Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 97
(1981)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| ||||||||||
W.J.J. Pijnenburg
| ||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||
Een paar bezwaren van mindere orde zijn nog, dat men eigenlijk de vorm *wend-hund verwacht zou hebben daar het bedoelde volk in het duits nu eenmaal wenden heet, maar mogelijk is natuurlijk dat het woord in de betekenis ‘hond’ een andere ontwikkeling heeft gekend, dan de volksnaam, die in het ohd. Winidā luidt (cf. ook Reusz naast Russe). Vervolgens kan men opmerken dat wind ‘hond’ al in de ohd. tijd opgetekend is (vanaf de 9e eeuw), terwijl Wallach eerst in 1497, Reusz eerst in 1579 is geattesteerd. Het ndl. spiljoen, mnl. spingoel en var. gaat terug tot de 14e e. Daarbij is in het ndl. het type Wallach, Reusz, althans met de specificatie ‘gesneden dier’, onbekend, zodat ook bij Wind aan ontlening uit het du. moet worden gedacht. Maar ook hier geldt weer dat mnl. wijnt ‘leporarjus’ (Gloss. Bernense ± 1250) en ohd. wint eeuwen eerder geattesteerd zijn, dan de andere diernamen uit volksnamen. Al deze bezwaren, hoewel elk voor zich zeker niet doorslaggevend en ook tezamen, niet van een zodanige overtuiging, dat de etymologie van Suolahti per se onmogelijk zou zijn, hebben mij echter aangezet nog eens naar andere mogelijke verklaringen om te zien. Daarbij wil ik aansluiten bij de verklaring van Van Wijk in die zin, dat ik het type dam-hert als uitgangspunt neem. In dam-hert immers betekent zowel dam als hert ‘hert’. Mlat. dāma ‘hert’ is hier in de plaats gekomen van een inheems woord met die betekenis cf. oe. dā, ne. doe ‘hert’ dat in de samenstelling damhert als tweede lid het verduidelijkende hert kreeg toegevoegd. Andere samenstellingen van dit type zijn bijv. doelwit, rooilijn, heerleger, brokstuk, lierwangeGa naar voetnoot1. De parallel doortrekkend zouden we dan het eerste lid van windhond als ‘hond’ moeten opvatten. Voor zover ik weet is deze laatste stap nog nooit gezet, hoewel die tot een geheel nieuwe etymologie kan leiden. Het ide. woord voor ‘hond’ is immers *k̑u(u̯)ōn, dat in het germ. verschijnt als *hunđaz < *k̑untós, d.w.z. met een afleiding op -to-Ga naar voetnoot2 | ||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||
toegevoegd aan de nul-fase van de stam. Evenwel is voor het ide. woord de volgende flexie denkbaar
Dit type is natuurlijk nergens zuiver bewaard (vgl. de afwijkende as. in het oi. i.p.v. te verwachten *śvana), maar uit de overgeleverde vormen reconstrueerbaar, cf. bijv. de gr. acc. λιμένα (Szemerenyi 1970:154). Op basis van de verschillende stamvormen kunnen dan weer nieuwe woorden gevormd worden cf. gr. λειμών ‘(vochtige) weide’ naast λιμήν ‘haven, baai’, en λίμνη ‘baai, meer’ bij een oorspronkelijke flexie: ns. *leim-ṓn, as. *l(e)iménm̥, gs. *limnós. Zo kan van de stam van de gs. *k̑un- een afleiding met -tó- gevormd zijn: *k̑untós vanwaar germ. *hunđaz, ono. hundr, got. hunds, maar evenzo van de stam van de as. *k̑(u)u̯en-:*k̑uentos vanwaar germ. *hwindaz. Dit *hwindaz moet in het onl. en ohd. wind:wint opleveren, dat naast hunt doet denken aan ndl. hoe < *hwō naast du. wie < *hwē. Weliswaar zou voor het ohd. allereerst *hwint te verwachten zijn, maar ‘im allgemeinen scheint h am frühesten vor w geschwunden zu sein’ (Braune, Ahd. Gr. par. 153). Reeds in de Abrogans [ca. 765] komt werben i.p.v. hwerben voor. De oudste mij bekende attestatie van wind stamt uit de 9e eeuw (Cgm 5248 2 nr. 2f 2b = Steinm.-Sievers 3,449,37) waar staat: Sparta vuint zoha ‘teef’. Deze codex kent echter ook reeds h-afval vóór l, cf. scala leitra (3,448,41) < *hlaiđri-. Dan zou wind < *hwindaz inderdaad ‘hond’ betekenen, en zou windhond het type samenstelling vertegenwoordigen waartoe ook damhert, doelwit, enz. en eng. greyhound < ono. grey ‘teef’ + eng. hound behoort. Blijkbaar heeft wind de concurrentie met hond niet aangekund en de homonymie met wind ‘ventus’ zal tot zijn ondergang hebben bijgedragen, zoals de bekende gallus van J. GilliéronGa naar voetnoot3 het moest | ||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||
afleggen toen het homoniem met cattus geworden was. Immers, mag men op grond van de oudste attestaties voor wind de betekenisspecificatie ‘jachthond’ aannemen, dan zal duidelijk zijn, dat in de jacht, waar zowel de wind(richting) als de wind(hond) belangrijk waren, een dergelijke homonymie hoogst verwarrend werkte. Slechts in verduidelijkende samenstellingen als windhond, du. Windhund, mhd. wintbracke, wintspiel heeft het zich kunnen handhaven, alsmede in hazewind. De duitse samenstelling dateert volgens Kluge uit het midden van de 16e eeuw, de nederlandse uit de 14e e. (MNW i.v.). Wind is een blijkbaar continentaal-westgermaans woord, dat in de samenstelling windhond ook in de skandinavische talen is terechtgekomen: de. zw. vindhund (cf. ook Falck-Torp i.v.). | ||||||||||
Gebruikte afkortingen:
30 juli 1980
Adres van de auteur: Instituut voor Nederlandse Lexicologie Postbus 132-2300 AC Leiden |
|