| |
| |
| |
N. van der Blom
Over de motti onder de schoncken
In de interessante bijdrage van dr B.C. Damsteegt over de schonckensonnetten (Ts 96, 101-132) trokken zijn overwegingen inzake de aan Horatius ontleende motti (pp. 109 v.) mijn aandacht. In wat hier volgt wordt dankbaar, en uitsluitend, gebruik gemaakt van het in zijn studie verschafte materiaal.
Het motto ‘Omnibus hoc vitium est’, dat Huygens onder Doublet's sonnet, nr. 8, geschreven had en in de Otia als onderschrift aan de reeks meegaf (p. 109), betreft volgens Damsteegt alle zes de deelnemers aan het beëindigde spel van het dichten der schonckensonnetten. Hij drukt de eerste zin van Horatius, Sat. I.3 in zijn geheel af:
‘Omnibus hoc vitium est cantoribus, inter amicos ut nunquam inducant animum cantare rogati, iniussi nunquam desistant’,
d.i. ‘Alle zangers hebben dit gebrek, dat zij onder vrienden nooit ertoe komen te zingen als hun dat gevraagd wordt, en dat zij, als ze niet ertoe uitgenodigd zijn, nooit ophouden’.
Volgens Damsteegt ‘had Huygens de strekking van deze zin in zijn hoofd, toen hij het motto neerschreef’. Hem lijkt de bedoeling die Huygens ermee had duidelijk: ‘ze hadden gezongen, alle zes; ze behoorden dus niet tot de “gevraagden”, want die zingen niet. En ze hadden maar dóórgezongen, omdat ze behoorden tot degenen die ongevraagd zingen: negen sonnetten waren er al. Het was goed, dat er een eind aan gekomen was’. (p. 109 v.)
Deze redenering heeft me verbaasd. Alle zes zouden hebben ‘behoord’, niet ‘tot de gevraagden’, maar ‘tot degenen die ongevraagd zingen’ - hoe valt dat te rijmen met het feit, dat Anna Roemersdochter vier van de totaal acht sonnetten, n.l. die, welke tussen Hooft en Huygens waren gewisseld, had ‘bestelt’? Is dat ‘bestellen’ geen ‘vragen’ geweest?
| |
| |
Over wat dat ‘bestellen’ heeft ingehouden, schrijft Damsteegt uitvoerig. Hij meent, dat we te denken hebben aan een, aan Hooft en Huygens gerichte, aansporing om te komen tot een dichterlijke correspondentie. Waarbij Anna misschien heeft gezinspeeld op het antwoord-sonnet, dat Huygens haar in 1619 had gestuurd, en dat qua techniek het prototype is van wat de schonckensonnetten zijn geworden. Wel preciseert hij, dat het daarbij ‘niet gegaan zal zijn om een precieze opdracht, waarin ieders rol van te voren vastgelegd was; er is zonder twijfel voor beide dichters alle ruimte voor eigen initiatief geweest’.
Deze veronderstelling nu ‘vindt hij bevestigd’ in ‘Omnibus hoc vitium est’. De - stilzwijgend voltrokken - gelijkstelling van ‘cantare’ uit Horatius' eerste zin met het dichten in ‘een spontaan spel waaraan ieder eigener beweging had deelgenomen’ (p. 110, mijn cursivering) brengt de verbinding tot stand met het zonder ‘precieze opdracht’ en vanuit ‘eigen initiatief’ dichten van Hooft en Huygens (en van de vier anderen, Anna incluis, die en passant worden meegenomen in ‘alle zes’).
Daarbij wordt de hele eerste zin in al zijn delen: gevraagden zingen niet, ongevraagd zingenden zingen voort, toegepast op het zingen van de zes - de zin wordt er voor 100% overheen gelegd. Het is deze gezochte congruentie, die Damsteegt, strak redenerend, brengt tot de geciteerde formulering van wat Huygens met zijn motto bedoelde. Ze voert tot de gedachte dat Hooft en Huygens, om me tot deze twee te bepalen, nooit gezongen zouden hebben, als ze zich door Anna's ‘bestellen’ hadden beschouwd als te behoren tot de ‘gevraagden’.
De cirkel is nu bijna rond. Ook ‘Hactenus’, het motto, dat Huygens in eerste instantie onder sonnet 8 schreef om het daarna door ‘Omnibus hoc vitium est’ te vervangen, blijkt in het betoog te passen. Dit ‘tot hiertoe’ bedoelt, zegt Damsteegt, duidelijk: ‘Huygens vond het mooi genoeg.’ Maar ‘Hactenus’ komt óók bij Horatius voor! Zo drukt hij Sat. I.4.63 ook in zijn geheel af:
‘Hactenus haec: alias iustum sit necne poema’,
wat ik zou willen weergeven met:
Hierover tot hier; op een ander moment (zal ik nagaan) of (de Satire, als genre) een echt gedicht is of niet.
| |
| |
Damsteegt meent dan, dat Huygens, die uit Sat. I.4.63 ‘geput kan hebben’, met dit ene woord daaruit ‘zijn twijfel uitspreekt aan de betekenis van wat het spel heeft opgeleverd’ (mijn cursivering). Met ‘poema’ wordt dan wel bedoeld het schonckensonnet als type - was het een ‘iustum poema’, ja dan nee? Huygens twijfelde.
Deze twijfel valt m.i. moeilijk te rijmen met het feit, dat Huygens zelf de ‘vinder’ van dit type lijkt te zijn geweest (p. 108). Ook gaat hij, met andere rijmwoorden - en weer is Hooft ‘aangever’ -, weliswaar met opgeven van de sonnetvorm, nog even voort met dichten in deze trant. (p. 102) En dat zeker niet volgens de wet van de dichterlijke traagheid! In Worp II zien we een vers van 60 regels van I. vander Bergh door Huygens beantwoord met evenveel op dezelfde rijmwoorden eindigende regels (p. 85-88). Brosterhuizen beantwoordt Huygens zo (p. 102 v.). Dezelfde Vander Bergh beantwoordt een hem door Huygens gezonden vers zó, dat hij van ieder woord van dat vers een rijmwoord maakt (p. 105-109). Op p. 113-115 vinden we weer een vers van Huygens door Brosterhuizen in de onder de vrienden gewone trant beantwoord. Tenslotte heeft Huygens op p. 132 ‘Weerklanck aan Joff. Anna Roemer Visscher’ - haar gedicht schijnt verloren te zijn gegaan, maar mogelijk heeft hij, gezien de term ‘Weerklanck’ (= Echo?), in zijn vers haar rijmwoorden gebruikt. En dan is er, nu, de waardering en appreciatie waarvan Damsteegt zelf ten aanzien van de schonckensonnetten hier en daar in diverse nuances blijk geeft. Natuurlijk, het was een spel. Maar als zodanig niet geheel ongeslaagd. Met Horatius zal Huygens hebben gedacht: Non lusisse pudet...
Intussen maakt Huygens' twijfel, waaraan ik dus, gezien het bovenstaande, niet zo erg geloof, voor Damsteegt de cirkel vol. Het gaat hem erom, de waarde van Anna's ‘bestellen’ te bepalen. Dat heeft, blijkens ‘Omnibus hoc vitium est’, aan Hooft en Huygens, cum amicis, ‘alle ruimte voor eigen initiatief’ gelaten. En blijkens ‘Hactenus’ heeft het tot iets geleid, aan de betekenis waarvan Huygens per slot van rekening twijfelde. En dáárom schrapte Huygens boven sonnet 5, dat van Anna, waar zij haar ‘bestellen’ had vermeld, deze vermelding met het volste recht! Haar ‘bestellen’ was immers ‘niet van doorslaggevende betekenis geweest’,
| |
| |
en het resultaat twijfelachtig. ‘Was het anders geweest, Huygens zou zeker de eer aan Anna hebben gelaten’ - want Huygens was een allerhoflijkst man! - Ik zou hier willen opmerken, dat Huygens, terwijl hij het ‘die aen wederzijden door haer bestelt waren’ schràpte, het ‘Omnibus hoc vitium est’ schrééf, dat - in Damsteegt's gedachtengang - dit schrappen zou rechtvaardigen, omdat het zegt dat ‘gevraagden’ niet zingen, maar ‘ongevraagden’ wel. Kortom, hoe hoffelijk was Huygens eigenlijk?
In ernst: ‘gevraagd worden’, ‘gevraagd zijn’ berooft, juist en zeker ‘inter amicos’, niet per se, beter: per se niet, van eigen initiatief, en verhindert spontaan zingen niet. En wie zou a fortiori daaraan twijfelen bij figuren als een Hooft, een Huygens, een Anna ook? De motti hebben m.i. geen bewijskracht ter oplossing van een probleem dat voor mijn gevoel niet bestaat. Dat Anna's ‘bestellen’ aan Hooft en Huygens alle initiatief liet, is plausibel; het valt alleen met onze gegevens niet te bewijzen. Men moet dat dan ook niet willen doen. En: ‘Omnibus hoc vitium est’ kan niet tot de (onnodige) bevestiging dienen. Zoals Damsteegt deed, valt er, geloof ik, niet mee te werken.
Hoe dan wel?
Ik zou willen voorstellen in eerste instantie te denken aan sonnet 8a van Doublet, dat Huygens en dus Worp niet afdrukten, maar dat Damsteegt nu publiceerde (p. 127). Ook wanneer Doublet dit vers op Huygens' verzoek bijdroeg (zeker is dit niet, p. 114), heeft hij daarna, veronderstel ik, op eigen initiatief, ‘iniussus’ dus, omdat hij wel voelde dat het uit de toon viel vergeleken bij de verzen van de anderen, alsnog sonnet 8 ingestuurd, dat ‘door de inhoud...nauw verwant is met de eerste verzen uit de reeks’ (p. 126, vgl. p. 129). Onder dit sonnet 8 schreef Huygens: ‘Omnibus hoc vitium est’. Van de door Damsteegt in zijn geheel geciteerde eerste zin van Sat. I.3 heeft Huygens dan alleen, in reactie op Doublet's ongevraagd inleveren van sonnet 8, de tweede helft willen laten gelden: ‘Omnibus hoc vitium est cantoribus, inter amicos ut iniussi nunquam desistant (cantare)’. Met deze veronderstelling worden althans de gesignaleerde klippen omzeild.
| |
| |
Ik zie uiteraard zelf de hindernis, dat ik in Horatius' zin knip en me voorstel, dat Huygens de beginwoorden neerschreef en erop rekende dat Doublet en later de anderen wel zouden zien dat hij op de eindwoorden uit was. Men zou meer willen weten van Huygens' omgaan met motti. Wilde hij ze altijd voor 100% toegepast zien? Of gold ook bij hem wel eens het principe van het ‘tertium comparationis’?
Voor wat ‘Hactenus’ betreft, ik zou dit ‘urprosaische Hactenus’, zoals Kiessling-Heinze het betitelen in hun commentaar op Sat. I.4.63, eenvoudig willen zoeken in het van de Ouden geërfde neo-latijnse proza van de simpele gesprekstaal: stop.
In beide gevallen wordt gereageerd op Doublet's van geen ophouden weten, en wordt bedoeld: nu is het mooi genoeg, vriend.
Het lijkt mogelijk, dat Huygens met ‘Hactenus’ èn ‘Omnibus hoc vitium est’ zijn aanvankelijke reactie op Doublet's doublet heeft gemaakt tot tevens de sluiting van de hele reeks. Maar dan toch m.i. met dezelfde bedoeling. ‘Iniussi’ nu uit de verkorte zin óók nog weglatend, wilde hij voor de goede verstaanders: de ‘amici’ en de in dezelfde sfeer vertoevende lezerskring, voor wie ‘Omnibus hoc vitium est’ een signaal was dat naar het slot verwees, zeggen: zo zijn zangers in vriendenkring, dat weet van geen ophouden. Dus een hoffelijk ‘basta, vrienden’.
Een enkel punt nog. Damsteegt heeft Huygens duidelijk tegen het verwijt van onheus optreden tegenover Anna willen verdedigen...
Voor het schrappen van de vermelding van haar ‘bestellen’ zou een eenvoudiger verklaring kunnen worden voorgesteld. En wel deze, dat Huygens in de titels consequent heeft verkort, toen hij de Otia prepareerde (p. 103). Hij had trouwens, denk ik, al in zijn afschrift naar haar manuscript geschrapt. Damsteegt acht (p. 107) de mogelijkheid aanwezig, dat Anna zèlf haar ‘bestellen’ had vermeld. Ik acht dat zeker. Men vergelijke Huygens' verkorting in de titel van Anna's sonnet, nummer 5: ‘Sonnet van Anna Roemers aen P.C. Hooft ende C. Huygens, op den trant vande voergaende, die aen wederzijden door haer bestelt waren’ (Worp I, 199, noot 1)
| |
| |
met haar eigen versie: ‘Sonnet/ Aen beijde mijn vrinden P.C. Hooft en Constantijn Huygens, op den trant van dees voorgaende sonnetten, die an weedersyden door mij bestelt sijn’ (p. 108, noot 18). Met dat ‘aen beijde mijn vrinden’ wijzigde zij m.i. niet ten behoeve van Moretus, voor wie ze de eerste vijf sonnetten afschreef, haar oorspronkelijke opschrift, met het doel bijv. hem op de aard van de verhouding tussen haar en de twee andere dichters te wijzen. Dit ‘aen beijde mijn vrienden’ stond zeker in de oorspronkelijke tekst, en was daarin essentieel. Het sloeg immers het nieuwe motief aan, dat haar sonnet beheerst. En was, in de titel, aankondiging van het nieuwe thema dat zij met haar vers inbracht: de vriendschap (p. 123). Huygens van zijn kant meende als uitgever van de Otia haar warme ‘door mij’ te moeten vervangen door het meer objectieve ‘door haer’. Dat hij echter niet wijzigde tot ‘haer beijde vrinden’, en ‘vrinden’ schrapte, is een verkorting die op verminking neerkomt, daar nu het hartelijk verband tussen titel en vers, dat Anna bedoeld had, verloren ging.
Wij zouden onjuist doen hieraan conclusies te verbinden ten aanzien van Huygens' vriendschap voor Anna. Laat ons dat, naar analogie, óók niet doen ten aanzien van zijn waardering voor haar ‘bestellen’!
Het verkorten in zijn afschrift tekent de puntig formulerende man (met nadruk eventueel op: man). En in de Otia heeft hij wellicht wat restte opgeofferd aan de eis van bijv. een harmonische opmaak van de pagina. Zulke dingen gebeuren. Zelfs ‘inter amicos’.
In de hoop, dat deze opmerkingen en veronderstellingen tot voortzetting zullen leiden van het onderzoek, volsta ook ik met een Hactenus!
Adres van de auteur:
Hendrik Chabotlaan 45
2661 JJ Bergschenhoek
|
|