Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 86
(1970)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Verhangen zwanejongJacobus Revius vangt zijn gedicht Maria by t' cruyce aan met de volgende verzenGa naar voetnoot1): Gelijck de witte swaen aen Strymonis fonteyne
Bevindende haer jong' verhangen in een strick
Vergeet haer soeten sang' en in een ogenblic
De vleugelen na-sleept en wandelet alleyne.
Soo sach de cuysche maecht met droefheyt ongemeyne
Haer Sone aen het cruys gehechtet wredelick.
Hoewel onderscheidene bloemlezingenGa naar voetnoot2) het gedicht hebben opgenomen, is de reminiscentie in het quatrijn, laat staan de kerstenende aemulatie, bij mijn weten nog niet aangewezen. Men vindt de bron met de wichelroede van Pauly-WissowaGa naar voetnoot3): Euripides, Electra 151/156. De maagd Electra beweent daar haar vader, vorst Agamemnon, in het huisbassin omgebracht. Op welke wijze? Volgens Euripides' tragedie zelve door Clytaemestra bloedig neergehouwen, misschien met een bijlGa naar voetnoot4), misschien met het kromzwaardGa naar voetnoot5): Electra heeft de daad niet zien verrichten. Maar in een oudere traditie begaf de held, wedergekeerd van vervuilende reis, alvorens aan het wellekomsbanket te gaan, zich eerst nog ten bade, toen eensklaps de boeleerster, in schijn behulpzaam naast hem wachtend met zijn feestkledij, haar man dit | |
[pagina 39]
| |
verstrikkend gewaad als een netGa naar voetnoot6) over het lijf wierp, hem smoorde en, reeds dood, den gehate nog enige slagen nagaf. Dat Euripides met deze versie niet onbekend was, al koos hij persoonlijk een andere, laat hij nu - verhuld, maar toch bewustGa naar voetnoot7) - ons zien, doordat hij een in een strik verstikten Agamemnon vergelijkt bij een in een strik verstikten zwaan:
οἴα δέ τις ϰύϰνος ἀχέτας
ποταμίοις παρὰ χεύμασιν
πατέρα φίλτατον ἀγϰαλεῖ,
ὀλόμενον δολίοις βρόχων
ἕρϰεσιν, ὣς σὲ τὸν ἄϑλιον,
πάτερ, ἐγὼ ϰαταϰλαίομαι.
‘Zó als de zwaan-met-het-groot-gerucht
dicht bij den stroom aan den waterkant
dierbaren vaderzwaan luid bezucht
- doodgesnoerd listig door stroppers hand
hangt hij daar -, zó u, den man van smart,
vader, bejammert nu mijn zwaar hart’.
De bron voor vergelijking van reacties op verworgen bij bloedverwanten zwaan en bloedverwanten mens eenmaal gevonden, kunnen wij de zelfstandigheid in de gedraging van den Overstichtsen zanger tegenover aangeboden motief eindelijk aflezen. Revius: verhangen is het jong'; Euripides: verstrikt de vader. Revius: de moeder is met haar gewone, blije zingen bezig, maar vervalt tot vleugelslepend zwijgen; Euripides: de jonge zwaan gaat over tot klaagroep hoogop (άγ-). Revius: de witte swaen is een symbool (van cuysche maecht); Euripides: geen parallel. | |
[pagina 40]
| |
Blijft de swaen aen Strymonis fonteyne. Deze fonteyne ruist zeer antiek, maar vloeit, als mijn oog mij niet bedriegt, ons uit een zijstroom toe. Inderdaad namelijk wemeltGa naar voetnoot8) bij de Ouden de Strymon van rellende watervogels, maar wat kenmerkt, zijn minder zwanen dan kranenGa naar voetnoot9); elke lente keren deze uit het Nijlgebied terug naar dit noordelijk vaderland, dat zij verlieten bij de intrede van het koud seizoenGa naar voetnoot10). Nu heetten de zwanen te komen van nog hoger noordenGa naar voetnoot11). Dat Revius de hem in leven en in letteren vertrouwde vogelsGa naar voetnoot12), ten minste even indrukwekkend van blanke gestalte, evenzeer in mythen fameus, even levendig van druk geluid, op hetzelfde wijde water localiseerde, daartoe ontbrak het hem niet aan dichterlijk recht.
Amsterdam D. Kuijper Fzn. |
|