F. de Tollenaere
Baert
‘Rijswerk aan en op de dijken en oevers’
Een Westvlaamse bewijsplaats?
Het simplex baert ‘rijswerk’ is in het MNW niet opgetekend. Deel XI, met de aanvullingen op het gebied van dijk- en waterschapsrecht van A.A. Beekman, heeft wel de afleiding baardingen en de samenstellingen baartschouwe en baardwerk.
In de Opstellen Dr. C.H.A. Kruyskamp (1977) heeft A. van Loey gemeend een bewijsplaats voor het simplex te hebben gevonden in een in 1972 uitgegeven tekst van het proces tegen Westvlaamse bosgeuzen, dat in 1568 voor de Ieperse vierschaar werd gevoerd.
Uit de context waarin het woord voorkomt, ‘delvende in de nieuwe baert van Hondschote’, is het echter zonder meer duidelijk, dat men hier te maken heeft met een van de vele lees- en zetfouten die de tekstuitgave ontsieren. Van Loey heeft er op blz. 140-141 van zijn artikel een aantal gesignaleerd. De leesfout waar het hier om gaat, is te vergelijken met bruchten (blz. 122, f.8 vo) voor vruchten.
In rijswerk wordt nu eenmaal niet gedolven. In het handschrift moet natuurlijk staan ‘delvende in de nieuwe vaert van Hondschote’. Dat werd mij achteraf, op 28-11-'80, door de heer E. Warlop, afdelingshoofd bij het Rijksarchief te Kortrijk, bevestigd.
Het zou trouwens nogal merkwaardig zijn als men een term die, oordelende naar de bewijsplaatsen, beperkt is tot het dijk- en waterschapsrecht van de Tielerwaard, de Bommelerwaard en het Land van Heusden, zomaar eveneens in West-Vlaanderen zou aantreffen.
Adres van de auteur:
Beatrixlaan 7
2361 SB Warmond