hof van het grote huis op het Plein. Hun oog gaat genietend en keurend over fruithof en bloemhof en koetshuis en stal. Het ‘mest’ (chiastisch) de paarden in de stal en houdt wielen en gespan en tuigen in het koetshuis onverzuimd en roestloos. Zijn de wielen in orde, zijn de tuigen goed verzorgd, is het gespan roestloos? Is alles in orde, is alles wat aan wielen, tuigen en gespan roesten kan, roestloos? M.i. moet gespan hier zijn: datgene waarmee het paard wordt vastgemaakt, verbonden aan de wagen. Tuyghen duidt dan datgene aan waarmee het paard bestuurd wordt (bit, leidsels en wat dies meer zij). Welke termen men thans voor gespan en tuijghen gebruikt, is mij onbekend en doet hier ook niet ter zake. Het is duidelijk dat wij hier te maken hebben met gespan (II) in WNT IV 1772 vlgg., ‘stam van gespannen, in den zin van samenbinden’. Het woord werd niet alleen gebruikt voor gebinte, zekere delen van werktuigen, lijfsieraad met gesp vastgemaakt, span dieren, bijeenhorend paar, schaar, bende enz., maar ook voor datgene waarmee men een paard in (aan) de wagen spant (bindt).
Nu wordt het eerste Huygens-citaat duidelijk: voert krijgt zijn volle waarde van leiden, besturen, onverroest functioneert ten volle in het prachtige beeld van de menner Huygens, die zijn paarden: ziel en rede, hart en verstand, ‘gespannen’ voor zijn levenswagen door middel van het deugdelijke ‘gespan’ (tuig zou men kunnen vertalen, maar zonder daarmee verwarring met Huygens tuijghen te willen bewerken) van gezonde leden, een gezond lichaam, bestuurt. Men lette erop dat de nabepaling van lemteloose leden de identiteit uitdrukt van leden en gespan, de identiteit van verbeelde en beeld. Deze identiteit kan ook worden uitgedrukt door een genitiefbepaling. Zie bijv. enige regels verder in hetzelfde gedicht 's Vaderlands pinas = het pinas van het vaderland, d.w.z. het pinas is het vaderland, stelt het vaderland voor. Vanzelfsprekend kan voor deze identiteitsstelling ook een bijstelling dienen: het gespan, de leden; het pinas, het vaderland.
Het mens sana in corpore sano is hier op een originele wijze ‘verbeeld’. De rappe siel en de onverlemde reden (mens sana) zijn rossen geworden. Maar ze lopen niet in het wilde, ze zijn ingespannen in het blinkende tuig van zijn gezonde leden (in corpore sano). De menner Huygens weet zo wel raad met zijn paarden gevoel en rede.