namen een grote last van schrijftraditie en voorbeeldwerking rustte. Dat neemt niet weg, dat wij in het geheel van het werk van deze monniken toch duidelijk het streven zien - zij het hier en daar met duidelijk terugvallen naar het archaïsche - een vernieuwing in de spelling te brengen ten opzichte van de XIIe eeuw. Het duidelijkst is dit in het globaal toenemen van het aangeven van lange vocaal in gesloten, later (sinds hand O, 1227-1239) ook in open lettergreep, al bereikt geen der schrijvers nog een volkomen consequentie hierin. Als lengte-aanduiding vinden we sinds de oudste hand e, weldra ook i (B, ± 1212-1223), sinds hand O ook de acutus, en bij P (± 1240) zelfs de verdubbeling. De lange i wordt bij D (± 1220; pag. 79; ten onrechte geeft Gysseling blz. 27 de eer aan hand O) soms als y gespeld. Verdere conservatismen of vernieuwingen leest Gysseling af aan de spelling van v (u), w (uu), ou, rg (rh e.d.), cht (ct, th, ht enz.), sch (sc) en g vóór e of i (ghe, ghi). Hierbij mis ik een bespreking van de neiging bij enige latere schrijvers (N, O, P, S) om h verder te laten woekeren; N: Lho, Ivethe; O: -broch, Buch Néthen, Lho, Ivethe, thedrotene; P: Therenpolre; S: -donch.
Interessant is de veronderstelling, dat de i als lengteteken door B. zou zijn bedacht op grond van de ontwikkeling oi > ô in Franse leenwoorden en dat dit dus een Vlaamse uitvinding zou zijn, die zich in de XIIIe eeuw over Holland verbreid zou hebben. Nochtans vinden we bij B. deze spelling niet voor ô maar wel voor â en huidige û. Overigens mis ik bij de bespreking van de handen een verwijzing naar de pagina's in de tekst, waar men hun werk vinden kan. Met dat al geven inleiding en uitgave ons een indruk van deze schrijvers en hun problemen. De schrijvers, die achter de letters A.B.H en O verborgen zitten, krijgen contouren; vooral B. en O. kunnen we bewonderen.
Men bedenke echter wel, meer dan spellingsgeschiedenis hebben we hier nog niet. De fonetische achtergrond wacht nog op behandeling en dan wel in het kader van de andere monumenten. Onze bron biedt hiervoor zeker stof. Indien we bijvoorbeeld de behandeling van h in anlaut nagaan en zien hoe B rustig schrijft Hostackere (2 ×) naast Ostacker (3 ×), Hactine naast Achtine, J. Willem v.d. Harde naast v.d. Arde, K. ofstat naast hofstat, dan vragen we ons af, of Gysseling