Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 86
(1970)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
Tuijghen bij HuygensIn zijn artikel ‘Gespan’ bij Huygens (Ts. LXXXV, blz. 139 vlgg.) vestigt Dr. F.L. Zwaan de aandacht op vss. 65-68 van CluyswerckGa naar voetnoot1), waar wij lezen: In Coetshuys en in Stall had yeder in 't voorby gaen
Daervan dien 't werck daer is bevolen geerne vrij gaen,
Een oogh dat Paerden mest, en Wielen en Gespan
En Tuijghen onversuijmt en roestloos houden kan.
(yeder: zowel Huygens, de dichter, als zijn zoon Constantijn.) Met enige voorzichtigheid interpreteert Zwaan dit Gespan als ‘datgene waarmee het paard wordt vastgemaakt, verbonden aan de wagen’. Aan Tuijghen geeft hij noodgedwongen de inhoud: ‘datgene waarmee het paard bestuurd wordt (bit, leidsels en wat dies meer zij)’. Wanneer Huygens spreekt over het besturen van een paard, gebruikt hij toom (7 vindplaatsenGa naar voetnoot2)) of teugel (1 vindplaats: rijmpaar teugel - beugelGa naar voetnoot3)). Van Tuijghen is mij alleen het bovenstaande citaat uit Cluys-werck bekend. Getuigh trof ik echter wel aan, nl. in Spaensche WysheitGa naar voetnoot4): | |
[pagina 303]
| |
Schoon Getuigh, en schoone Maen,
Prijst den Hengst den kooper aen.
Dit is Huygens bewerking van: Guarniciones y crin,
Dan venta al rozin.
Prof. Dr. J. Lechner was zo vriendelijk dit zinnetje uit het zeventiende-eeuwse Spaans van commentaar te voorzien. Guarniciones wijst z.i. op tuig in het algemeen. Het Diccionario de Autoridades, Madrid, 1732 spreekt van: het tuig en de versierselen die men muilezels en paarden omdoet om ze er fraaier te laten uitzien. Het woord kan zowel betrekking hebben op het tuig van bereden paarden als op dat van paarden voor een (staatsie)koets e.d. Een parafrase van het Spaanse citaat luidt: als een (oude) knol nu maar een behoorlijk tuig en decente manen heeft, wordt hij wel verkocht, ofwel: glanzend tuig en mooie manen maken dat je een (oude) knol toch nog wel verkoopt. Het WNT (IV, kol. 1860) spreekt van getuig als van datgene waarmee een ruiterpaard getuigd is en vermeldt hierbij het bovenstaande citaat uit Spaensche Wysheit. Het komt mij dan ook voor, dat wij in het citaat uit Cluys-werck bij het woord Tuijghen zullen moeten denken aan het lederwerk (met metaalbeslag) op het paard, tezamen met het hoofdstel. Dit heet in het Frans harnais of harnachement (zie b.v. het artikel Harnais in de Petit Larousse) en in het Nederlands harnas, harnachement of harnassuur. Het bit en de leidsels zijn slechts onderdelen van dit groter geheel, dat in het mnl. getuuch en in het westvl. getuig heet. Zwaans omschrijving van Gespan in Cluys-werck kunnen we verduidelijken als ‘lamoen’.
Den Haag J.A. van Leuvensteijn |
|