persoonsaanduidingen nog uitgesloten was. Nederlandse familienamen die toch een den- aanloop kennen (Den Bekker, Den Braber, Den Uijl, Den Hartog...) en die typisch zijn voor het overgangsgebied tussen Brabants enerzijds en Holland, Utrecht en Gelderland anderzijds, zijn duidelijk van veel recenter datum. Ze kunnen pas zijn ontstaan vanaf het ogenblik dat den zich tot de algemeen mannelijke lidwoordvorm had ontwikkeld.Ga naar eind8 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De oudste voorbeeldenDoor verscheidene auteurs wordt aangenomen dat de accusativus pro nominativo reeds voorkomt in het Middelnederlands.Ga naar eind9 Hun opgaven lijken echter twijfelachtig. Vooreerst wordt den reeds in het Middelnederlands mogelijk geacht bij persoonsaanduidingen (den prince, desen man), een gebruik dat dus hoogstwaarschijnlijk pas gangbaar werd in de 16e eeuw. Bovendien zouden volgens de traditionele opvattingen voorbeelden met nominativisch den reeds te vinden zijn bij o.m. Maerlant,Ga naar eind10 wat blijkens onze hieronder staande bevindingen wellicht voor rekening komt van latere handschriften. Het verzamelen van het bewijsmateriaal is een erg bewerkelijke onderneming. Precies gedateerde en inhoudelijk gevarieerde bronnen als de kronieken van Munters en Van Haecht ontbreken nagenoeg voor het Middelnederlands. In wél exact te dateren bronnen als oorkonden en stadsrekeningen stoot men dan op de moeilijkheid dat inanimate substantieven slechts sporadisch als subject van de zin voorkomen. Meestal betreft het dan nog dezelfde substantieven als brief, ontfanc, charter enz. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de precieze contouren van het accusativisme tot hiertoe aan de aandacht van de onderzoekers zijn ontsnapt. Aan de hand van een aantal uitgegeven bronnen met continu materiaal van in de veertiende tot in de vijftiende eeuw zal hieronder worden getracht de periode van overgang wat nader te preciseren. Het betreft de oorkonden van de abdij Rozendaal in Walem (bij Mechelen), de oorkonden van de schepenbank van Hoogstraten, het Clementijnboek en het Register mette Berderen van de stad Antwerpen. De oudste, nog geïsoleerde voorbeelden die we er aantroffen, waren de volgende (uitvoeriger materiaal in bijlage):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend is het grote aantal accusatieven in constructies met ‘gheheeten’. Dat lijkt erop te wijzen alsof de accusativus pro nominativo in dergelijke bepalingen het eerst is voorgekomen. Waarschijnlijker is echter, dat zich daarin de spanning openbaart tussen spreek- en schrijftaal in het Middelnederlands. De toponymische accusatieven na ‘gheheeten’ zijn waarschijnlijk direkt aan de spreektaal ontleend, de nog overwegende ‘correcte’ nominatiefconstructies, in een ander syntactisch verband, beantwoorden wellicht aan de conservatievere schrijftaalnorm. De oudste voorbeelden van de accusativus pro nominativo zijn in deze Brabantse teksten te situeren omstreeks 1360-1370. De oude nominatief bleef echter nog lang als standaardvorm gehandhaafd zoals blijkt uit onderstaande statistieken; het betreft steeds zaaknamen in subject- of predicaatsfunctie, die in ouder Middelnederlands steeds in de de-nominatief staan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel onderzoek van soortgelijke bronnen in andere dialecten noodzakelijk is om uit te maken waar het accusativisme het eerst optreedt, lijkt me waarschijnlijk dat de aanzet van de vernieuwing in Brabant is te zoeken. Dat moge althans blijken uit onderstaande gegevens voor resp. een Oostvlaams en een Westvlaams dialect, waar de overgang iets later lijkt te hebben plaatsgevonden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Mogelijke oorzakenDat de accusatief het eerst doorbreekt bij levenloze denotata en slechts omstreeks 1550 bij aanduiding van levende wezens, hangt waarschijnlijk samen met het doorgaans niet-agentieve karakter van zaaknamen. Levenloze wezens zijn prototypische objecten en komen als subject waarschijnlijk significant veel vaker voor bij intransitieve werkwoorden of in passieve zinnen waar slechts één actans noodzakelijk is en waar bijgevolg de noodzaak van een distinctieve encodering van subject (de) en object (den) vervalt. Bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tweeplaatsige transitieve werkwoorden (met subject en lijdend voorwerp) is het onderwerp meestal een agens en dus vaak een levend wezen. De vraag of de opkomst van den in de nominatief het eerst heeft plaatsgevonden in het naamwoordelijk deel van het gezegde of in een passieve zin (aldus Kazemier 1946) of in nog andere posities (inversie, bijzin e.d.) moet op grond van het hier onderzochte materiaal negatief worden beantwoord.Ga naar eind20 Evenmin is sprake van de aanzet tot een ergatief systeem. In dat geval zouden nl. animate subjecten van intransitieve werkwoorden (de prince viel e.d.) af en toe het den-morfeem moeten vertonen, wat niet het geval is. Aangezien het onderscheid tussen één- en tweeplaatsige werkwoorden ook al aanwezig was in oudere taalstadia dan het Middelnederlands, rijst de vraag waarom de uitbreiding van den tot de nominatief pas vanaf omstreeks 1360 en niet reeds eerder heeft plaatsgevonden. Het feit dat de innovatie in alle Zuidnederlandse dialecten ongeveer gelijktijdig om zich heen grijpt, wijst erop dat het niet zomaar een accidentele ontsporing betrof in een of ander dialect. Blijkbaar hangt het verschijnsel samen met ingrijpende wijzigingen elders in het naamvalsysteem van het Middelnederlands. Welke samenhang dat was, kan hier slechts worden gegist. Wellicht betreft het een verschijnsel waarbij omstreeks de veertiende eeuw het onderscheid tussen animaat en inanimaat eveneens formeel tot uiting begint te komen. Zoiets is mogelijk gebeurd met de genitief. Het is niet uitgesloten dat in de loop van de veertiende eeuw het gebruik van de genitief (in de spreektaal) allengs een exclusiviteit werd van substantieven die personen aanduidden en dat voor zaaknamen meer en meer omschrijvingen met voorzetsels of een accusatief gebruikt werden:Ga naar eind21 de hebbere des briefs > van desen brieve, hi aet des honechs > van den honech, aller dinc verbeiden > alle dinc verbeiden. Bij de inanimate mannelijke substantieven zou dit tot gevolg hebben gehad dat in de casus obliqui vormen als eens, goets, des...wegvielen en dat enkel en-uitgangen overbleven (eenen, den, goeden), terwijl voor animate (masculiene) substantieven twee uitgangen bleven bestaan (des/den, eens/eenen). Nader onderzoek zal de validiteit van deze hypothese moeten uitwijzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo'n 150 jaar na de inanimate substantieven wordt ook bij de agentia de accusatief in subjectpositie gangbaar. Ongetwijfeld houdt deze laatste evolutie verband met het volledige teloorgaan van het oude naamvallensysteem. De Antwerpenaar Van Haecht heeft omstreeks 1570 nog wel constructies in de pen als met den jaere, van desen lande, den coepluden (dat. meerv.), van den yse, uyter zee, van der kercken, tot den volcke enz., maar gebruikt daarnaast even goed gedeflecteerde vormen: van de enghelsche laekenen, van de gemeynte, met groote scade, binnen 't gevanghenis, van de stat, van die penninghen, van beyde syden...Dit casusverval leidde tot het verdwijnen van het onderscheid tussen nominativisch de en accusativisch den bij animate substantieven, dat tot dan toe strikt was gehandhaafd. In de zuidelijke dialecten opteerde men daarop voor de veralgemening van den tot alle masculiene substantieven. De zaaknamen zullen daarbij de rol van wegbereider hebben gespeeld. Wel is op te merken dat het accusativisme niet bij alle adnominale woorden van bij het begin in even sterke mate aanwezig is. In de kroniek van Van Haecht valt op dat de te verwachten analoge accusatief van het onbepaald lidwoord eenen, die nog als nen in de meeste zuidelijke dialecten voortleeft, minder vaak wordt gebruikt dan den, goeden enz. Vaak gebruikt Van Haecht de flexieloze vorm een, ook in objectspositie: een oploop te maecken, van een myter, teghen een vroem heer, en wist daer geen raet, die een dootslach gedaen hadde, een monick...is syn tonghe uytgetrocken, een Spaengiart een borger doerscote, met een ander,...hief een Spangiart een arm af, met een grysen baert, van een moorder enz. Van Haechts taalgebruik vertoont hierin gelijkenis met de huidige situatie in de Kustwestvlaamse dialecten, waar naast de accusatiefvormen den, den diën, den braven niet het te verwachten ne < eenen maar een (ə) verschijnt (zie 1). Het is mogelijk maar vooralsnog onbewezen dat deze afwijking verband houdt met de geringe beklemtoning en de sjwa-achtige reductievocaal van het onbepaald lidwoord. Accusativisme zou hier tot een opeenstapeling van sjwa's hebben geleid ('n'n boer?), wat weliswaar niet ongehoord (Brabants m'n'n aarm ‘mijn arm’), maar misschien minder wenselijk was? Eveneens nog empirisch na te gaan is de wijze waarop het 2-generasysteem in Noord-Nederiand tot stand is gekomen. Een aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tal scenario's zijn daarbij denkbaar. Misschien werd in de vroege vijftiende eeuw, toen het oude casussysteem nog intact functioneerde, den bij zaaknamen niet tot de nominatief uitgebreid, zoals dat in het zuiden wel het geval was; zodoende was anderhalve eeuw later ook geen den-nominatief voorhanden die model kon staan voor een analoge operatie met persoonsaanduidingen. Of kan het zijn dat, op het ogenblik dat in het zuiden den bij zaaknamen in de nominatief doordrong, het naamvallensysteem in het noorden reeds in zo'n verregaande staat van ontbinding verkeerde, dat de mogelijk werd in datief en accusatief: van de gront i.p.v. van den gronde, met de brief i.p.v. metten brieve, in de boem i.p.v. in den boeme enz.? In zulk systeem kregen n-vormen (den, eenen, goeden) een archaïsch stigma, waardoor ze uiteindelijk moesten verdwijnen en daarmee het traditionele 3-generasysteem.
januari 1988
Adres van de auteur: UFSIA Prinsstraat 13 B-2000 Antwerpen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlagenDe overgang van nominatief (stippellijn) naar accusatief (onderstreping) in vier Zuidnederlandse dialecten (de voorbeelden zijn voor de aangegeven periode exhaustief; de cijfers achter de voorbeelden verwijzen naar de paginering in de bron).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omgeving abdij Rozendaal (Goetstouwers, o.c.):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|