| |
| |
| |
Nieuwe woorden of oude bewijsplaatsen bij Kiliaan
Onder de kanttekeningen van Kiliaan bij zijn Etymologicum Teutonicae linguae (cf. Ts. LXXXVII (1971), pp. 1-28) zijn een aantal nieuwe Nederlandse trefwoorden; voor verscheidene hiervan, die sindsdien algemeen gebruikelijk zijn geworden, geven deze kanttekeningen ons een oudere bewijsplaats dan het W.N.T. of de etymologische woordenboeken van Franck-Van Wijk of J. de Vries. Hierbij moeten we er rekening mee houden dat Kiliaan deze kanttekeningen heeft neergeschreven tussen het verschijnen van zijn Etymologicum in 1599 en zijn dood op paasdag 1607.
| |
aambei
Kiliaan: |
Aen-beye. hol. fris. i. spene. |
|
aen-bey-vloed. i. spenen-vloed. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. is van J. van Beverwijck (1642); volgens Franck-Van Wijk is het woord ‘sedert de 17de eeuw bekend’ en J. de Vries schrijft: ‘de oudste vormen anbei, aenbei stammen eerst uit de 17de eeuw’. Kiliaan beschouwde aen-beye als een Hollands-Fries equivalent voor het Vlaams-Brabantse spene.
| |
armvol
Kiliaan: |
arm-vol. Manipulus. ger. armvol. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T.-supplement komt uit de Nomenclator van Junius (1567): Manipulus foeni...Een arm vol hoys, greep hoys. Blijkens de toevoeging ger. was Kiliaans bron vermoedelijk echter een Duits woordenboek (cf. Ts. LXXXVII (1971), pp. 24-25); Maaler, die hiervoor in aanmerking komt, schrijft in zijn Die Teütsch Spraach (1561): Armvoll. Manipulus.
| |
bandiet
Kiliaan: |
bandit. ger. Exul, extorris. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. is van A. Valentijn (1678);
| |
| |
het supplementmateriaal van het W.N.T. vermeldt nog een plaats uit Dutch Corantos (1621). Franck-Van Wijk schrijft: ‘nog niet bij Kil. Wsch. direct en niet via fr. bandit uit it. bandito ospr. “verbannene”, dan “roover”; in het Supplement voegt Van Haeringen hieraan toe: “sedert de 17e eeuw”. Kiliaans bron is blijkens de vermelding ger. wel een Duits woordenboek; bij Maaler vinden we: Bandit (der) Vertribner, der insz ellend verschickt ist. Exul, Extorris, Deportatus, Apolis.
| |
benepen
Kiliaan: |
benepen. Arctus, contractus. |
|
Be-nijpen. Arcte constringere, arctare. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit de Gedichten van Hooft (1621); het supplementmateriaal van het W.N.T. vermeldt oudere plaatsen in het Geuzenliedboek (1581), O.-I. e. W.-I.-Voyagien (1598) en Bredero (1616). Van Haeringen schrijft in het Supplement op Franck-Van Wijk: “niet bij Kil., wel 17e eeuw, oorspr. verl. deelw. van het eveneens bij Kil. ontbrekende en in de 17e eeuw voorkomende ww. benijpen “beknellen, benauwen””.
| |
beoorlogen
Kiliaan: |
be-or-loghen. i. bestrijden. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit de Brieven van Hooft (1609).
| |
beschroomd, onbeschroomd
Kiliaan: |
be-schroomen. Perterrere. |
|
be-schroomt. Perterritus. |
|
on-be-schroomt. Imperterritus, impauidus. |
Voor beschroomd komt de oudste bewijsplaats in het W.N.T. uit de Nederlandsche Historiën (1642) van Hooft en voor onbeschroomd uit Vondel (1626); het supplementmateriaal van het W.N.T. vermeldt voor beschroomd oudere plaatsen uit Coornhert (1561), Valcooch (1597) en Coster (1618), en voor onbeschroomd uit Bredero (1616). De etymologische woordenboeken vermelden enkel het grondwoord schroom, dat “sedert Kil.” voorkomt.
| |
| |
| |
bulken
Kiliaan: |
bulcken. i. bolcken. belcken. Mugire. |
In het W.N.T. komen de oudste bewijsplaatsen uit P. Baardt en uit Vondel, beide uit 1645. Bij Franck-Van Wijk lezen we i.v. Balken: “Bulken “schreeuwen, brullen, loeien”, nog niet bij Kil., kan in sommige streken klankwettig uit belken ontstaan zijn, het kan evenwel ook een ablautformatie zijn”; de vorm belken is reeds in het Mnl. gebruikelijk en komt samen met balken voor in de Teuthonista: “balken, belken, loeien”. Het is niet uitgesloten dat de Teuthonista Kiliaans bron geweest is voor belcken; Bolcken, dat reeds in het Etymologicum staat, noemt hij daar sax. fris. sicamb.
| |
deftig
Kiliaan: |
Deftigh. holland. eersaem, wys ende deftigh borghemeester. |
Voor dit woord geeft het W.N.T. een dertigtal bewijsplaatsen uit de eerste helft van de zeventiende eeuw, o.a. uit Cats (14), Vondel (3), Hooft (3) en Bredero (1); de oudste plaats komt uit de Gedichten von Hooft (1605). Franck-Van Wijk schrijft: “nog niet bij Kil.”, en J. de Vries: “komt eerst in de 17de eeuw op”. Toch heeft Kiliaan het woord uit een oudere Hollandse bron overgenomen, nl. de Twe-spraack vande Nederduitsche Letterkunst (Leiden, 1584), die hij vermoedelijk in zijn Etymologicum bij de 99 namen van geraadpleegde auteurs reeds vermeldt als Amsterodam. Rhet. Rhyth. Teuton. Colleg. De aanhef van deze Twe-spraack (fo Aiv) luidt: Toe-eyghenbrief. Den cerzamen wyzen ende deftighen Burghermeesteren en Raden des Stads Amstelredam’.
| |
dek (van een schip)
Kiliaan: |
decke van t'schip. Puppis. ang. decke. |
Voor deze betekenis van dek komt de oudste bewijsplaats in het W.N.T. uit N. Witsen (1671). Franck-Van Wijk schrijft: ‘nog niet mnl.’, en J. de Vries: ‘het ne. deck komt vroeger (sedert 1513) voor dan het nl. dek’. Uit welke Engelse bron Kiliaan deze kanttekening gehaald heeft, heb ik nog niet kunnen vinden.
| |
| |
| |
deuvik
Kiliaan: |
Doeuick. sax. sic. i. tap. Spina in dolio. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit Bredero (1612); Franck-Van Wijk schrijft: ‘niet uit het Mnl. en Kil. bekend’, en J. de Vries: ‘eerst na Kiliaen bekend’. De bron voor Kiliaans kanttekening is de Nomenclator Latino-Saxonicus van Chytraeus, waaruit Kiliaan heel wat sax.-woorden heeft gehaald (cf. Ts. LXXXVII (1971), pp. 21-24); in Chytraeus' uitgave uit 1594 (Hamburg) lezen we: Spina, ein Tappe edder Doeuicke (kol. 374). Het is niet duidelijk of Kiliaan voor de vermelding sic. nog op een tweede bron steunde.
| |
dikzak
Kiliaan: |
dick-sack. Homo corpulentus: ventricosus, ventriosus. dick-sack. i. drij-buyck. |
In het W.N.T. is de oudste bewijsplaats van P. de Vynck (1645); Franck-Van Wijk en J. de Vries schrijven: ‘eerst nnl.’.
| |
duf
Kiliaan: |
Duf. i. ver-duft. |
|
In zijn Etymologicum verwijst Kiliaan van ver-duft naar ver-doft en dan weer naar ver-dooft, waar we lezen: ver-dooft, ver-doft. Surdus, situm redolens: sordidus situ. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. is van P. Meulewels (1636); Franck-Van Wijk schrijft (i.v. dof): ‘nog niet bij Kil.’.
| |
duur (znw.)
Kiliaan: |
Duer. Duratio, duramen. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit de Brieven van Hooft (1627); Franck-Van Wijk schrijft: ‘znw. nog niet bij Kil.’, en J. de Vries: ‘eerst na Kiliaen overgeleverd’.
| |
enteren
Kilaan: |
Enteren. sax. sic. Harpagare, enteren het schip. i. klampen. Harpagare nauem. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit de Nederlandsche
| |
| |
Historiën (1642) van Hooft; Franck-Van Wijk schrijft: ‘nog niet bij Kil.’, en J. de Vries: ‘eerst na Kiliaen’. De vermoedelijke bron voor Kiliaans kanttekening is weer de Saksische Nomenclator van Chytraeus: Harpagare, Entern (kol. 211).
| |
flikkeren
Kiliaan: |
flickeren. Volitare. sax. flicken. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit Cats (1618); de vorm vlickeren stond reeds in Kiliaans Etymologicum en ook in het Dictionarium Triglotton (1545) van Servilius. Franck-Van Wijk schrijft: ‘nog niet bij Kil.’, en J. de Vries: ‘sedert begin 17de eeuw’. Kiliaans bron voor deze kanttekening heb ik niet kunnen vinden, ook niet in de Nomenclator van Chytraeus.
| |
gaarkeuken
Kiliaan: |
gaer-koken. Popina, thermopolium. sax. fris. sic. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit E. Wolff-Bekker (1787-1789); Franck-Van Wijk schrijft: ‘nog niet bij Kil.’, en J. de Vries: ‘eerst 17de eeuw’. Zoals ik in mijn vorige artikel (Ts. LXXXVII (1971), p. 23) reeds geschreven heb, is Chytraeus een waarschijnlijke bron voor Kiliaans kanttekening: Popina. Cic. thermopolium. ein Garkoken (kol. 241); op deze bron slaat blijkbaar de vermelding sax. De vermeldingen fris. en sic. kunnen echter nog op andere bronnen wijzen; Kiliaan had het woord gaer-koken trouwens reeds als kanttekening geschreven bij het Dictionarium Tetraglotton van 1562.
| |
huisduif (figuurlijke betekenis)
Kiliaan: |
huys-duyfken. muliercula siue adolescentula domi se continens & rem domesticam sedulo curans. |
In het Mnl.W. heeft dit woord alleen nog de betekenis van ‘tamme duif’; in het W.N.T. komt de oudste bewijsplaats voor de figuurlijke betekenis uit J.B. Onraet (1721).
| |
kast
Kiliaan: |
Kaste. ger. sic. i. sax. kiste. Cista. |
Het W.N.T. schrijft: ‘mnl. caste beteekent alleen korenschuur of
| |
| |
(zout)pakhuis en is maar een paar maal aangetroffen (in Zeeuwsche en Utrechtsche stukken), en uit de 15de en de 16de eeuw is kast in 't Nederlandsch niet bekend’; de oudste bewijsplaats komt uit Comenius (1648). Bij Franck-Van Wijk lezen we: ‘niet bij Kil....In de bet. ‘kast’ een ontl. uit het Du.’ Kiliaans bron voor zijn kanttekening was inderdaad een Duits woordenboek; Maaler schrijft: Kast (der) Kasten, Kisten. Arca, Cista, Capsa. De verwijzing naar sax. kiste slaat vermoedelijk op Chytraeus, bij wie we vinden: Capsa, Plinius. arca, cista. Cicero. Eine Kiste (kol. 372).
| |
knellen
Kiliaan: |
knellen. holl. Premere, urgere. i. perssen. |
Volgens het W.N.T. is dit ‘een vrij jong woord, omtrent welks oorsprong niets bekend is’; de oudste bewijsplaats komt uit O.-I. en W.-I.-Voyagien (1598). Franck-Van Wijk schrijft: ‘nog niet bij Kil....Wsch. een jonge formatie’, en J. de Vries: ‘eerst na Kiliaen’.
| |
knikker
Kiliaan: |
knicker / knickert. holl. i. boncket. Globulus eburneus. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit Holl. Mercurius (1654); volgens Franck-Van Wijk en J. de Vries komt het woord eerst na Kiliaan voor.
| |
leergierig
Kiliaan: |
leer-ghierigh. Auidus discendi. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit Vondel (1645).
| |
omtrek
Kiliaan: |
om-treck. fland. Extremus margo. |
De oudste bewijsplaatsen in het W.N.T., uit J. de Brune en uit Vondel, zijn van 1658. In het Supplement op Franck-Van Wijk schrijft Van Haeringen: ‘Wsch. gevormd door Simon Stevin († 1620) als vertaling van gr.-lat. peripheria: K.W. de Groot N.T. 13, 173’. Stevin vermeldt inderdaad in De Beghinselen der Weeghconst (Plantijn, Leiden, 1586) op p. 7: Circumferentia. Omtreck. Indien Stevin Kiliaans
| |
| |
bron is geweest, kan de toevoeging fland. op de Vlaamse (nl. Brugse) afkomst van Stevin wijzen; toch is dit niet zo zeker, want Kiliaan geeft een ander Latijns equivalent en tussen de kanttekeningen en Stevins Beghinselen heb ik verder geen overeenkomst gevonden.
| |
o-nding
Kiliaan: |
On-dinck, on-dingh. Enormitas. ger. unding. |
De oudste bewijsplaats in het W.N.T. komt uit A. Loosjes (1806-07). Kiliaans bron was blijkbaar een Duits woordenboek; Maaler schrijft: Unding, unmasz. Enormitas, Immoderatio, Effraenatio, Immodestia.
Leuven
F. Claes, S.J. |
|