Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 90
(1974)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| |
PeriostaOp Sa'd, d.i. zaterdag, 13 augustus 1605 begint P.C. Hooft een SANGGa naar voetnoot1) aan Electra, zijn Vrouw, met deze spraakwending:
Periosta die met traege // stroomen // glijt
Door d' ackers vet, en 't immergroene veldt,
Die spiegel voor de laege // boomen // sijt,
Wel dicht op u begraesde cant gestelt,
Ach stond' jck oock op uwen oever groen,
Soo groeyd' ick meeGa naar voetnoot2) gelijck u Elsen doen!
Het eerste woord uit deze ode bergt meer dan ene moeilijkheid: hoe is de uitspraak? wat is de betekenis? waartoe de cryptiek? Het gangbare antwoord op de eerste vraag ligt vertolkt in de aanduiding bij J.C. ArensGa naar voetnoot3): ‘de...schuilnaam met de smijdig vallende vierklank’. Juister dunkt mij een ontleding in drie lettergrepen: Per-jos-ta; zo glijdt de klankstroom trager voort dan met een huppelend Pe-ri-ós-; oplossing van lange thesis in twee korte morae treffen we noch elders in dit gedicht van Hooft noch bij de volgers, die zich van den toon Periosta bedienen:
O snelle beeck, ô Kristalijne vlietGa naar voetnoot4);
Ha! vyandin, die lust in 't moorden scheptGa naar voetnoot5);
Grucella, die gekroonde teepels tooghtGa naar voetnoot6);
| |
[pagina 333]
| |
Cathryn die met Diaen ten reye gaetGa naar voetnoot7);
Her, her! legh af, besmeerden Nazareen!Ga naar voetnoot8);
Ter middernacht, by soete somertijtGa naar voetnoot9);
Let ynne juwn (de Sinn' oone' oore' ig DuynGa naar voetnoot10).
De lezer zal wellicht met mij begeren, deze mijn opvatting te toetsen aan het verloop der melodie, op onzen tekst gecomponeerd, maar noch BrederoGa naar voetnoot11) noch Luyken noch wie dan ookGa naar voetnoot12) hebben het nodig gevonden de muziek ons uit te schrijven; ook bij F. van DuyseGa naar voetnoot13) en bij H. Geraedts en G. KazemierGa naar voetnoot14) heb ik haar tevergeefs gezocht. Verklarende uitleggingen ken ik maar twee. Van P. Leendertz Wz.Ga naar voetnoot15) stamt het ‘vermoeden misschien de Amstel’, dat steunt op het verslag van een latere spelevaartGa naar voetnoot16) en op een vraag: lag aan den Amstel de buitenplaats van Electra's vaderGa naar voetnoot17)? Hem volgen F.A. | |
[pagina 334]
| |
StoettGa naar voetnoot18) en C.A. ZaalbergGa naar voetnoot19), met gelijke behoedzaamheid, met groter stelligheid C.C. van SlootenGa naar voetnoot20) en W.A. OrnéeGa naar voetnoot21), maar allen zonder ons te verhelderen, waarom toch voor een vers, waarin niets tot schuilevinkje spelen dringt, Hooft niet in eenvoud schreef:
Aemstelle, die met traege stroomen glijt.
J.C. ArensGa naar voetnoot22) zoekt in ‘de grieks of italiaans klinkende schuilnaam’ een kleinen letterkeer: ‘per Ostia, dat is door Muiden’. Ook Arens bespreekt niet, met welk oogmerk Hooft hier voor den Vecht zo omslachtig een verdraaid Latijn zou bezigen, iets in den geest van
Doremuiden die met traege stroomen glijt.
Houdbaar in zijn gevoelen acht ik slechts, dat we hier met een anagram van doen hebben en dat de schuilnaam een grieksen klank heeft. Hooft geeft hiermede uiteraard een aanwijzing: waarop wij ons moeten gaan spitsen, is het zoeken naar een sleutelwoord, dat grieks is. Wij stellen ons nu praealabel de vraag: onder welke omstandigheid bedrijft Hooft verstelling van letteren? Hij bedrijft die dan, wanneer hij de identiteit van een bezongen vrouwe althans aanvankelijk enigermate wil verhullen. Lang niet altijd, maar wel meermalen behoudt hij daarbij de vocalen in de oorspronkelijke orde en werpt alleen de consonanten dooreen. Zo wordt IDA (Quekel) tot DIAGa naar voetnoot23), (Joffr: Susanne van) BAERLE tot ARBELEGa naar voetnoot24), (Marie van der) STRAETE tot ASTTRÉEGa naar voetnoot25). Leerrijk is in dit verband de onvrede bij de verstelling van CHRISTINA VAN ERPGa naar voetnoot26) op 2 januari 1610. | |
[pagina 335]
| |
Hooft komt ten slotte uit op HARTENVANC PRIIS; alle 15 letters zijn verwerkt. Toch voegt hij nog toe: RIIC VAN HARTEN. S P schieten over. Waarom laat Hooft nu deze drie misluksels, waarbij letters overschieten, toch staan en beperkt hij zich niet tot zijn vondst: vw PRIIS is HARTENVANC (v. 9)? Omdat, zo komt mij voor, hij in één opzicht over zijn uiteindelijke keuze minder voldaan was: anders dan in de drie was daarin losgelaten de klinkerorde i-i-a-a-e. Het trisyllabische PERIOSTA is omgezet uit, drielettergrepig, EISOPTRA, d.i. ‘Spiegels’, ‘Ghy spieghelende beeckjes’, en het verhult twee gezusters. Wanneer Hooft de meisjes Brechje en later Anna, Brechjes spiegeling en Erve, heeft leren kennen, ziet hij, verwarrt met al sijn sin, in de natuur nog enkel spiegels en gaat spiegelende verzen schrijven: EISOPTRA die met traege // stroomen // glijt
.....'.........,..'.................,
Die spiegel voor de laege // boomen // sijt.
Zoals, elk dicht gesteld aan den anderen cant van den tussenstromenden regel, zich glijt gereflecteerd ziet in sijt, stroomen in boomen, traege in laege, zo kaatsen onder ietwat anderen vorm εἴσοπτπα en spiegel. Den volgenden dag, 14 augustus, kan de bereyde slaaf van Anna nog aan het alluderen op haar familienaam zich niet onttrekken (v. 13-16):
Maer om dat ghij mijn Vrouw te // stade // staat,
Als sij haer spieglend' in u loome vloedt
Sorchvuldelijck met jouw te // raede // gaet,
Hoe dat haer past een stroôn of rosenhoedt.
Voor ons is het verrassend, hier in v. 15 achteraf te zien, dat jouw zich op een meervoud betrekt niet anders dan ergens jou in Brederoods Spaanschen BrabanderGa naar voetnoot27). Verrast nog meer zou onze dichter | |
[pagina 336]
| |
zijn, dat in een lied voor Anna Spiegel, waarvan de verzen 3 en 14 reeds speelden met haar naam, de zin van Periosta zó lang ons heeft kunnen ontgaan.
Amsterdam D. Kuijper Fzn. |
|