Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 86
(1970)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
Nieuwe wegen in de lexikografie?‘Wörterbuch und Wörterbuchschreibung erhielten und erhalten in ganzen nicht die Aufmerksamkeit linguistischer Forschung, die ihrer Stellung im kulturellen Leben entspricht’. In het jaar 1966 verscheen een door het ‘Lexikon-Institut’ van het C. Bertelsmann Verlag uitgegeven woordenboek, Das grosse deutsche Wörterbuch, bewerkt door Gerhard Wahrig. Opgezet als Duitse tegenhanger van de ‘Petit Larousse’ voor het Frans, van de ‘Concise Oxford Dictionary’ en ‘Webster's Collegiate Dictionary’ voor het Engels, werd het een boek van ongeveer het formaat van de zgn. grote Van Dale, het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal8 [1961]. In zijn voorrede schrijft Wahrig, dat hij de verschillende artikelen ‘streng nach einheitlichen Gesichtspunkten’ heeft opgebouwd, waarbij het mogelijk is een uitdrukking in een groot artikel zonder moeite te vinden. ‘Dieses System’, zo schrijft hij, ‘wurde von mir völlig neu erarbeitet’. Zijn methode heeft Wahrig uitvoerig uiteengezet in een brochure Neue Wege in der Wörterbuchsarbeit, verschenen in juni 1967, als ‘Sondernummer’ van de ‘Berichte des Instituts für Buchmarkt-Forschung’, uitgegeven door de ‘Verlag für Buchmarkt-Forschung’ in HamburgGa naar voetnoot1). Zijn studie ontstond in de twee decennia gedurende welke Wahrig resultaten der moderne taalwetenschap probeerde toe te passen op lexikografisch werk. Hij wilde dit laatste rationaliseren door, zoals hij schrijft, uit de taal zelf een systeem van duidelijke aanwijzigingen te verkrijgen voor de opbouw van woordenboeksartikelen. Wahrig begint met in het kort mee te delen wat er zo allemaal staat in zijn woordenboek, dat hij ‘elektiv’ noemt, zulks in tegenstelling tot het volledige woordenboek, dat alleen voor speciale auteurs, voor dode talen of voor oude taalperioden wordt aangelegd. | |
[pagina 281]
| |
Daarna volgt een uiteenzetting over het bekende thema: ‘alfabetische of ideologische lexikografie?’ Mijn eigen bijdragen hierover van 1960, zowel de uitvoerige Nederlandse, bij Brill verschenen verhandeling, als de kortere Franse versie ervan in de Cahiers de Lexicologie 2, 19-29 (gedateerd 1960, maar verschenen in 1961), zijn hem echter onbekend gebleven. Des te waardevoller lijkt me de conclusie waartoe ook Wahrig komt, t.w. dat het systeem van Hallig en Von Wartburg, dat duidelijk ontstaan is uit een vragenlijst voor dialektonderzoek (p. 19), iets is ‘zu dem man...nein sagen muß, wenn man die semantische Struktur der Sprache erfassen will’ (p. 15), en verder: ‘daß es derzeit nicht möglich ist, ein systematisch angelegtes Wörterbuch zu schaffen, das den von mir aufgestellten Forderungen nach Sprachbezogenheit entspricht’ (p. 16). Zijn conclusies illustreert Wahrig aan de hand van een heldere analyse van de betekenisstruktuur van het woord glas, waarbij hij op aanschouwelijke wijze aantoont, hoe de betekenis van dit woord bepaald wordt door verschillende betekenisvectoren, zoals ‘Material’, ‘Gefäss’ in het semantische systeem van het Duits. Het is dan ook voorlopig niet mogelijk een woordenboek zodanig in te richten, dat het de complexe semantische betrekkingen van het woord in de taal tot hun recht zou laten komen. Een werkelijk taalkundige (de auteur gebruikt liever de nu al weer ouderwets wordende modeterm strukturalistische) betekenisleer kan alleen maar als grondslag hebben de taalkundige definities der betekenissen. Wahrig, die zelf in 1953 te Leipzig promoveerde op een dissertatie over ‘Lachen und Spott im Alt- und Mittelenglischen’, geheel gebaseerd op de theorie van het woordveld, wijst er terecht op, dat de gehele woordenschat van een taal zich nu eenmaal niet volgens de methode van Trier laat beschrijven. Die methode kan m.a.w. dus ook niet de grondslag zijn van wat schr. noemt ‘strukturalistische Semantik’. Erdmanns semantische theorie van de betekeniskern van een woord acht Wahrig, terecht, eveneens onbruikbaar voor de synchronische semantiek. Schr. wil uitgaan van zuiver formele criteria waaraan semantisch iets beantwoordt, d.w.z. van de syntaktische context. Hij is hierbij geinspireerd door het systeem dat Hornby toepast in zijn The Advanced | |
[pagina 282]
| |
Learner's Dictionary of Current English (London, 1948;2 1959). Van Hornby neemt Wahrig b.v. de indeling ‘countable = ‘zählbar’ en ‘uncountable’ = ‘unzählbar’ bij substantieven over. Ook Daniel Sanders, die door zijn kritiek op het woordenboek der gebroeders GrimmGa naar voetnoot2) de banvloek der germanisten op zich geladen heeft - voor Jacob Grimm was Sanders blijkbaar ook een van de twee spinnen die ‘auf die kräuter dieses wortgartens gekrochen (sind) und...ihr gift ausgelassen haben’ (DWB I, lxviii [1854]) - bouwt vaak, t.w. in zijn Duits-Engels woordenboek (A-E), woordenboeksartikelen van enige omvang op volgens een grammaticaal stramien. Wahrig ziet Sanders dan ook als een voorloper van wat hij noemt ‘strukturalistische Lexikographie’. Er dient trouwens te worden gezegd. dat er lexikografen zijn die nog veel ‘strukturalistischer’ - als ik dat woord mag gebruiken - te werk gaan. Reeds in 1935 heeft de Rus V. Šklovsky gepleit voor een syntagmatisch woordenboek, waarin de ‘mots-thèmes’, de zgn. ‘kopjes’, weliswaar zeer traditioneel in alfabetische volgorde voorkomen, maar waar: ‘au lieu de commencer par énumérer des dizaines de significations d'un mot, qui égarent un lecteur inexpérimenté, on fera en sorte que la signification cherchée se retrouve d'ellemême (! door mij gespatieerd) en parcourant les syntagmes, qui en outre déterminent le terme stylistiquement. Les syntagmes sont, eux aussi, placés alphabétiquement’Ga naar voetnoot3). Bij het bewerken van wat Wahrig noemt ‘praktische’ lexica, is het van belang consequent van een synchronisch standpunt uit te gaan, d.w.z. de taal te zien als een ergon. Wahrig meent dat zijn lexicografische methode in overeenstemming is met de eisen die E. Leisi, in zijn boek Der Wortinhalt, seine Struktur im Deutschen und Englischen (Heidelberg, 1952, 21961), heeft geformuleerd voor een semantiek ‘die objektiv und wissenschaftlich genug wäre, um von der Strukturalistik anerkannt zu werden’. Wahrig, die zich duidelijk op een formeel en synchronisch stand- | |
[pagina 283]
| |
punt plaatst, demonstreert tenslotte zijn indelingsmethode aan de hand van het uitvoerige artikel Wurzel dat in 1960, voor het woordenboek van Grimm, werd bewerkt door J. Bahr van de ‘Arbeitsstelle Göttingen’. Het is duidelijk, dat men een bestaande indeling van een uitvoerig artikel in het WNT zou kunnen omspellen volgens het systeem van Wahrig. Hierbij wordt dan gebruik gemaakt van een decimaal classificatiesysteem, waarbij het eerste cijfer alleen maar de gebruikssfeer, b.v. omgangstaal, vulgaire taal, dichterlijke taal enz. aangeeft. Maar als men ergens het formeel-semantische systeem van Wahrig moet toepassen, dan toch zeker niet bij een groot taalhistorisch woordenboek. Immers bij een dergelijk systeem verdwijnt elk historisch perspectief, d.w.z. datgene wat nu juist kenmerkend is voor en de waarde uitmaakt van een historisch woordenboek. Hier en daar heb ik schrijver niet geheel kunnen volgen, waar hij werkt met grootheden als b.v. ‘Lexem in der Nullstelle’. De toelichting die de schr. op blz. 34, noot 55a) hierbij geeft: ‘Diesen in der amerikanischen Strukturalistik üblichen Ausdruck (zero, zero unit) verwende ich hier im Sinne eines “Restortes”, der übrigbleibt, wenn man den weiteren sprachlichen Kontext für die Feststellung der Bedeutung nicht zu berücksichtigen braucht’Ga naar voetnoot4), maakt me niet veel wijzer. Duidelijker is schr. op blz. 38, waar hij, uitgaande van het zinnetje Die Kinder gehen auf der Wiese, schrijft: ‘Nur das Verbum ist wichtig: “gehen”, “sich bewegen, sich zu Fuß bewegen”. In allen Fällen, wo ich den Kontext ganz “wegstreichen” kann, sprechen wir von der Nullstelle. Die Nullstelle ist derjenige Abschnitt in einem Wörterbuchartikel, der ohne syntaktischen Kontext die Definition eines Lexems zuläßt’. Als ik Wahrig goed begrijp, zou men in het genoemde zinnetje alles mogen ‘wegstreichen’, behalve het woord gehen zelf, het enige woord dat van belang is, dus identiek is met de ‘Nullstelle’ en dus ook voldoende | |
[pagina 284]
| |
voor de definitie van het lexeem. Men kan zich echter afvragen, of dit hele ‘wegstreichen’ niet een schimmenspel is? Immers je kunt pas gaan schrappen, nadat je op grond van het hele zinnetje weet wat voor definitie bij gehen past. Verder is er toch niet veel overeenkomst tussen Wahrigs ‘Lexem in der Nullstelle’ en de ‘zero unit’Ga naar voetnoot5). Het woord neue in de titel van het werk van Wahrig berust slechts gedeeltelijk op het primaat van de formeel-syntaktische indeling. Het is duidelijk dat hem daarnaast ook nog een methode voor de geest heeft gestaan die hij weliswaar bij zijn werk aan Das grosse deutsche Wörterbuch niet heeft toegepast, maar die hij toch ongetwijfeld als een methode van de lexikografische toekomst heeft gezien, t.w. de automatisering. Al dadelijk bij het begin, nadat hij de organisatie van het werk aan zijn woordenboek heeft geschetst, schrijft hij ‘daß die Bearbeitung der Wörterbuchartikel so geschehen konnte, als wenn datenverarbeitende Maschinen eingesetzt worden wären. Es wurde also ein entsprechendes Programm, wie man mit einem Fachausdruck sagt, simuliert’ (p. 11). En in zijn 5de hoofdstuk ‘Besonderheiten der mechanischen Wörterbuchbearbeitung’, zegt schr. uitdrukkelijk dat het zijn doel is geweest: ‘die Materialsammlung von Wörterbüchern so anzulegen, daß sie gleich als Elemente des Sortierprogramms für die elektronische Datenverarbeitung verwendet werden können’. Ik moet bekennen dat mij een en ander, ook na herhaalde lectuur, niet duidelijk is geworden. Ik heb moeite om schr. te volgen in zijn conclusie dat lexikografisch werk tegenwoordig zo te organiseren is, ‘daß die Verwendung von Computern die logische Folgerung von Überlegungen zur Struktur des Wortschatzes und der Bedeutungen der Wörter und Wendungen einer Sprache ist’. Struktuur van de woordenschat, struktuur van de betekenissen? Maar hoe ziet de semantische struktuur van het taalsysteem - het samen- en tegenspel der betekenissen - eruit? Wie zal het zeggen? Wahrig meent dat we bij het onderzoek van de structuur van de woordenschat een heel eind komen, wanneer we ‘formale Kriterien finden, | |
[pagina 285]
| |
die semasiologische Entsprechungen haben’ (p. 29). Hoe moeten we ons de verhouding van beide factoren voorstellen? Als oorzaak en gevolg of andersom, of als een wederzijdse betrekking zonder primaire en secundaire term? Ik stel alleen de vraag; het antwoord weet ik niet. Tegenover een doel zoals Wahrig dat formuleert: ‘Erforschung der Bedeutungsstruktur möglichst mit Hilfe von Datenverarbeitungsmaschinen’ (p. 27) sta ik nogal skeptisch. Grijpt schr. hier niet naar de sterren, d.w.z. vrij hoog? En hoe men een computer zou moeten ‘(füttern) nicht nur mit Wörtern, sondern auch noch mit Bedeutungen’ (p. 30), is me, zonder verdere toelichting, ook niet direct duidelijk. Als ik Wahrig goed begrijp, ziet hij de mogelijkheid om bij het lexikografische werk de computer in te schakelen: 1o. bij het verzamelen van het materiaal, 2o. bij de redactionele taak, 3o. bij het zetten. Van de mogelijkheid van punt 1o. behoef ik niet overtuigd te worden. Punt 3o., het machinale door de computer bestuurde zetproces, heeft natuurlijk als zodanig weinig met lexikografie te maken. Men zou het desnoods tot de lexikografische periferie kunnen rekenen, zij het met veel minder recht dan punt 1o.: het verzamelen van het materiaal. Met punt 2o. echter, redactioneel werk met behulp van de computer, weet ik helemaal niets aan te vangen. De computer is bijzonder geschikt voor het oplossen van goed gedefinieerde, formaliseerbare problemen, dat zijn problemen met een duidelijke struktuurGa naar voetnoot6). Heeft de woordenschat, met zijn semantische dimensie, zulk een struktuur? Ik laat Wahrig hierop antwoorden waar hij schrijft: ‘ich bezweifle)...die Angaben WüstersGa naar voetnoot7), daß der Grundwortschatz einer Sprache nach einem hierarchischen System geordnet werden könne’ (p. 14), en: ‘Man muß sich immer wieder vor Augen halten, daß das System der Sprache nichts Starres ist und daß es unendliche Möglichkeiten der Verwendung auch der Sememe in der Sprache gibt’ (p. 20), en verder: ‘Das semasiologische System einer Muttersprache ist nicht hierarchisch im Sinne einer Pyramide aufgebaut, wo man von Oberbegriffen ausgehend durch immer weitere Gliederung die am wenig- | |
[pagina 286]
| |
sten allgemeinen Begriffe erfassen kann. Vielmehr bilden die Bedeutungen untereinander ein höchst kompliziertes System’ (p. 43). De manier waarop schr. het redactionele proces enigszins wil automatiseren (zie blz. 63) - ik zeg enigszins, want de computer speelt daarbij slechts de bescheiden rol van sorteerder - gaat m.i. uit van de veronderstelling dat de betekenissen en hun volgorde al vaststaan op het moment dat het materiaal verzameld wordt, d.w.z. wanneer ‘Die Belegstellen...unmittelbar von der Vorlage in die Maschine gegeben und so auf Magnetband gespeichert (werden), daß sie jederzeit in Form eines gedruckten Textes wieder ausgegeben werden können’, waarbij dan ‘vor dem Text der Belegstelle’, ‘die Kennzeichen für das Sortierprogramm...mit eingegeben werden’. De betekenissen en hun volgorde staan echter bij het redactionele proces niet voorop, doch komen juist als resultaat achteraan. Men mag evenmin uit het oog verliezen dat betekenis niet een voor 100% objectieve grootheid is, iets dat sommige linguïsten wel eens uit het oog verliezen, als ze bij hun uiteenzettingen gebruik maken van de in handwoordenboeken aangetroffen verdelingen van het lexikologisch-semantische continuum van het woord. Op de door Wahrig geschetste manier, d.w.z. zonder een ‘spel’ fiches of kaarten, zou ik tenminste geen kans zien een artikel voor het WNT te bewerken. Men zal er goed aan doen op geen enkel ogenblik de illusie te koesteren, dat het indelingsschema van het allerbeste artikel dat ooit voor een synchronisch, laat staan een historisch woordenboek geschreven werd, ooit een afspiegeling zou kunnen zijn van de semantische struktuur van het behandelde woord. Er is nu eenmaal een evidente tegenstrijdigheid tussen het schrale lineaire woordenboekschema en het zo complexe, talloze verbindingsdraden vertonende spinneweb der betekenisstruktuur.
Elke vakgenoot zal van de Neue Wege in der Wörterbucharbeit, geschreven door een man die bewezen heeft een woordenboek te kunnen maken, met belangstelling kennis te nemen. Hij heeft ons ervan overtuigd, dat zijn classificatieprincipe bruikbaar - ik zeg niet alleenzaligmakend - is voor wat de auteur van Das grosse deutsche Wörter- | |
[pagina 287]
| |
buch, nogal bescheiden, noemt ‘kleinere Werke zum praktischen Gebrauch im täglichen Leben’ (p. 65). Zijn methode is natuurlijk niet geschikt voor de bewerking van grote, taalhistorische woordenboeken, maar dat zal de schrijver zelf ook wel zijn gaan beseffen. Over het gebruik van de computer in de lexikografie wijken mijn opvattingen zeer sterk af van die van Gerhard Wahrig.
Warmond, februari 1970 F. de Tollenaere |
|