Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 98
(1982)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W.J.J. Pijnenburg
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreven...’. In par. 193c voegt hij hieraan nog toe: ‘Voor wassen...gheven...wesen...sien...creghen...heeten...bleken...gaen...zonder praefix, in Brabantsche, Vlaamsche en oostel. Mnl. mss., is zulk een invloed niet waarschijnlijk, en ik meen deze vormen daarom naast de bovengenoemde comen, leden, enz. te moeten stellen, zij het dan ook als sporadische resten van een oorspr. deelw. zonder voorvoegsel’. De meningen naast elkaar zettend, kom ik tot volgend overzicht:
Behalve deze groep bestaat er dan nog - en wel speciaal in het Hollands - een (grotere?) groep die regelmatig zonder ghe- optreedt. Het grootst is de lijst van Van Helten (16 verba), waarvan Van Loey er nog 4 noemt (bonden, vanghen, souten, sweghen), terwijl Franck aan deze Hollandse afwijking geen speciale aandacht schenkt. Van Helten voegt bovendien nog een aantal werkwoorden uit de andere gewesten toe.
Samenvattend kom ik tot de volgende weergave van de hierboven genoemde opvattingen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Nieuwe gegevensHet doel van deze bijdrage is een aanvulling te geven op - in laatste instantie - Van Loey, omdat het nieuwe materiaal van Gysselings Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), reeks I, Ambtelijke bescheiden, op een aantal punten de voorgaande conclusies in niet onaanzienlijke mate wijzigt. Hiervoor heb ik alle in aanmerking komende vormen geteld en gerangschikt naar regio van herkomst. Bij de telling zijn alle vormen meegerekend ongeacht of ze uit dezelfde of uit verschillende oorkonden (teksten) komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. brachtEen vorm bracht komt in het Corpus 8 × voor; 1 × als praeteritum en 7 × als participium. Van de participia stammen er 6 uit Mechelen (1272 4 × en 1e kw. 14de eeuw 2 ×) en één uit Brussel (1277). In het vervolg worden alleen de gegevens uit de 13de eeuw verwerkt. Brocht komt 10 × voor; 3 × als praeteritum en 7 × als participium; daarvan 4 × te Brugge (1294), éénmaal te Gent (1292), éénmaal te Dordrecht (1282) en éénmaal in de grafelijke kanselarij van Holland (1299). Geprefigeerde vormen zijn: gebracht (1 × graf. kanselarij Holland 1282); ghebracht (1 × Haastrecht 1289) en ghebrocht (5 × graf. kanselarij Holland 1282 en 4 × 1297). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juist Holland (en Utrecht) blijken dus de attestaties met ghe- op te leveren. Ruim vóór de 15de eeuw zijn ghe- vormen reeds aanwezig en wel 37% van het totaal; in Holland zelfs 75 procent. N.B. Door het betrekkelijk geringe aantal attestaties van deze kleine groep werkwoorden zijn ze niet steeds in alle gewesten vertegenwoordigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. blevenVan bliven komt het participium in het Corpus 24 × voor, waarvan 7 × met ghe-. Uiteraard komt de vorm bleven vaker voor, nl. 53 ×, maar 27 × betrof het het praeteritum en 26 × het participium, waarvan 9 × een 14de-eeuwse vorm (hier buiten beschouwing gelaten). Van de vormen met ghe- waren er 6 Hollands en één Vlaams. De verhoudingen liggen aldus:
In percentages: totaal 24 vormen, waarvan 30 procent met een 70 procent zonder ghe-. Uit Holland stammen 9 vormen waarvan 66 procent met en 33 procent zonder ghe-. Ook hier weer dezelfde indicatie: de vormen met ghe- komen ruim vóór de 15de eeuw voor en Holland is de initiator. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. comenDe vorm comen (komen) is, naar te verwachten was, in het Corpus buitengewoon frequent. In totaal telde ik 596 plaatsen. Hiervan be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trof het in 383 gevallen de infinitief, in 70 gevallen praesensvormen, in twee gevallen zelfstandige naamwoorden (na comen ‘nakomeling’ en op comen ‘opbrengst’), in één geval een samengesteld werkwoord en dus in 131 gevallen het participium perfecti. De geprefigeerde vorm kwam 9 ×) voor: gecomen (Wateringen 1287), ghecomen (grafelijke kanselarij Holland 1290, 2 ×), 1292, 1297, 1298, 1299, 1300) en éénmaal te Brugge, honderd jaar later in een dorsale notitie (± 1400; hier buiten beschouwing gelaten).
Ook hier in wezen hetzelfde beeld: ghe-vormen zijn geattesteerd en wel voornamelijk in Holland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. ledenDe vorm leden is 60 ×) geattesteerd, waarvan viermaal als znw. leden, mv. van lid, 15 ×) als znw. lieden (vaak in de verbinding ons, hem leden), 10 ×) als PN Van Le(e)den, 4 ×) als ww. leiden en tenslotte 27 ×) als participium van liden. Ghe- vormen kwamen slechts driemaal voor, steeds uit de grafelijke kanselarij van Holland (1293, 1294 en 1299).
Wederom is het Holland, dat de ghe- vormen levert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5. vondenDe vormen uonden/ vonden zijn samen 73 ×) geattesteerd. Eenmaal betrof het een samenstelling (onder vonden), 44 ×) het praeteritum en 28 ×) het participium perfecti (waarvan drie vormen van na 1300: Mechelen, begin 14de eeuw, 2 ×); Brugge 2e helft 14de e.). Ghevormen kwamen 5 ×) voor: gevonden (Utrecht 1284), gevonden (Holland 1286, grafelijke kanselarij van Holland 1295 2 ×) en Rijnsburg 1296).
Ook vinden levert dus het inmiddels vertrouwde beeld. Ghevormen zijn geattesteerd vanaf 1284. De vormen stammen vrijwel uitsluitend uit Holland/Utrecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6. wordenAlleen wat worden betreft kan de formulering van Van Loey althans wat de 13de eeuw betreft in al haar striktheid gehandhaafd blijven. Tot en met het jaar 1300 is inderdaad geen participium met ghe- geattesteerd. Maar in de 14de eeuw beginnen ook hier vormen met ghe- te verschijnen. Hoewel Kern in zijn uitgave van De Limburgsche Sermoenen (Groningen 1895) par. 193 zegt: ‘Een verl. dlw. *geworden heb ik noch in de Serm., noch bij Verdam (Mndl. Wdb. II, k. 1888 vlgg.) opgemerkt’ kan hier nu aan worden toegevoegd, dat in het MNW IX kol. 2172 talrijke participia met ghe- staan opgetekend, daaronder bijv. Si hadden gheworden stridens mat uit de Roman van Henric en Margriete van Limborch uitg. door Van den Bergh, Leiden 1846, p. 231, vers 294; deze tekst wordt midden 14de eeuw gedateerd. Ook in Couchy II 237 komt de vorm voor: Hi hadde hem eer te goede gheworden met zinen bloede...’ Deze tekst dateert van einde 14de eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7. ConclusieDe conclusie van de eerste groep (bracht, bleven, comen enz.) kan dan ook zijn:
Door de betrekkelijk kleine aantallen attestaties zijn deze percentages natuurlijk niet absoluut te hanteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Hollandse verba3.1.Naar Van Loey ons meedeelt zouden Hollandse teksten een (sterke?) voorkeur hebben voor praefixloze participia bij binden, vangen, zouten en swighen. Ik wil me eerst tot deze groep van vier beperken en hierna de nog door Van Helten aangehaalde verba kort behandelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. bondenDe vorm bonden komt in het Corpus alleen als praeteritum voor (2 ×). Gebonden komt 21 ×) voor, waarvan twee Hollands-Utrechtse plaatsen. De aantallen zijn klein, maar van een afwijkend Hollands gedrag blijkt niets. De oudste Hollands-Utrechtse plaats dateert van 1284, de oudste überhaupt van 1236, Gent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. vangenVangen komt achtmaal voor, maar in alle acht gevallen betreft het de infinitief. gheuangen/ghevangen komt 31 ×) voor en wel in de volgende verdeling naar regio:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4. soutenDe vorm souten komt viermaal voor, éénmaal als infinitief en viermaal in de PN souten lande. Een participium *souten is dus niet geattesteerd. Ghesauten/ ghesouten komt vijfmaal voor, waarvan viermaal te Gent, einde 13de eeuw, en éénmaal te Dordrecht 1286. De - enige - Hollandse vorm wijkt dus ook hier niet af van die van Vlaanderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5. sweghensweghen/ ghesweghen komen beide niet voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.6.De conclusie kan kort zijn. Van enig afwijkend gedrag van Holland ten opzichte van de andere gewesten op het stuk van prefigering met ghe- bij de participia van binden, vangen, souten, swighen, blijkt, althans in de 13de eeuw en in ambtelijke stukken, in het geheel niets: ook Holland heeft alleen vormen met prefix. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.7.Van de lijst van Van Helten resteren nu nog: leghen, slaghen, boren, reden, heten, slepen, compen, hieten, sproken, screven, geven, wonnen (de Hollandse groep) en wassen, gheven (ook Holl.), wesen, sien, creghen, heeten (ook Holl.), bleken, gaen (de Vlaams-Brabants-Oostelijke groep). Hiervan komen bleken, crompen en slapen in het gehele Corpus niet voor. boren komt 10 ×) voor, maar steeds in de betekenis ‘behoren’. g(h)eboren komt 7 ×) voor in de betekenis van duits ‘gebühren’, en 12 ×) in de betekenis ‘natus’; dus steeds mét praefix. creghen komt 2 ×) voor, doch beide malen gaat een losgeschreven praefix, ghe resp. ver, vooraf. Het participium perfecti van crig(h)en heeft in het Corpus steeds ghe- (45 ×). gaen komt 206 ×) voor, maar steeds hetzij als infinitief, hetzij als pluralisvorm van de indicatief praesentis. Het participium perfecti van gaen heeft steeds ghe- (7 ×), in Westvlaanderen igaen (11 ×). g(h)euen/ g(h)even komt 808 ×) voor: 12 ×) gaat een los geschreven ghe- vooraf; 708 ×) betreft het de infinitief, dan wel praesensvormen. Slechts 16 ×) is er sprake van een participium perfecti passivi zonder ghe: Kuik 1286; Aksel 1272; 1286 2 ×); 1299; Middelburg 1273, 1284; Brugge 1275; Voorne 1280, 1293; Biezelinge 1281, 1282; Dordrecht (ute gheuen) 1284; Gent 1290, 1296; Veurne 1298. Dit verschijnsel beperkt zich dus in hoofdzaak tot Zeeland. Voor het overige (952 ×) heeft het participium perfecti passivi steeds ghe-; in Westvlaanderen igheuen (24 ×). heten, heeten, hieten ‘noemen’ en ‘bevelen’ komen 92 ×) voor, maar alleen als infinitief en indicatief. g(h)ehe(e/i)ten (87 × ) heeft als pp. steeds ghe- of i- (Westvlaanderen 2 ×). leg(h)en is 11 ×) geattesteerd, waarvan 6 ×) voorafgegaan door een los geschreven g(h)e-. De overige gevallen zijn praesens-vormen ( = nnl. liggen). g(h)eleg(h)en (311 ×) heeft als pp. steeds ghe-. reden komt in de betekenis ‘rijden’ niet voor. Ook de vorm g(h)ereden betreft meestal ‘gereed’ (van geld en munten), soms het pp. van reden (*raidjan), nooit van riden. screuen komt 7 ×) voor, steeds voorafgegaan door een los geschreven ghe (2 ×) of vo(e)r(e) (5 ×. Het pp. heeft voor het overige steeds het vaste praefix g(h)e- (225 ×) of i- (1 ×). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sien komt voor in de betekenissen ‘esse’, ‘existere’, ‘eius’, ‘suus’, en ‘videre’; in de laatste betekenis evenwel nooit als pp. Als pp. komt uitsluitend g(h)esien voor (24 ×). slaghen komt alleen als substantivum voor. Een pp. gheslaghen is tweemaal geattesteerd, slegen is pp. in Gent 1237. sproken wordt de vier keer dat het voorkomt steeds voorafgegaan door een los geschreven ge (1 ×) of vo(e/ i)r (3 ×). Als pp. komt uitsluitend g(h)esproken voor (81 ×). wassen, was(s)chen komt 5 ×) voor, maar nooit als pp. Dit luidt steeds g(h)ewasschen (13 ×). wesen ‘esse, existere’ (een enkele maal ook ‘orphanus’) komt nergens als pp. voor; in deze functie staat uitsluitend g(h)ewesen (1 ×) iwesen), steeds met hebben vervoegd. Ook weest is als pp. niet geattesteerd; gheweest is de enige vorm (variant gheuest). wonnen is in de grafelijke kanselarij van Holland eenmaal als pp. opgetekend (1280-4): ‘wonnen ende onghewonnen’. Als pp. is verder slechts ghewonnen aangetroffen (21 × ). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.8.Over vier gevallen kan geen uitspraak gedaan worden omdat attestaties ontbraken: bleken, crompen, reden, slepen. In tien gevallen kende het pp. uitsluitend de variant met ghe: geboren, gecreghen, gegaen, geheten, geleghen, gescreuen, gesien, gesproken, gewasschen, gewesen. Participia perfecti zonder ghe- werden slechts opgetekend bij gheuen echter nog geen 2%, (voornamelijk Zeeuwse vormen), bij slegen (1 ×) te Gent 1237 op totaal 3 vormen) en bij wonnen (1 ×) in de grafelijke kanselarij van Holland 1280-84 op totaal 22 vormen). De uitspraak van Van Helten, dat in het Hollands de genoemde verba ‘niet zelden’ zonder ghe- verschijnen is alleen voor wonnen (dat overigens slechts éénmaal voorkomt) enigszins te onderschrijven; gheuen lijkt een Zeeuwse eigenaardigheid, terwijl sleghen alleen te Gent éénmaal werd aangetroffen. Zijn stelling dat in Vlaamse, Brabantse en oostelijke teksten een aantal verba in hun pp. de ‘sporadische resten van een oorspr. deelwoord zonder voorvoegsel’ vertonen, is wellicht wel juist, maar vraagt toch enig commentaar. Ik kom hier in 4. Algemene conclusie op terug. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Algemene conclusieHet beeld dat ons met name door Van Loey wordt geschetst m.b.t. ghe- plus participium blijkt, met deze gegevens op tafel, aan verandering toe. Opvallend is dat Van Helten in 1887 formuleringen gebruikt die dichter aansluiten bij wat nu geconcludeerd moest worden. Het praefix ghe- wordt bij verba oorspronkelijk gebruikt om aan te duiden dat de handeling beschouwd werd met het oog op aanvang (incohatief) of voltooiing (perfectief), dan wel beide. Met name het perfectieve aspect was sterk aanwezig in het participium perfecti waardoor het praefix ghe- een min of meer vast kenmerk van het participium perfecti werd. Werkwoorden die reeds perfectief waren, dus een betekenis hadden waarin de handeling als (tijdelijk) begrensd werd beschouwd (comen geeft het naderen tot een bepaald punt aan, brengen het dragen tot een bepaald punt, vinden het zoeken tot een bepaald moment enz.) konden dit - pleonastische - praefix een tijd lang ontberen, maar hebben later door systeemdwang toch dit praefix aangenomen. De werkwoorden die het langst weerstand hebben geboden zijn worden, comen en in mindere mate brengen, liden, bliven, vinden. De beweging om het praefix in het participium te veralgemenen zette in op het eind van de 13de eeuw en met name in Holland en Utrecht. Doordat vormen mét en vormen zonder praefix een tijd lang naast elkaar stonden, konden in enkele gevallen ook verba waar het praefix ghe- reeds tamelijk vast was, ook zonder ghe- in het verleden deelwoord verschijnen. Ik ga er hierbij vanuit dat de oorspronkelijke toestand een participium perfecti zonder ghe- te zien gaf, waarna geleidelijk over de hele linie het praefix steeds frequenter als vast kenmerk van het pp. is gaan optreden. Deze zienswijze wordt door Van Loey en Franck impliciet gedeeld, doordat ze het ontbreken van ghe- als een uitzondering zien op een normale toestand, waarin alle verba ghe- hebben. Van Helten formuleert dit expliciet: ‘sporadische resten van een oorspronkelijk deelwoord zonder voorvoegsel’. Vooral het gebruik van het woord sporadisch geeft de juistheid van Van Heltens zienswijze weer. Het zijn inder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daad niet meer dan sporadische resten. Minder juist lijkt zijn opvatting dat de Hollandse gevallen aan Friese invloed moet worden toegeschreven terwijl de Vlaamse, Brabantse en oostelijke gevallen apart zouden staan. Zoals uit onze cijfers blijkt gedraagt het Hollands zich op dit punt niet anders dan de overige gewesten. Er lijkt dan ook geen enkele reden aanwezig om voor het Hollands een andere oorzaak aan te nemen voor het - sporadisch - ontbreken van ghe- dan voor de andere gewesten. Een geheel ander punt is, dat Van Loey, Franck en Van Helten, zich baserend op én later Middelnederlands én in hoofdzaak literaire teksten, de indruk hebben dat dat het praefix ge- ontbreekt (Van Loey), dat sommige verba dit ‘entbehrten’ (Franck), of dat het vrij regelmatig ontbrak (Van Helten). De onuitgesproken veronderstelling hierbij is, dat het in de oudere taalfase, i.c. in het nu door mij onderzochte 13de-eeuwse Mnl., er een meer archaïscher situatie, dus met meer ghe- loze vormen zou zijn. Dit blijkt dus duidelijk niet het geval te zijn: Het aantal participia zonder ghe- is - met uitzondering van worden - in de 13de eeuw miniem en het is weinig aannemelijk dat in de 14de en 15de eeuw dit aantal eerst weer toe en vervolgens weer af zou nemen. De verschillen in waarneming tussen Van Helten, Franck en Van Loey enerzijds en mij anderzijds zijn dus bezwaarlijk terug te voeren op de verschillen in de chronologie van de onderzochte periode. Een andere mogelijkheid is dat hier een onderscheid literaire taal versus ambtelijke taal is vastgesteld. Men moet dan wel aannemen dat de jongere literaire taal op dit punt archaïscher is dan de oudere ambtelijke taal, ofwel dat er een aantal archaïsche wendingen zijn bewaard in de vnl. literaire teksten. Hier blijft dus nog iets te onderzoeken. Mijn indruk is, dat Van Helten, Franck en Van Loey weliswaar een redelijk aantal ghe- loze participia hebben genoteerd, maar dat onvoldoende inzicht heeft bestaan in de grootte van het percentage ghe- loze vormen ten opzichte van de totale groep participia. De paragrafen van Van Loey lijken bovendien een verkorte en gesimplificeerde herformulering van de bevindingen van Franck en Van Helten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte is er nog de vraag hoe het nu zit met de prefigering bij leenwoorden als benedien waar ghe- volgens Van Loey ook vaak ontbreekt (Mnl. Spr. I par. 52 d.). Deze vraag is voorlopig misschien het best te beantwoorden met het volgende zinnetje uit Gent 1236: hi mote gebenediet sin met allen gebenedieden. uanden gonen die gebenedied es ewelike sonder ende. dat mote wár sin amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van geciteerde werken
Leiden, 26 mei 1981
Adres van de auteur: Instituut voor Nederlandse Lexicologie Plantsoen 45 2311 KH Leiden |
|