Maaike Hogenhout-Mulder
Een testament uit 1322?
In Moors' studie De Oorkondentaal in Belgisch-Limburg van circa 1350 tot 1400 (1952) komt als tekst 130 een testament voor van Yde van Tienen, non te Orienten. De laatste wil van de zieke non is aan het perkament toevertrouwd door Johannes Stevens, een priester uit Nieuwerkerken. Hij geeft nauwkeurig aan op welk tijdstip het testament is opgesteld:
inden jare ons heren doemen screef M ccc ende xxij / inder maent van septembri des elfde daghs omtrent viij vren vanden avonde Jnder xv Jndictien der pontificacien ons alre heylichs vaders Jn gode onsen here / her merten bider ghenaden gods der viifde paws van dienen name Jn sinen sesden Jare
In het jaar 1322 dus, op 11 september 's avonds om acht uur. Ter toelichting volgt dan nog dat dit het 15de jaar van de pauselijke indictie was en het zesde jaar van paus Martinus V.
Is 1322 werkelijk het jaar van vervaardiging van dit testament geweest? Het lijkt niet erg waarschijnlijk. De hier genoemde Martinus V wordt pas tot paus verkozen in 1417 en zijn zesde jaar als paus begint dus in 1422. Honderd jaar na 1322! Ook het indictiecijfer klopt niet met 1322: dit was het vijfde jaar van een indictie. Voor 1422 is de toelichting Jnder xv Jndictien echter wel correct. Gezien het feit dat het cijfer van de pauselijke indictie wisselde per 1 januari of 25 december, kan er mijns inziens geen misverstand over bestaan: het testament is opgesteld in september 1422. De priester zal bij het schrijven van het jaartal abusievelijk drie in plaats van vier C's hebben neergeschreven. (Zie over de indictie: E.I. Strubbe en L. Voet: De chronologie van de Middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden, Antwerpen/Amsterdam 1960, blz. 62-65)
Het document bevat nog een derde gegeven dat tegen 1322 pleit. Er wordt namelijk gesproken over munten met de naam boddregheren