Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 102
(1986)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
L. Strengholt
| |
[pagina 123]
| |
voor’. De prent vertoont een geopende hand met daarin een oog, alsmede een lauwerkrans. De tekst van het bijschrift luidt: VOOR alle Edelheydt gaet de wackere Dapperheydt, 'twelck beteeckent wordt door een wakent Oogh in de handt, boven den Lauren krans: want Edelheydt van geboorte is wel een spoor of prickel tot treffelijcke daden; dan de trage Slampamper mach hem zijns geboorts niet roemen, als hy de dappere handt niet aen 't werck en slaet, toonende dat hy zijns gheslachts gheen bastaert en is. Ende die van slechte afcomst is behoeft hem dies niet te schamen, den wegh van eeren staet hem oock open, soo hy in Dapperheydt d'Edelheyd overtreft ende te boven gaet.Ga naar eindnoot5 Smeeks' aansporing in de aanhef van het gedicht aan zijn zoon is eveneens gebaseerd op de oppositie ‘adellijke afkomst versus lofwaardige gedragingen en karaktereigenschappen’, in de lijn van het oude adagium dat de ware adel gelegen is in de deugd: Ouden Adel hoord men noemen
Maer op Deugd kan elk een roemen.
U, die 't an geboorte faald,
dat gi't weer met Deugd op haald.
Schoon gi borger zijt geboren,
daar om geeft geen moed verloren.
Denkt, door Deugd en Wetenschap
Klimd men op de hoogste trap.
Vliegd mijn Barent! Word gedreven
door lust, en ijver leid u leven.
Dapperheid, Verstand, of Geld,
Heeft de eersten Adel angesteld.
Weerd u, in u jonge jaren,
Wild geen moeit nog arbeid sparen.
Opregt, Deugdig, Vroom, en Mild,
dat is een regt Adels schild.Ga naar eindnoot6
De Zwolse chirurgijn hoeft zijn emblematische wijsheid natuurlijk niet per se uit de Sinnepoppen geput te hebben. Zijn paedagogisch onderricht is, zoals ik al aangaf, conventioneel van karakter. Toch wordt het wat meer waarschijnlijk dat we aan ontlening aan Roemer Visscher mogen denken, als we het gegeven van de drie eikels | |
[pagina 124]
| |
in ogenschouw nemen. Smeeks had namelijk maar één bladzijde in de oude emblematabundel om te slaan om een prent aan te treffen, die onder het motto ‘Slecht en recht’ de afbeelding biedt van een takje met drie eikels, gevat in een opgehangen cirkel. De subscriptio zegt: DE menschen in de gulden Eeuwe waren slecht en recht, ghinghen naeckt: aten voor haer spys Aeckers ofte Boecken, sulcks als haer het veldt rijckelijck gaf, sonder sorgh, sonder moeyten, sonder gierigheydt, sonder bedroch: droncken uyt haer handt, of uyt een horen of schelp, sulcks als zy vinden konden, het klare water uyt de fonteyne daer zy by woonden: men wist van koopen noch verkoopen: Mijn en dijn waren noch op de Wereldt niet. Maer hier nae quam de beleeftheidt, die achten dese simpele lieden voor plompers ende bottekroesen. O heylighe goetrondsheydt, hadden zy u by d'oude maniere gelaten, ghy waert veel beter daer aen gheweest.Ga naar eindnoot7 De schepper van het koninkrijk ‘Krinke Kesmes’ heeft zich blijkbaar aangetrokken gevoeld tot die oude voorstelling van de aurea aetas. Voor zover bij Roemer Visscher in het beeld van de gulden eeuw een openhartige manier van spreken is inbegrepen - vergelijk het woord ‘goetrondsheydt’ in zijn bijschrift, dat wel correspondeert met de cirkel op de pictura en dat in de context, naar Marc van Vaeck heeft opgemerkt, zowel eenvoud als openhartigheid kan betekenenGa naar eindnoot8 -, horen we een echo daarvan, zo schijnt het mij toe, verderop in Smeeks' wapen-gedicht voor zijn zoon Barent, waar hij deze de oude ‘recht-uitheid zonder vouw’Ga naar eindnoot9 aanbeveelt: Spreekt voor 't hoofd zo als 't behoord,
agter rug maakt elk verstoord.Ga naar eindnoot10
Met deze regels sluit hij dan aan bij de uitleg in Roemer Visschers embleem onder stilzwijgende verwijzing naar de drie eikels op het wapenschild. In de Sinnepoppen wordt trouwens op meer dan één plaats de aandachtige lezer onder het oog gebracht hoe wenselijk | |
[pagina 125]
| |
openhartigheid-op-de-oude-Hollandse-manier in de menselijke omgang is. Men heeft er een constante in Roemer Visschers literaire werk in herkend.Ga naar eindnoot11
Adres van de auteur: De Hoghe Weijdt 59 1851 EC Heiloo |
|