| |
| |
| |
G. Zandt
Enkele opmerkingen over de Middelfrankische vertaling van ‘Karel ende Elegast’
De stof van Karel ende Elegast is in meerdere Germaanse talen, men denke aan het Deens, Noors, Duits en Nederlands, literair verwerkt. Uit het Duits is niet alleen een Thüringse of Rijnfrankische Karelroman uit de 15de eeuw bekend, die niet direct uit het Mndl. is vertaald, maar naar K. Heeroma aannam misschien op een omstreeks 1200 in het Rijn-Maasland te lokaliseren voorbeeldgedicht teruggaatGa naar voetnoot1, maar ook een Middelfrankische vertaling van de Nederlandse Karel ende Elegast, die als deel vier in de Karlmeinetcompilatie is opgenomen en 1352 verzen omvat. De Middelfrankische compilatie, die slechts in één handschrift uit het eind van de 15de eeuw is overgeleverd, moet omstreeks 1300 zijn ontstaanGa naar voetnoot2. De vertaling van Karel ende Elegast is daarom hetzij omstreeks 1300 door de compilator tot stand gebracht of vond in de loop van de 13de eeuw plaats door een niet met de compilator identieke vertaler.
Het middeleeuwse Middelfrankisch (Mfrk.) maakt deel uit van het Middelhoogduits (Mhd.), dat zowel op het gebied van de klanken vormleer als met betrekking tot de syntaxis, woordenschat en woordvorming aanmerkelijke verschillen vertoont met het Mndl. Het in de nabijheid van het Mndl. taalgebied in de Moezelstreek en aan de Nederrijn geschreven Mfrk. wijkt evenwel minder af van het Mndl. dan zuidelijke Mhd. dialecten als het Beiers en Alemannisch. Het Mfrk. en vooral het noordelijke Mfrk., het Ripuarisch (Rip.), kan zelfs in menigerlei opzicht als mengtaal worden beschouwd, daar het enerzijds met het Mhd. van het Mndl., ander- | |
| |
zijds met het Mndl. van het Mhd. afwijkt. Ondanks de vele overeenkomsten tussen het Mndl. en het Mfrk. zijn hun onderlinge verschillen echter zo groot, dat het vertalen van een Mndl. tekst moeilijkheden kan opleveren, hetgeen b.v. duidelijk blijkt bij de overzetting van een uit rijmparen bestaand werk als de Karel ende Elegast.
De rijmen van de Ripuarische versie van de Karelroman kunnen
1. | het Mndl. juist weergeven in correct Mfrk. |
2. | het Mndl. foutief of onnauwkeurig in correct Mfrk. vertalen. |
3. | incorrect zijn zonder de inhoud van de Mndl. roman geweld aan te doen. |
4. | incorrect zijn en bovendien afwijken van de inhoud van de Mndl. tekst. |
Uit het bovenstaande blijkt, dat alleen bij 1. van een goede vertaling kan worden gesproken. Bij 2. en 4. zijn inhoudelijke verschillen t.o.v. het Mndl. te constateren, bij 3. en 4. afwijkingen van het Mfrk. of onzuivere rijmen. Ter verduidelijking mogen volgende voorbeelden dienen:
1a. |
K 25-26Ga naar voetnoot3 |
A 25-26Ga naar voetnoot3 |
|
Ind enstelt ir an deser nacht neit |
En steeldi in deser nacht niet |
|
So is uch ouel gescheit |
So is v euel gheschiet |
|
|
Het rijm neit: gescheit is in het Rip., waar Mhd. geschehen = Rip. geschien niet, zoals in zuidelijke Mhd. tongvallen, uitsluitend sterk wordt geconjugeerd, zuiver. |
|
1b. |
K 85-86 |
A 85-86 |
|
Do hey lach in desen gedancken |
Daer hi lach in dit ghepeyns |
|
Hey dachte her ind dar ind begunde wancken |
Hare tale weder ende gheyns |
|
|
Het correcte Rip. rijm wijkt waarschijnlijk af van het rijm in de Mndl. versies, omdat gheyns en het uit het Frans ontleende ghepeynsGa naar voetnoot4 in het Mhd. niet voorkomen. |
| |
| |
Hoewel het Rip. rijm in r. 85-86 in tegenstelling tot in r. 25-26 Mndl. woorden substitueert, is zowel in 1a. als in 1b. van een goede vertaling sprake.
2a. |
K 775-776 |
A 775-776 |
|
Da man mir volgede na |
Daermen mi volchde achter |
|
Ich endorste neit weder keren da |
En dorste niet keeren door den lachter |
|
|
Daar de combinatie ft in het Rip. overgaat in cht, is achter aan de Nederrijn een gebruikelijk woord en moet de afwijking in K worden verklaard uit het ontbreken van het znw. lachter in het Mhd. Hoewel K dit woord op andere plaatsen, men vergelijke b.v. r. 83, 103 en 353, vervangt door het Mhd. lasterGa naar voetnoot5, heeft in K 776 waarschijnlijk geen vertaling plaats gevonden, omdat dit een onzuiver rijm ten gevolge zou hebben. Het afzien van het weergeven van door den lachter in het Mfrk. leidt echter tot een onvolledige vertaling. |
|
2b. |
K 795-796 |
A 795-796 |
|
Dat karlle bynnen de burch queme |
Dat die coninc binnen quame |
|
Hey en was dar zo neit geneme |
So sere ontsach hi hem der onuramen |
|
|
Het Mhd. genaeme, Rip. geneme ‘aangenaam, welgevallig’Ga naar voetnoot6 staat weliswaar in een zuiver rijm, maar inhoudelijk wijkt K 796 af van de Mndl. tekst. De oorzaak van de foutieve vertaling ligt vermoedelijk in het feit, dat het znw. onvrame in het Rip. onbekend is en om die reden, evenals het rijmwoord vrame in r. 908, vgl. A Hi hadde eer ontbeert der vrame, K Hey hadde dat eirste geneme, werd geëlimineerdGa naar voetnoot7. |
Men moet concluderen, dat het Mfrk. rijm zowel in 2a. als in 2b. correct is, maar dat het Mndl. in 2a. onvolledig, in 2b. foutief is vertaald.
| |
| |
3a. |
K 871-872 |
A 871-872 |
|
Dat ir leuet dat is wunder groet |
Dat ghi leeft is wonder groot |
|
Ir soult syn lange doet |
Ghi en waert langhe wile doot |
|
|
Hoewel het rijm in K zuiver is, is het incorrect, daar de Germ. t in het Rip. postvokalisch tot s(s) wordt verschoven. Andere voorbeelden van zuivere rijmen in K, die van het Rip. afwijken en uit het Mndl. zijn overgenomen, zijn leifft: heyfft (Rip. leifft: hait) in r. 222-223 en gereide: seide (Rip. gereide: saichte) in r. 994-995. |
|
3b. |
K 400-401 |
A 400-401 |
|
Dat der konynck was in vare |
So dat die coninc was in vare |
|
Ind waende dat id der duuel were |
Ende waende dat die duuel ware |
|
|
Het rijm in K is weliswaar onzuiver, maar berust niet op een foutieve vertaling. De vorm were is in het Rip. gebruikelijk, daar in dit dialect de â in de conj.praet. van de sterke werkwoorden een Umlaut krijgt. |
|
3c. |
K 817-818 |
A 817-818 |
|
Hey geynck da hey den konynck leis |
Legast ginc daer hi den coninc liet: |
|
Zo der stat do hey van eme scheyt |
Ter stede daer hi van hem schiet |
|
|
Evenals in 3b is het rijm in K incorrect zonder dat van een foutieve vertaling kan worden gesproken. De Germ. t in het Mndl. liet is in het Mhd. tengevolge van de tweede klankverschuiving een spirant geworden. |
|
3d. |
K 1044-1045 |
A 1044-1045 |
|
Dyt sprach hey mit behendicheide |
Dit seidi doer behendichede |
|
Ind woulde eligast dar prouen mede |
Om elegast te proeuen mede |
|
|
Het verschil tussen het zuivere rijm in A en het onzuivere in K is te herleiden tot een verschil in de declinatie van de feminina op -heit in het Mndl. en het Mhd.Ga naar voetnoot8 |
|
3e. |
K 17-18 |
A 17-18 |
|
So dat der konynck erschrack |
So dat die coninc ontbrac |
|
Van den worden de der engel sprach |
Biden woerden die dengel sprac |
|
|
Het rijm in K is onzuiver, maar de vertaling is correct. Het Mndl. ontbreken is niet door het Mhd. en(t)brechen weergegeven, omdat dit |
| |
| |
werkwoord in tegenstelling tot erschrecken niet in de betekenis ‘wakker schrikken’ voorkomtGa naar voetnoot9. |
De conclusie uit 3a.-3e. is, dat incorrecte Rip. rijmen, die inhoudelijk niet van het Mndl. afwijken, zowel zuiver (3a.) als onzuiver (3b.-3e.) kunnen zijn.
4a. |
K 238-239 |
A 238-239 |
|
Ich enlaissen sy neirgen geduren |
Ic en laetse niewers gedueren |
|
De sy enthelt ich doe eme verbyrnen |
Diese onthilde ic daden verbueren |
|
|
Niet alleen is het rijm in K 238-239 onzuiver, ook wordt verbueren inadequaat door verbyrnen ‘verbranden’ weergegeven. In K 211 (Ind wyssen wael dat sy verburen) bleef daarentegen het Ndl. rijmwoord in de Rip. versie gehandhaafd, hoewel het Mhd. verburen waarschijnlijk niet kent. Lexer 3,86 geeft wel bewijsplaatsen uit Morant und Galie, het tweede deel van de Karlmeinet-compilatie, en uit de Sachsenspiegel, maar de lokalisering van het eerstgenoemde werk in het Rip. taalgebied is nog omstredenGa naar voetnoot10, terwijl Eike von Repgow's Sachsenspiegel in het Nederduits, niet in het Hoogduits is geschreven. De conclusie lijkt daarom gerechtvaardigd, dat het Ndl. rijmwoord noch in K 239 noch in K 211 juist is vertaald. |
|
4b. |
K 326-327 |
A 326-327 |
|
Der eyn besach den anderen wale |
Deen besach den anderen wel |
|
mer syner seden en wuste hey neit alle |
Mer si en seyden niet el |
|
|
Het onzuivere Rip. rijm vertaalt in 326 wel correct door wale, maar geeft in 327 el door het in betekenis afwijkende alle weer. De fout is vermoedelijk te wijten aan het feit, dat el, dat in het Mhd. niet voorkomt, verkeerd werd begrepenGa naar voetnoot11. |
Uit 4a. en 4b. blijkt, dat foutieve vertalingen en onzuivere rijmen kunnen voortvloeien uit het verschil tussen de woordenschat van het Mndl. en het middeleeuwse Mfrk.
Samenvattend moet men constateren, dat de in 1-4 gegeven voorbeelden aantonen, dat de Mfrk. versie van de Mndl. Karel ende
| |
| |
Elegast - zoals niet anders is te verwachten bij een redactie in een andere taal - op veel punten afwijkt van A. Het ligt voor de hand, dat uit een vergelijking van K met de tien overige Mndl. versies eveneens zal blijken, dat K afwijkingen vertoont, die te verklaren zijn uit verschillen tussen het Mndl. en het Mfrk.
Derhalve valt het te betreuren, dat A.M. Duinhoven in het eerste deel van zijn in 1975 verschenen Bijdragen tot reconstructie van de Karel ende Elegast niet ingaat op de vertaaltechniek, maar verschillen tussen de overgeleverde redacties en het te reconstrueren origineel, ook wat betreft K, uitsluitend herleidt tot fouten, correcties en ingrepen van kopiisten en zetters.
Dat de drie genoemde categorieën tekstwijzigingen t.o.v. het oorspronkelijke werk van toepassing zijn op alle versies, dus ook op K, wil ik niet ontkennen. Ten onrechte ontbreekt echter geheel een systematische behandeling van een vierde categorie wijzigingen, nl. de veranderingen, die het gevolg kunnen zijn van het overzetten in een andere taal of in een ander dialectGa naar voetnoot12. Weliswaar worden op blz. 189-190 enige verouderde en dialectische woorden opgesomd, die vooral in K aan te treffen zijn. Uit niets blijkt evenwel, dat de gehele woordenschat van K met die van de Mndl. bronnen en de Mndl. en Mhd. woordenboeken is vergeleken. Evenmin werd de Mndl. en Mfrk. morfologie, klankleer of syntaxis aan een vergelijkend onderzoek onderworpen.
Het niet rekening houden met de verschillen tussen het Mndl. en het Mhd. leidt in de Bijdragen tot reconstructie van de Karel ende Elegast dan ook herhaaldelijk tot onjuiste conclusies. Zo zou we we in K 1105 als een dittografie zijn op te vatten. Het woord is echter in het Mfrk. zeer gebruikelijk. Hoewel de Mhd. woordenboeken geen zwak werkwoord kinnen registreren, verklaart Duinhoven kennen i.p.v. kinnen in K 350 uit een vervorming tijdens het onthouden i.p.v. uit een poging tot vertalen. Woorden, ook al zijn deze in het Mhd. onbekend en misschien om die reden geëlimineerd, zouden
| |
| |
in K ontbreken in overeenstemming met het gereconstrueerde origineel. Andere woorden in de Mfrk. versie zouden teruggaan op het origineel, zonder dat uit de bewijsvoering blijkt, dat dit om taalkundige redenen mogelijk isGa naar voetnoot13. Men moet daarom concluderen, dat een poging tot reconstructie van de Mndl. Karel ende Elegast met behulp van de Middelfrankische vertaling pas kans van slagen heeft, als alle aspecten van de taal van deze redactie zijn bestudeerd.
Hoewel de wetenschap tot nu toe bijna uitsluitend aandacht schonk aan de Mndl. Karel ende Elegast, onderzocht K. Bartsch reeds in 1861 d.m.v. een vergelijking van de Mfrk. versie met de editie van Hoffmann von Fallersleben de vertaaltechniek van de compilator, aan wie volgens zijn opvatting de vertaling moest worden toegeschreven. Uit zijn studie, die zich voornamelijk tot rijmwoorden beperkte, bleek onder meer dat Mndl. woorden, vormen en klanken in de vertaling niet altijd werden vervangenGa naar voetnoot14. In 1978 verscheen een opstel over het leenwoord in Karl und Elegast, waarin werd aangetoond, dat K in tegenstelling tot de Mndl. redacties maar één leenwoord uit het Frans overlevert, dat in het Mhd. onbekend is. Daarentegen komen alle leenwoorden uit de Mndl. bronnen, die het Mhd. eveneens kende, in de Mfrk. vertaling voorGa naar voetnoot15. Verder systematisch onderzoek naar de taal van K, dat vanzelfsprekend de verschillende stadia in de ontstaansgeschiedenis van deze romanGa naar voetnoot16 niet uit het oog zou mogen verliezen, is tot op heden niet verricht. Het zou interdisciplinair, door samenwerking van Neerlandici en Germanisten, aangevat kunnen worden.
Adres van de auteur:
Keverberg 55
1082 BD Amsterdam
|
-
voetnoot1
- K. Heeroma: ‘De duitse en de nederlandse Elegast’. In: TNTL 89 (1973), blz. 208-216.
-
voetnoot2
- J. van Dam: ‘Karlmeinet’. In: Die deutsche Literatur des Mittelalters. Verfasserlexikon. Dl. II, Berlijn/Leipzig 1936, kol. 766.
-
voetnoot3
- Geciteerd naar A.M. Duinhoven: Karel ende Elegast. Diplomatische uitgave van de Middelnederlandse teksten en de tekst uit de Karlmeinet-compilatie. Zwolle 1969, 2 dln., Zwolse drukken en herdrukken 62.
-
voetnoot3
- Geciteerd naar A.M. Duinhoven: Karel ende Elegast. Diplomatische uitgave van de Middelnederlandse teksten en de tekst uit de Karlmeinet-compilatie. Zwolle 1969, 2 dln., Zwolse drukken en herdrukken 62.
-
voetnoot4
- Vgl. m.b.t. het leenwoord G. Zandt: ‘Das Lehnwort in “Karl und Elegast”, dem vierten Abschnitt der Karlmeinet-Kompilation’. In: ABäG 13 (1978), blz. 155-156.
-
voetnoot5
- Vgl. M. Lexer: Mhd. Handwb. I, kol. 1836. Het znw. lachter, in plaats waarvan niet alleen in het Mhd., maar ook bij Veldeke en in verscheidene Oostmndl. werken laster optreedt, vgl. Th. Frings/G. Schieb: Heinrich von Veldeke zwischen Schelde und Rhein. Halle 1949, blz. 58, wordt in het Limburgse fragment G van de Karel ende Elegast eveneens gesubstitueerd, vgl. r. 776.
-
voetnoot6
- Vgl. M. Lexer: Mhd. Handwb. I, kol. 852-853; de Umlaut van de â wordt in het Rip. in het algemeen door e weergegeven, vgl. E. Dornfeld: Untersuchungen zu Gottfried Hagens Reimchronik der Stadt Köln nebst Beiträgen zur mittelripuarischen Grammatik, Breslau 1912, § 41.
-
voetnoot7
- Vgl. ook K. Bartsch: Über Karlmeinet. Ein Beitrag zur Karlssage. Nürnberg 1861, blz. 82.
-
voetnoot8
- Vgl. K. Bartsch t.a.p. blz. 77, waar vergelijkbare rijmen worden geregistreerd.
-
voetnoot9
- Vgl. M. Lexer: Mhd. Handwb. I, kol. 547 en 669.
-
voetnoot10
- Vgl. de recensie van P. Ganz van de door Th. Frings en E. Linke verzorgde uitgave van Morant und Galie in: PBB West (100) 1978, blz. 316-325.
-
voetnoot12
- Vgl. A.M. Duinhoven: Bijdragen tot reconstructie van de Karel ende Elegast. Dl. I, Assen 1975, blz. 88 noot 70: ‘We besteden in deze studie aan de dialectische kenmerken der redacties geen verdere aandacht’.
-
voetnoot13
- Vgl. de bespreking van A.M. Duinhoven's dissertatie door G. Zandt in: ABäG 9 (1975), blz. 183-190.
-
voetnoot14
- K. Bartsch: Über Karlmeinet. Ein Beitrag zur Karlssage. Nürnberg 1861, blz. 7687.
-
voetnoot15
- G. Zandt: ‘Das Lehnwort in “Karl und Elegast”, dem vierten Abschnitt der Karlmeinet-Kompilation’. In: ABäG 13 (1978), blz. 147-166.
-
voetnoot16
- Vgl. Karel ende Elegast. Catalogus van de tentoonstelling in het Instituut De Vooys te Utrecht, 1969. Naar de letter 3, blz. 24-25.
|