Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 92
(1976)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Fragment van de Dictionarius van Johannes de Garlandia(K.B., 's-Gravenhage, 131 F 8 f. 3 rv.)
Johannes de Garlandia (ca. 1195 - ca. 1272), een Engelsman die doceerde te Parijs, heeft daar een latijnse Dictionarius (de term is blijkbaar van eigen vinding) geschreven ten dienste van de studenten tot meerdere bekwaamheid in het vernoemen van de zaken uit het dagelijks leven. Na een opsomming van de lichaamsdelen, zo uit- als inwendige, laat hij velerlei gereedschap volgen in stad en te lande, het eerst de voorwerpen ‘die ik bij mijn gang door de stad Parijs heb waargenomen’; en de schrijver begint aan de deur, met de koopwaar van ‘een onzer buren’. In veel handschriften zijn de onderdelen van deze opmerkelijke Dictionarius voorzien van commentaar. Zowel boven woorden van de eigenlijke tekst als in de commentaar staan vertalingen in de landstaal, meestal frans of engels (duits in het handschrift te Erfurt). L.J. Paetow biedt een opsomming van de hem bekende handschriftenGa naar voetnoot1). Een bescheiden aanvulling op diens lijst vormt het fragment (één, deerlijk geschonden, blad) in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, 131 F8 f. 3 rvGa naar voetnoot2). De vier bladen van 131 F8, in juli 1900 gevonden onder allerlei fragmenten, zijn door W. de Vreese | |
[pagina 160]
| |
gedateerd in de laatste jaren van de dertiende of in de allereerste jaren van de veertiende eeuw. Het ‘Haags Fragment’ van de Dictionarius begint leesbaar te worden in de commentaar op sectie 5 ed. Scheler. Waarschijnlijk vanwege de lichaamsdelen die in 5-7 vermeld worden, dacht De Vreese aan een geneeskundig-natuurkundige verhandeling. De persoonlijke opmerkingen over de wandeling door Parijs en over de koopwaar van de buur zijn in het Haags Fragment teloorgegaan. In de bewaarde stukken staan enige malen boven woorden van de eigenlijke tekst vertalingen in het nederlands (de commentaar biedt vertalingen in het frans). In 12, gewijd aan het handwerk der schildemakers, valt gallie (er boven ‘...krike’) nog goed te lezen; de scutarij verkopen militibus (er boven ‘ridderen’) scuta (er boven ‘scilde’), die beschilderd zijn met leeuwen en met leliebladeren. Het Haags Fragment breekt af in de commentaar op 12.
J.C. Arens |
|