Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 77
(1959-1960)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De Princesse LiedekensDe Pellicanist Ick hoop een beter bewerkt van Ghistele en FlorianusIn 1570 hadden van Ghisteles Princesse BrievenGa naar voetnoot1) hun grootste omvang bereikt: van de achtendertig brieven waren er vierentwintig uit Ovidius en uit Sabinus vertaald, de rest, twaalf antwoorden en de brief van Helena aan Menelaus met diens antwoord, waren door van Ghistele zelf gemaakt. Deze achtendertig Princesse Brieven zijn bewerkt tot achtendertig Princesse Liedekens en vormen de hoofdinhoud van het Princesse Liet-boec, in 1605 te Amsterdam verschenen bij Hendrick BarentszGa naar voetnoot2). In de Voorreden worden vyftich nieuwe Liedekens aangekondigd op der Grieckscher Princessen, haer klachtighe brieven. De achtendertig liedekens naar van Ghistele worden gevolgd door acht liedekens, die op Florianus' vertaling van de Metamorphosen teruggaan. Na een geestelijk, een amoureus en een vrolijk tafellied maakt t'slot Liedeken, op bladzijde 64, de laatste zijde van het vierde vel, het vijftigtal volGa naar voetnoot3). Noch zijn hier by-gevoecht, zo verluidt het op de titelpagina, verscheyden Amoureuse Liedekens. Hieronder bevinden zich een Leander aan Hero met haar antwoord en een Paris aan Helena met haar antwoord, ofschoon deze paren reeds aan bod geweest waren in het vijftigtal Princesse Liedekens. Na het Princesse Liet-boec volgt, met doorlopende paginering, het Tweede / Nieu Amoureus Liedt-boeck. Aan het eind daarvan staan de registers: Tafel vande Princesse Liedekens / in dit Liedt-boeck begrepen / om elck op zijn bladt te vinden. (Vijftig) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe Lieden! De Princesse Liedekens zijn dus, althans in vergelijking met de erop volgende liederen, niet nieuw, en zijn in de uitgave van 1605 zo al niet herdrukt, dan toch in een met later materiaal aangevulde druk verschenen. Het Princesse Liet-boec werd door dezelfde uitgever in hetzelfde jaar, met een ingeplakt nieuw titelblad (op de achterzijde waarvan de Voorreden niet herdrukt is), op de markt gebracht als Eerste Nieu Amoureus Liedt-boeckGa naar voetnoot4). Deze uitgave bevat dus ook de boven aangehaalde registers, ofschoon op het titelblad niet meer over Princessen gesproken wordt. Wie was de auteur van de Princesse Liedekens? De Voorreden zegt, dat zij Van een Speelcorenken ghecomponeert zijn, dat is dus door een Pellicanist van Haarlem. Dit wordt bevestigd door het slot van t'slot Liedeken:
Wilt toch het werck niet versmaen/
Van den pellicaen
Gebruyckt het vrij want trou moet blijcken.
De auteur, zich een simpel clerck bekennend, zegt verontschuldigend:
Die Ionckheyt heeft door mijn gewracht
Dit werck bedacht
Al ist quaet wilt het niet laecken/
Verwacht tot dat het meerder sy/
Wijsheyt van my
Ick hoop een beter te maken.
In de laatste regel van dit citaat verwerkt hij zijn devies. De wijsheid, die wij van hem mogen verwachten, heeft hij geschonken in het spel van sinnen van Paulus ende Barnabas, nummer 4 van het handschriftenboek B, berustend in de societeit Trou Moet Blijcken in Haarlem, ondertekend met Ick hoop een beter. In de zesde regel van het eind heeft hij zijn devies reeds ingeschoven:
Ick hoop een beter schimppers tuwer spijt.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Twee regels daarop volgt de naam van de kamer (te voren was reeds gesproken van Den oppersten Pellecaen), Het Lieffelijcke Speelcoorentgen, en de slotregel luidtGa naar voetnoot5):
Want tgeschiet vuijt vrientschap van Trou Moet Blijcken.
Ick hoop een beter is volgens Th. ArnoldGa naar voetnoot6) het devies van Wilh. Reyersz. de Lange, dichter. Hij geeft geen vindplaatsen. Op Arnold gaat waarschijnlijk van Doorninck terug, die, ook zonder vindplaatsen, Willem Reijersz. de Lange noemt. Deze dichter heb ik niet vermeld gevonden in te Winkel en in het N. Nl. B. Wk. Dr F. Kossmann was zo vriendelijk mij mede te delen, dat de spreuk noch de naam voorkomt in de gegevens door hem verzameld, toen hij de verzamelbundels van de rederijkerswedstrijden doorliep en klapperde tot c. 1648. De lijsten van Arnold, zo schreef hij mij, ‘komen uit de keuken van de Bibliotheca Belgica en berusten dus zeker wel op deugdelijk materiaal.’ De auteur van de Princesse Liedekens is dus zeker, toen hij deze maakte (en dit moet zijn geweest tussen 1570 en 1605), een jeugdig Pellicanist geweest, vrijwel zeker het devies voerend Ick hoop een beter, waarschijnlijk Willem Reijersz. de Lange geheten. Nu wordt wel, met of zonder voorbehoud, het Princesse Liet-boec het werk genoemd van een onbekend lid van de Rotterdamse rederijkerskamer De Blauwe AcoleyenGa naar voetnoot7). Dit geschiedt kennelijk op grond van een zinsnede van de titelbladzijde, die als volgt luidt: Princesse Liet-boec. Dat is / Der Ionckvrouwen Clachtighe Sentbrieven (Heroidum Epistolae ghenaemt /) int Latijn beschreven: Door Ovidius Naso. Ende by een Lieff-hebber der Accoleye Sangs-wijse (elck met zijn stemme) in dichte ghemaeckt. Noch | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zijn hier by-ghevoecht verscheyden Amoureuse Liedekens. Midtsgaders een Nieu Amoreus Liet-boec (te voren niet gedruct geweest) van verscheyden Redenrijckers in dicht gestelt. Tot Amstelredam. Ghedruckt by Hendrick Barentsz. woonende inde Warmoes-straet / int Vergulde Schrijff-boeck / Anno 1605. Lieff-hebber dat is lid van een rederijkerskamer. Acoleye is dus de naam van een rederijkerskamer: maar van welke? Niet alleen in Rotterdam was een rederijkerskamer die de akelei in haar wapen voerde. Zonder nadere aanwijzing is het ijdel spekuleren, hoe des drukkers informatie op de titelbladzijde te rijmen valt met des auteurs gegevens in de Princesse Liedekens zelf. Dat Ick hoop een beter bekend was met van Ghisteles Princesse Brieven, bewijzen, onder meer, de volgende citaten uit de brief van Helena aan Menelaus en uit diens antwoord.
De stof van de volgende acht liederen (paarsgewijs, als de voorafgaande achtendertig) is ontleend aan de Metamorphosen.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Florianus is de schakel. Zie bijvoorbeeld, hoe een vertaalfout van Florianus in Polyxena's klacht - bij OvidiusGa naar voetnoot8) vraagt zij de Grieken, dat haar moeder het lijk van haar dochter niet met goud, maar met haar tranen mag vrijkopen: toen zij het kon, kocht zij haar dode kinders ook met goud vrij - trouwhartig wordt verscharminkeld.
Erbarmelijke rimram, heeft het Princesse Liet-boec waarde als tijdverschijnsel. Nog decennia na hun eerste verschijnen voorzagen de vertalingen van Florianus en van Ghistele in een behoefte bij de leerlustige ongeleerden. Fletse aftreksels van aftreksels der oorspronkelijke werken, als de Princesse Liedekens, inspireerden tot soortgelijke nieuwe lieden, die ook in andere liedboeken van die tijd welig tieren. De stoffen der antieke mythologie waren geen ijdele merkwaardigheden en de vermaarde hooggeleerde poëet Ovidius Naso was niet een vluchtig bellenblazer: hier was geleerdheid en wijsheid en inzicht | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||
te bekomen, zoals de Voorreden van de Princesse Liedekens, in van Ghisteles spoor overigens, het pondereus poneert: Vyftich nieuwe Liedekens, Amoureuse ghelieven,
Van een Speelcorenken ghecomponeert,
Op der Grieckscher Princessen, haer klachtighe brieven:
Hoe sy deur Venus strale zijn ghetormenteert
Haer pyne, verdriet, wort hier ghenarreert:
Haer blyschap ende vreucht vol amoureusheydt,
Haer Vryers bedroch die haer hebben onteert,
Hare schalcke listen, en oock haer heusheydt
Haer ghestadighe liefde, oock haer vercoelde minnen
Tinnerlijcke wesen van die Liefde, en haer preusheydt,
Sult ghy in dese navolghende Liedekens vinnen.
J.C. Arens
|
|