Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 94
(1978)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |
Enige bibliografische notities naar aanleiding van Jan Jansz Starters lijkklacht over Wilhelm Ludwich, 1620Ga naar voetnoot*)M.M. Kleerkooper heeft in zijn Bibliographie van Starter's werken ('s-Gravenhage 1911) in rubriek V vier uitgaven van Starters Lijkklacht over Wilhelm Ludwich beschrevenGa naar voetnoot1). Hij stelde vast dat een van deze uitgaven, namelijk V. 1, met het ‘impressum’ Nae de copye tot Franeker, by Jan Lamrinck, boeck-drucker ordinaris der H.H. Staten van Vrieslandt, anno 1620 (zie afb. 1), de eerste druk isGa naar voetnoot2). Kleerkooper beargumenteerde dit door te wijzen op verbetering van bepaalde fouten, op juist de afwezigheid ervan, of op toevoegingen en weglatingen, dit alles na vergelijking met de andere uitgaven. Hiermee kan ik het niet eens zijn, want al Kleerkoopers argumenten van tekstuele aard zijn omkeerbaar en trouwens, de toevoeging ‘Nae de copye’ wijst er al nadrukkelijk op dat het hier om een herdruk gaatGa naar voetnoot3). Er wordt zelfs nadrukkelijk aangegeven welke ‘copye’ als voorbeeld heeft gediend! Door de vermelding ‘tot Franeker, by Jan Lamrinck’ wordt het waarschijnlijk dat we dáár een vroegere uitgave moeten zoeken en | |
[pagina 166]
| |
Afb. 1
| |
[pagina 167]
| |
aangezien Kleerkooper drie uitgaven met een dergelijk adres noemt (V. 2, V. 2a en V. 3) zal één van deze wel een vroegere, zo niet de eerste druk zijn. Om er achter te komen of dit het geval is, is het noodzakelijk eerst een beschrijving van de boekjes te geven. V. 2 en V. 2a hebben als collatieformule 4o: *4A-D4Ga naar voetnoot4). *1r is blanco, op de verso staat een houtsnede, voorstellende het wapen van Friesland, omringd door die van Oostergo, Westergo, Zevenwouden en de elf Friese steden. *2r heeft de titel en het impressum zoals beschreven door Kleerkooper, met dien verstande dat door de toevoeging van de spreuk Fundamentum Dei stat firmum het wapen van Friesland verandert in het embleem van de Franeker academie. *2v is blanco. *3r-*4r heeft een opdracht die voor V. 2 en V. 2a verschillend is (ik kom hier straks op terug) en *4v heeft een opdracht van Starter aan de lezer. Op A1r-D3r vinden we de ‘Lyk-klaghte’, D3v en D4 zijn blanco. De enige verschillen die ik in de twee boekjes heb kunnen vinden staan in de eerste opdracht en in de aanhef ervan. V. 2 is opgedragen ‘Aen den doorluchtighen Heere Maurits, Prince van Orangien, &c mitsgaders den Hoogh-Welghebooren Heeren Johan, Georg, Ernst Casimyr, & Hans Ludwich, graven tot Nassau, &c. broeders van wylen Sijn Genade.’ en V. 2a ‘Aende Hoogh-Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden mitsgaders de Moghende Heeren Volmachten, Ghedeputeerde Staten ende Magistraten der respective Provincien en Steden van Vriesland, Stad Groningen, Omlanden ende Drenthe’Ga naar voetnoot5). De tekst (en dus ook het zetsel) van de opdracht is duidelijk aangepast: zo vinden we bij voorbeeld in V. 2 ‘Doorluchtighe Prince, Hooghgheboren Heeren’ en in V. 2a ‘Hooghmogende Heeren’. Al deze gegevens leiden ertoe te constateren dat het bij V. 2 en V. 2a om twee ‘issues’ van eenzelfde editie gaat, waarbij de verschillen slechts in het eerste katern voorkomen. V. 3 heeft als collatieformule 4o: [A4]B-E4Ga naar voetnoot6). [A1r] heeft de- | |
[pagina 168]
| |
zelfde titel als V. 2/2a. [A1v] heeft de al eerder beschreven houtsnede met de wapens en [A2r] (gesigneerd *3!)-[A3r] de opdracht. (Van deze uitgave heb ik alleen maar exemplaren met de opdracht aan de Staten Generaal enzovoorts kunnen vinden). Op [A4r] begint met een totaal ander zetsel dan in V. 2/2a de ‘Lyk-klaghte’, die eindigt op E2v. Op E3r-E4r volgt een nog niet eerder gepubliceerd gedicht: ‘Klaeghlied over “tafsterven van...Wilhelm Ludwich grave tot Nassau, &c.’Ga naar voetnoot7). E4v is blanco. Er is een bibliografische reden om V. 2/2a te zien als vroegere druk dan V. 3 en, omdat er geen andere druk bekend is die daarvoor in aanmerking komt, zelfs als de eerste. Bij eerste drukken is het meestal de gewoonte dat de opdracht het laatst gedrukt wordt. Toen Lamrinck de tekst van Starter voor de twee opdrachten ontvangen had, bleek hem dat die, samen met de titel, maximaal drie folia zou vullen. Omdat het zeer vreemd zou zijn als het blanco blad aan het eind van het katern zou vallen, heeft Lamrinck in V. 2/2a voor een minder vreemde oplossing van een eerste blanco blad gekozen, waarbij het hem dan nog mogelijk was de verso ervan met de genoemde wapens te bedrukken. Bij een latere druk kon hij, waar hij de omvang van de kopij kende, anders formaat maken en we zien dan ook dat V. 3 volkomen normaal op de eerste bladzijde met de titel begint. Van de vier folia van het eerste katern waren er nu drie gevuld, zodat Lamrinck de tekst van de ‘Lyk-klaghte’ aansluitend op [A4r] kon laten beginnen. Met het zetsel van het eerste katern van V. 2/2a en V. 3 is trouwens iets merkwaardigs aan de hand. Het blijkt dat niet alleen het zetsel van de titelpagina, maar ook dat van de eerste tweeëndertig regels van de eerste opdracht volkomen identiek zijn. Dit verklaart waarom er op het tweede folium van V. 3 een signatuur *3 voorkomt: men is vergeten die te veranderen in de goede, namelijk A2. Ook dit is een aanwijzing dat V. 3 later gedrukt is dan V. 2/2a. | |
[pagina 169]
| |
Is het met deze gegevens nu mogelijk in de drukgeschiedenis van de Lijkklacht de plaats van V. 1 (de uitgave met ‘Nae de copye’ op het titelblad) nader te bepalen? Alvorens ik hiertoe overga, is het nuttig eerst weer een collatieformule (4o: A-C4) en een inhoudsopgave te geven. De titel vinden we op A1r en de opdracht aan de lezer nu op A1v. A2 is gevuld met de opdracht, ditmaal aan de Staten Generaal enzovoorts. De rest van het boekje wordt ingenomen door de ‘Lyc-klachte’. Uit het feit dat het ‘Klaegh-lied’ ontbreekt kan geconcludeerd worden dat V. 2 of V. 2a als kopij heeft gediend. Dat het V. 2a geweest moet zijn blijkt uit het voorkomen van de opdracht aan de Staten Generaal enzovoorts. Ook zijn er nog enige andere argumenten waarom V. 1 beslist een herdruk moet zijn: de ‘regelmatige’ collatieformule, de zeer compacte druk en de veelzeggende verplaatsing van de opdracht aan de lezer, die het mogelijk maakte het geheel in drie 4o-katernen onder te brengen. Ook kan misschien iets gezegd worden over de plaats waar en door wie het boekje gedrukt is, alsmede over de uitgever. Het titelblad draagt een rond vignet voorstellende de drie Paulinische hoofddeugden, met de spreuk Sic itur ad astra. Dit vignet, of varianten ervan, is van 1592 af gebruikt door Zacharias HeynsGa naar voetnoot8). Deze had zelf geen drukkerij, maar liet zijn uitgaven drukken in onder andere Haarlem en Amsterdam. Twee van de drie gebruikte sierletters heb ik teruggevonden in drukwerk van Broer Jansz. te Amsterdam: de (zelden voorkomende) A van A1v op A2r van De hemel-vaert des eersten en oversten vervolger der Christenen in Nederlant, Ruart Tappart..., gedrukt in 1622 en de D van A2r op A2r van Jacob Rueff, 'tBoeck vande vroet-wijfs..., eveneens gedrukt in 1622. Verdere producten van Broer Jansz. met een vignet van Heyns op het titelblad zijn bekend. Ik noem: Genoechlijke, eerlijcke ende profijtelijcke propoosten, exempelen ende fabulen...Per H. Jacobi. t'Amsterdam, By Broer Jansz., woonende opde Nieu-zijds Achter-burghwal, inde Silvere Kan, [c. 1620.] In 1622, toen Starter weer in Amsterdam verbleef, drukte | |
[pagina 170]
| |
Broer Jansz. zijn Bruyd-lofs-gedicht ter eeren den eerentfesten, achtbaren, welgheleerden jonghelingh Henricus Joannes Oetgens bruydegom, ende de eerbare deught-rijcke, wel-ghemanierde juffrou Margarita Storm bruyd...Ga naar voetnoot9), en, veel later, in 1634 een uitgave van de Friesche lust-hof. Contacten tussen Starter en Zacharias Heyns zijn ook aantoonbaar. Ik noem slechts Starters gedicht ‘Ter eeren den Voortreflijcken, Soetvloeijenden, Geestigen ende Geestlijcken Poeet Zacharias Heyns’ in de in 1621 verschenen uitgave van Bartas' Wercken, door Heyns vertaald. Welke functie Heyns in verband met de Lyc-klacht had weet ik niet, misschien die van uitgever. Enige maanden geleden zou ik hiermee mijn opstel hebben moeten beëindigen, maar onlangs kocht de Leidse Universiteitsbibliotheek een tot dan toe onbekende, derde druk van de LijkklachtGa naar voetnoot10). De collatieformule hiervan is: 4o: A-F4. Op A1r staat de titel: Lijck-clacht, over den Hooch-welgheboren; in alle deughden uytmuntenden Heere Wilhelm Ludwich, Grave tot Nassau, Catzenelleboghen, Vyanden, Dietz etc. Heere tot Bilsteyn etc. Stadtholder ende Capiteyn Generael over Vrieslandt, Stadt Groninghen, Omlanden ende Drenthe. Die den loop sijns levens begon, ao 1560. den 13. Martij, tot Siegen. Den selven salich volende, ao 1620. den 31. Mey, tot Leuwarden. Ende op den 13. Julij des selfden jaers in de Jacopynen kercke aldaer, by sijn sal. huysvrou, die Hooch gheborene Vrouwe, Anna van Orangien met grooter eere ende statie begraven wierd. Hier is noch by gevoeght de ordre van de begraeffenisse der Heeren so sy het lijck ghevolcht zijn. Den nacomelinghen tot een ghedachtenisse sijnder deughden ende daden. Gheschreven door I. Starter. J.U.S. Tot Franeker, By Jan Lamrinck, boeck-drucker ordinaris der H.H. Staten van Vrieslandt, anno 1620 (zie afb. 2). Op A1v staat het wapen van Friesland, omringd door de veertien andere, en gevolgd door de opdracht aan de lezer. A2 heeft de opdracht aan de Staten Generaal enzovoorts, terwijl | |
[pagina 171]
| |
op A3r-D3v de ‘Lijck-clachte’ is afgedrukt. Onderaan D3v lezen we: ‘Den drucker tot den leser. Goedgunstighe leser, het heeft ons goet gedacht by desen derden druck U.L. te verthoonen in wat voeghen de uytvaert van wylen sijn Genade Graef Willem...is gehouden...’; op D4r-F2r volgt de Verthoninghe ende namen der personen die met hare tegenwoordigheydt vereerlijckt hebben den uytvaert van Wilhelm Ludwich, Grave tot Nassau, &c. F2r-F3v bevat Cort ende historische verhael van het leven, ende doot, van wylen sijn Genade, Graef Wilhelm van Nassau. (Blijkens een opmerking op F3v zal het aanstaande mei mogelijk zijn uitgebreider te lezen over graaf Willem van Nassau. Dan denkt de drukker de ‘Vriesche cronycke...int licht te geven’. Dit is Pierius Winsemius' Chronique ofte Historische geschiedenisse van Vrieslant). F4 bevat het ‘Klaegh-lied’ en onderaan op de verso staat het colophon: Gedruckt tot Franeker, by Jan Lamrinck, drucker ordinaris anno 1622. (Uit de boven aangehaalde uitspraak over Winsemius' Chronique blijkt duidelijk dat 1622, en niet het op de titelpagina gegeven jaartal 1620, het juiste jaar van verschijnen van deze druk is). Veruit het belangrijkste deel van deze nieuwe druk is de toegevoegde lijst van personen die bij de begrafenis van Willem Lodewijk aanwezig waren, of van wie men gedacht had dat ze aanwezig zouden zijn. Er staat namelijk achter een aantal namen ‘absent’. Voor zover ik weet is deze lijst nergens zo volledig afgedrukt, zelfs niet op de prent zelf van de begrafenis, door Claes Jansz. Visscher in Amsterdam uitgegeven, of in de bij die prent behorende toelichting waarin eveneens een gedicht van Starter is opgenomen, ook getiteld ‘Lyckklachte’, maar grotendeels afwijkend van de in het voorafgaande besprokene ‘Lijkklacht’. Kleerkooper beschreef dit gedicht als nummer VI in zijn bibliografieGa naar voetnoot11). | |
[pagina 172]
| |
Afb. 2
| |
[pagina 173]
| |
In 1866 bracht J.K. van der Wulp de Triumphe der heerlijcke begravinghe van Willem Lodewijck, Grave van Nassau in verband met Starters Lijkklacht over Wilhelm Ludwich (Kleerkooper V), en wel op grond van de slotzin van dit pamflet: ‘Wy verhopen hier nae een Lijck-klacht ofte Epitaphium tot lof van desen crychshelt aenden dach te brengen, met alle zijn daden int kort verhaelt.’, en hij suggereerde zeer sterk dat Starter dan óók de auteur van de Triumphe zou zijnGa naar voetnoot12). W.P.C. Knuttel sloot zich hierbij aanGa naar voetnoot13). C.H.Ph. Meijer heeft gegronde redenen tegen deze toeschrijving aangevoerdGa naar voetnoot14). Kleerkooper meende echter Starters auteurschap van de Triumphe onomstotelijk te kunnen bewijzen door dit pamflet te verbinden met het gedicht ‘Lyck-klachte’ dat voorkomt in de toelichting van de prent gemaakt ter gelegenheid van Willem Lodewijks begrafenis, en hij beschreef het pamflet als nummer IV in zijn bibliografie. Kleerkooper baseerde zich kennelijk op een passus in de inleidende tekst van toelichting op de prent, waar staat: ‘een yder sal weten dat in den eersten druck merckelijcke grove fouten sijn begaen in 't stellen der Lantschappen, E. Heeren, ende Officieren, te weten: de achterste voor, de voorste int midden, ende soo voorts, t welck hier nu alles met groote vlijt ende goedt onderwijs der E. Heeren self, is ghecorrigeert ende ten vollen verbetert’. Echter, dit zijn mijns inziens geen woorden van Starter, maar van de uitgever, Claes Jansz. Visscher. Methodologisch is Kleerkoopers argumentatie beslist onjuist: omdat in de toelichting op de prent een gedicht van Starter staat, is nog niet de hele toelichting van Starter en nog minder de totaal afwijkende Triumphe. Het lijkt me hoogst onwaarschijnlijk dat iemand als Claes Jansz. Visscher een voddig pamflet als de Triumphe zal laten doorgaan voor de eerste druk van de toelichting op zijn prent. (Alle mij | |
[pagina 174]
| |
bekende exemplaren van de toelichting hebben de opmerking ‘ghecorrigeert ende ten vollen verbetert’, zodat het hier om latere drukken gaat. Zie hiervoor de Appendix). Wat de uitgever van de Triumphe, Gerrit van Breughel, met de boven aangehaalde slotzin ‘wy verhopen...’ bedoeld heeft is me niet duidelijk, maar zeker niet Starters Lijkklacht over Willem Ludwich, en nog minder de toelichting op een prent uitgegeven door Claes Jansz. Visscher. Dientengevolge stel ik voor de Triumphe als werk van Starter uit diens bibliografie te schrappen. | |
AppendixIn het voorafgaande is de toelichting op de begrafenisprent van Willem Lodewijk al kort ter sprake gekomen. De prent zelf is ontworpen door Pieter Feddes uit Harlingen en meet ca. 210 × 39 cmGa naar voetnoot15). Als uitgever fungeerde blijkens de ondertekening Claes Jansz. Visscher. De toelichting is gedrukt op vijf horizontale stroken van elk ca. 36 × 12 cm. Elke strook is onderverdeeld in drie kolommen, met ieder een eigen nummer, zodat er vijftien kolommen zijn, genummerd van 1 tot 15. Elke kolom meet ca. 12 × 12 cm. Vervolgens is er nog een horizontale strook van dezelfde afmetingen waarop in vier (ongenummerde) kolommen Starters ‘Lyck-klachte’, bestaande uit 130 verzen is gedrukt. Leggen we deze zes stroken naast elkaar dan bedraagt de totale lengte ca. 216 cm, 6 cm langer dan de prentGa naar voetnoot16). Uit het boven gegeven citaat blijkt dat er minstens twee tekstueel verschillende drukken van de toelichting moeten hebben bestaan. Een exemplaar van de eerste druk heb ik niet gevonden. Misschien heeft | |
[pagina 175]
| |
het door Muller (zie noot 11) genoemde boekje, waaraan kennelijk Starters ‘Lyck-klachte’ ontbrak, tot de eerste druk behoord. Bij de mij bekende exemplaren van de latere druk is een verschil aan te wijzen. Van sommige exemplaren is de strook met de kolommen 1-3 vervangen door een andere, waarbij de tekst nu niet in drie, maar in twee kolommen van ca. 12 × 12 cm is ondergebrachtGa naar voetnoot17). Deze twee kolommen, met uiteraard veel compacter gezette tekst dan in het Rotterdamse exemplaar, zijn genummerd 2 en 3. Hier ontbreekt dus een nummer 1. Voor de vervanging van de strook met de kolommen 1-3 door een die ca. 12 cm smaller is, kan ik geen afdoende reden opgeven. Ik wil slechts constateren dat de lengte van de totale toelichting plus Starters gedicht nu op ca. 204 cm is gekomen, zodat het geheel nu wel in zijn volle lengte onder de prent past. In het Dordtse exemplaar is het dan ook onder de prent geplakt, met de ongenummerde kolommen van Starters gedicht als eersteGa naar voetnoot18). Tenslotte kan ik nog opmerken dat de strook met de twee kolommen vermoedelijk bij Broer Jansz. is gedrukt, gezien het voorkomen van dezelfde initiaal A als in Broer Jansz.' druk van de Lyc-klacht. Over de drukker van de overige stroken durf ik geen uitspraak te doen. R. Breugelmans |
|