Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 85
(1969)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Tobias de Hem en DariusIn zijn sonnet Op de wedloop van Tobias de HemGa naar voetnoot1) schildert J. Six van Chandelier vol humor het beloop van een weddingh. De Hem, een paardenbezitter van Bellerofons postuur, had beweerd, dat hij kans zag, met zijn snellen Poolsen hengst in een half uur een afstand af te leggen van 2½ mijl, langs sandge wegh. Zelf mende hij en scheen te zullen slagen, maar onverwacht liep op het einde toch iets mis (12/3): ...'t spulkse beest wou 't hekke niet verschoonen,
Waar 't korts ter sluip syn springhlust had geboet,
en vandaar de slotbeschouwing (14):
Darius won, de Hem verloos veel kroonen.
Bij het laatste vers vinden we nu op p. 168 de toelichting: 14. Darius: paard v.d. tegenpartij. Maar het is duidelijk, dat dit niet juist kan zijn. Van een tweede paard, van een lopen om het hardst is geen sprake: Tobias alleen stoof van het Y naar 't Spaar. Ook de springhlust in 13 zal iemand, die hindernisnemen met welgevallen gadeslaat, even bevreemden: terwijl men veelal muurtjes ziet, die nagebootst zijn, zodat het paard, wanneer het met de benen den bovensten strek raakt, zonder wezenlijk eigen gevaar wat lichte blokken afwerpt, geeft onze tekst aanvankelijk den indruk, alsof de Polak stillekens zou zijn getraind, lustig over een stevig spijkervast staketsel te springen, totnogtoe gelukkig altijd een foutloos parcours had gereden, doch thans rampzaligerwijze, juist nu het erop aankwam, het hekke raakte, uiteraard de benen brak en voor zijn meester alle waarde verloor. In feite heeft Six het oog op een gans anderen springhlust, en met de aanwijzing Darius won wil hij bewerken, dat zijn klassiek ge- | |
[pagina 138]
| |
schoolde lezer meteen denkt aan een vermaard verhaal van den vader der geschiedenis (Herod. 3, 84/7). Toen de hoge Perzen, betrokken bij het doden van den usurpator Pseudo-Smerdis (± 522 v. Chr.), hadden beslist, dat de monarchie zou voortbestaan, kwam men dit overeen: wiens paard bij den komenden opgang der Zon, terwijl alle zes zij ‘opgezeten’ waren, in het προάστειον het eerst zou hinniken, die zou vorst zijn. Nu had een van de zes, Darius, een stalknecht, die er iets op wist, het toeval richting te geven. Oebăres voerde in den nacht eerst de merrie, waarnaar de voorkeur van Darius' rijdier uitging, naar de bewuste plek, bond haar ter plaatse vast, kwam vervolgens met den hengst zelf, leidde dien enige malen om de preferente heen, in al dichter kring, en liet hem ten slotte toe, de merrie te bespringen. Toen nu den volgenden uchtend de zes op de buitenwijk oostzijde toereden, waar hij nog slechts enkele uren tevoren ter sluip zijn springhlust had bevredigd, hinnikte inderdaad Darius' hengst het uit. Nu had niet enkel Six, maar blijkbaar ook De Hem met vrucht Herodotus gelezen; alleen, als een andere Zauberlehrling had deze zijn Polak den lust doen boeten wat al te dicht nabij een Spaarner weidehek. Dat kreeg fatale gevolgen. Darius won, dank zij zijn list, de koningskroon; De Hem, zijn imitator, verloor als uitvloeisel van een kleine onnauwkeurigheid in de afwerking kostbaar bezit - met dezelfde list.
Amsterdam D. Kuijper Fzn. |
|