Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 78
(1961)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| ||
Daniel Heinsius' Nederduytsche Poëmata
| ||
[pagina 242]
| ||
ingesteld naar de overeenkomst tussen deze beide uitgaven, hoewel zulks zich onmiddellijk aan de onderzoeker opdringt door hun overeenkomstige formaat, door hun gemeenschappelijk verschijnen bij Janssen en door de leidende hand van Petrus Scriverius in hun samenstelling. Tot nu toe heeft men niet gemerkt, dat er niet één, maar twee, van elkaar verschillende, versies bestaan van de Nederduytsche Poëmata van 1616 - en dat in ditzelfde jaar, en niet in 1618, de werkelijke tweede uitgave verscheen. De vroegste van deze twee uitgaven is een eerste druk, waarover Scriverius niet tevreden was, en men kan opmaken uit zijn uitlatingen dat deze druk in het begin van het jaar 1616 moet zijn uitgegeven. Op de laatste bladzijde (blz. 66), heeft hij zijn ‘Waerschouuinge over eenige mistellingen in desen druck begaen’ toegevoegd, gedateerd 25 oktober 1615 - en zo de conclusie wettigend dat het laatste gedeelte van de tekst op dat tijdstip reeds was gezet. De inleidende gedeelten moeten zeer kort daarna afgemaakt zijn, want de verlening van het ‘privilegie’ is gedateerd 28 oktober 1615 (blz. 2), en het boek zelf moet bijna klaar geweest zijn op de ‘naestlesten’ dag van november 1615, de datum die wij vinden aan het eind van de opdracht (‘Aen den Edelen Heer, Mijn Heer Iacob van Diick ...’, blz. 10). Het gedeelte voorafgaande aan de tekst eindigt met een laatste klacht (‘Aen den Leser’, blz. 23), n.l. dat een verwarring was ontstaan | ||
[pagina 243]
| ||
tussen de Emblemata Amatoria en Het Ambacht van Cupido aangezien het hem (Scriverius) onmogelijk was toezicht te houden op het werk. Het is dus vrijwel zeker dat de eerste editie in druk bestond aan het eind van 1615 en beschikbaar was voor het publiek omstreeks het begin van het jaar 1616. Deze onvolkomen tekst is de eerste editie van de Nederduytsche Poëmata en kan als volgt beschreven worden. | ||
Titelblad:[ornament afbeeldende een stenen monument met Apollo, geflankeerd door twee figuren op een lager niveau, die elk staan boven een namaak bas-relief, waarop de titel staat als was deze gegraveerd] DAN: HEINSII / Nederduytsche / POEMATA; / By een vergadert / en uytgegeven / Door / P.S. / Tot Amsterdam / Gedruct By Willem Janßen ao. 1616. / Met Privilegie voor 5 Iaren. / | ||
Collatie:
| ||
Inhoud:
De tweede versie van de Nederduytsche Poëmata van 1616 schijnt een poging te zijn om de fouten, gemaakt in de eerste editie, te corri- | ||
[pagina 244]
| ||
geren. Zelfs bij een oppervlakkige vergelijking van deze tekst met de voorafgaande blijkt al gauw, dat de verbeterde tekst een uitgave vormt die terecht verschilt van de druk verschenen in het begin van 1616. In deze tweede druk is de verwarring tussen de Emblemata Amatoria en Het Ambacht van Cupido vermeden en zijn de ontevreden uitlatingen van Scriverius hierover weggelaten. Men kan in tegenstelling tot de eerste editie, in dit werk geen voor de hand liggende aanwijzing vinden omtrent de precieze datum van publicatie. Het zou heel goed te eniger tijd na het midden van mei 1616 gedrukt kunnen zijn. Naar alle waarschijnlijkheid waren Scriverius en Heinsius in de maanden tussen de eerste en tweede uitgave druk bezig met een ander werk dat in latere jaren in nauw verband gebracht zou worden met de Nederduytsche Poëmata. In de opdracht van Dan. Heinsii Lof-sanck van Iesus Christus, den eenigen ende eewigen Sone Godes. Met noodelicke Vytleggingen; soo Geestelicke, als VVeereltlicke. Nu eerstelick uytgegeven door P.S. (Tot Amstelredam, By Willem Ianssz. Ao. 1616. Met Privilegie.), blz. ix-x, geeft Scriverius te kennen dat Heinsius de Lof-sanck voor van Dijck op Nieuwjaarsdag (‘Iaers dach voorleden’) 1616 had voorgedragen; dat van Dijck er zeer mee ingenomen was, en dat zij zich daarom gehaast hadden het werk zo gauw mogelijk gedrukt te krijgen. Dit voorwoord is gedateerd 10 april 1616, en het is heel goed mogelijk dat, naast het persklaar maken van dit stuk, de ‘Uytleggingen’ en ‘Inhout’ ook nog samengesteld moesten worden, want deze worden door Scriverius genoemd als gedeelten van de publicatie die van Dijck niet had gehoord. Het privilegie vindt men op de laatste bladzijde van het werk en dat is gedateerd 7 mei 1616. Aangezien de haastige voorbereidingen voor de Lof-sanck het grootste gedeelte van het voorjaar van 1616 in beslag schijnen te hebben genomen, lijkt het onwaarschijnlijk dat er veel tijd zou zijn overgebleven voor de reorganisatie van een boek dat reeds in handen van de boekverkopers was. Daarom heb ik de stellige indruk dat de tweede uitgave van de Nederduytsche Poëmata niet vóór de zomer van het jaar 1616 is verschenen. In hoeverre deze uitgave afwijkt van de eerste moge uit de volgende beschrijving blijken. | ||
[pagina 245]
| ||
Titelblad:
| ||
Collatie:
| ||
Inhoud:
Deze twee werken verschillen bovendien in de ornamentale hoofdletters die door de hele tekst heen worden gebruikt (hoewel de verschillende emblemata en illustraties van dezelfde platen afkomstig schijnen te zijn) en in de ‘VVtlegginghen’ zijn veel veranderingen aangebracht. Het is duidelijk, dat het werk voor de tweede keer is samengesteld en dat het geheel opnieuw is gezet. Wat is nu het verband tussen de zogenaamde ‘uitgave’ van 1618Ga naar voetnoot3) en deze vroegere drukken? De titelpagina (natuurlijk met uitzondering van de datum), de inhoud, en de collatie van de tekst van 1618 blijken | ||
[pagina 246]
| ||
identiek te zijn aan die van de tweede (gecorrigeerde) druk van 1616Ga naar voetnoot4), en de ornamentale hoofdletters in beide werken zijn dezelfde. Zowel willekeurige steekproeven van trefwoorden, als de laatste woorden van tien of twaalf regels, genomen uit het midden van bepaalde bladzijden (blz. 5, 82, 103, 32, 48, 61), tonen geen verschil aan tussen de teksten; ook de relatieve posities van bepaalde letters op verschillende bladzijden (blz. 61, 91, 103, 48, 129) komen precies overeen. De Nederduytsche Poëmata van 1618 is dus noch een onafhankelijke zetting van de tekst voor de derde maal, noch een herdruk van de tweede uitgave van 1616. Deze uitgave schijnt zelfs, in tegendeel, in elk opzicht gelijk te zijn aan de tweede uitgave van 1616 en is niet meer geweest dan een heruitgave van dezelfde druk. De eerste druk van de Nederduytsche Poëmata dateert dus van het begin van 1616, terwijl de tweede druk later in datzelfde jaar verscheen. De tekst van 1618 is, strikt gesproken, geen echte uitgave maar slechts een heruitgave van de tweede editie van 1616. De werkelijke derde uitgave is dan ook naar alle waarschijnlijkheid de druk van 1621 (de Vries, nr. 31) - een druk die dezelfde titelpagina heeft als de ‘uitgave’ van 1618Ga naar voetnoot5).
Sir Thomas Browne Instituut Paul R. Sellin
Rijksuniversiteit te Leiden |
|