De vrije kost
In de Bronnenlijst van het W.N.T. staat een werkje vermeld, getiteld ‘Die conste Ende maniere om Broot ende Vleesch, Spijs, Dranc, ende den Vryen cost te kryghen sonder Ghelt’, Rotterdam, 1610. Het wordt weinig aangehaald en het staat ook pas in het vierde vervolg op de oorspronkelijke lijst, in Dl. VI (1912), dat door A. Beets bewerkt is, voor het eerst genoemd. Blijkbaar is Beets er eens tegenaan gelopen en heeft het min of meer pro memorie in de Bronnenlijst opgenomen, zonder dat er daarna veel aandacht aan geschonken is. Een vraag van prof. C.C. de Bruin is voor mij aanleiding geweest mij er eens wat nader in te verdiepen, en zonder dat dit nu veel opzienbarends heeft opgeleverd, is het misschien toch wel aardig er hier iets over mee te delen.
Het interessantste en belangrijkste aspect van het boekje is dat het verbonden kan worden met de naam van François Villon, al is het dan ook maar als opus spurium. Het is een klein 4o boekje van maar 4 vel druks, verschenen ‘Tot Rotterdam By de Weduwe van Jan van Ghelen / op de Hooch-straat by de Spuy inden witten Hasewint, 1610’. De volledige titel luidt:
Die conste ‖ Ende maniere om Broot ende ‖ Vleesch / Visch / Wyn / Gebraet / Spijs / Dranc ‖ ende den Vryen kost te kryghen sonder Ghelt. Ende is seer ‖ profytelijc voor alle Gildekens / Mannen oft Vrouwen ‖ die redelijc ghekleet / ende gheen ghelt en hebben. ‖ Ooc ist goet voor Weerden en Weerdin- ‖ nen / dat sy hem wachten moghen ‖ voor sulcken bedroch.
Het ziet eruit als een typisch volksboekje, geïllustreerd met houtsneden die tot de tekst in geen of nauwelijks enig verband staan, en gesteld in proza, afgewisseld met enkele verzen. Het hele eerste vel wordt in beslag genomen door voorafspraken en inleidingen, het tweede begint met: ‘Hoe meester Fransoys zijn ghesellen vraechde om dese practijcke te weten’ enz. Deze vermelding van Mr. Fransoys en het thema van de vrije kost was voor mij genoeg aanwijzing om-