Humiliamini
In de verzen 580/2 van Een Esbattement van sMenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit, Tekstuitgave met inleiding en aantekeningen, verzorgd door het Nederlands Instituut der Rijksuniversiteit te Groningen (Zwolse Drukken en Herdrukken Nr. 57, 1967, p. 149) antwoordt op den heildronk van Manier: Ic brengt u! Gewoonte:
Ongeblaemt // weder vrolick te singen
De commentator oppert vragenderwijs de gedachte, dat Humiliamim zou betekenen ‘dank u wel’, echter zonder nadere adstructie.
De onvertaalbaarheid van het woord wekt onmiddellijk het vermoeden, dat, zo niet de copiïst, dan toch de dichter zelf wel zal hebben geschreven Humiliamini. Bij hernieuwde collationnering is nu gebleken, naar Dr. C. Schmidt, wetenschappelijk hoofdmedewerker aan het Nederlands Instituut te Groningen, mij vriendelijk mededeelt, dat in het handschrift inderdaad Humiliamini staat: daarmee keert Humiliamim terug naar het schimmenrijk, waaruit het opkwam.
Het werkwoord humiliare, ‘vernederen’, treffen wij vóór Tertullianus niet aan; onze vorm is blijkbaar citaat uit de Vulgata. De Sacrorum Bibliorum vulgatae editionis Concordantia van Franciscus Lucas (Coloniae Agrippinae 1684) geeft voor den imperativus op -amini drie plaatsen: Ierem. 13, 18; Iacob. 4, 10; I Petr. 5, 6. Hoe de laatste beide teksten uitgangspunt zouden kunnen zijn voor onze, luimige, aanhaling, vermag ik niet te zien.
Anders is het met Ierem. 13, 18 Dic regi et dominatrici: Humiliamini, sedete: quoniam descendit de capite vestro corona gloriae vestrae. Er zijn namelijk zekere Schriftplaatsen, die in bepaalden kring bij herhaling in schertsenden zin worden gebezigd. In protestants milieu heeft meer dan één onderwijzer een leerling ter verantwoording geroepen met Elisa's ‘Vanwaar, Gehazi?’; gelukzalig de oplettende