Stadt van Jerusalem ten tijden Ezechie. Dit waren dan de woorden die de Spaensche Rapsake der Stadt voor hiel: Hoort, sprack hy, de woorden des grooten Conincx van Assyrien, namentlicken des grooten Commendadoors: Laet v van Hiskia, te weten, uwen Prince van Orangien, niet verleyden noch bedrieghen, want hy en can v niet verlossen’ (Bijv·). En verder: ‘De voorscr. Spaensche Rapsake oft zijn lidtmaten quamen daghelicx voor de Stadt, met dreyghingen, met spotwoorden ende leugenen’ (Cir·). Deze gelijkstelling van Baldeus met Rabsaké is in die tijd ongetwijfeld algemeen bekend geweest. Wat ligt nu meer voor de hand dan dat de volksmond met de naam Rabsaké is gaan spelen en hem heeft geassocieerd met het scheldwoord rapzak, een synoniem van het nog in onze dagen bekende rotzak? Baldeus-Rabsaké was een ‘rapzak’, een ‘rotzak’! Gewoonlijk werd het scheldwoord rapzak of rotzak toegepast op Franse of Waalse huursoldaten, die geacht werden schurftig, oftewel syphilitisch, te zijn. Ik citeer uit Scheurleer, Van Varen en Vechten, 3, 83 de volgende twee plaatsen: ‘Jou rappige rottige Beeren en Muggen’, en: ‘Matroos in sijn bouw, de Rotsack in Rouw’. Het betreft hier een lied tegen de Fransen uit het jaar 1692, maar men kan gevoegelijk aannemen, dat dit scheld-vocabulaire toen al een oude traditie had. Maar Frans en Spaans was in de sfeer van dit spraakgebruik gemakkelijk verwisselbaar: de syphilis (of een verwante ziekte, verg. het W.N.T.) werd beurtelings aangeduid als Franse en als Spaanse pokken (het laatste o.a. in het Geuzenliedboek). Het lag dus alleszins voor de hand om bij gelegenheid, als de situatie er aanleiding toe gaf, ook een Spaanse soldaat uit te schelden voor rapzak. En de
situatie gaf er gelegenheid toe, ja nodigde er toe uit, door de gelijkstelling van zo'n prominente Spanjaard als Baldeus met de bijbelse Rabsaké!
Toch is hiermee de regel uit het lied van Valerius nog niet geheel verklaard. De Spanjaard treedt in dit lied op onder zijn specifieke scheldnaam speck en hij wordt niet geïdentificeerd, maar alleen maar vergeleken met een rapsack. Men kon de Spaanse soldaten van veel betichten, maar zij waren in hun tijd, naar het mij voorkomt, niet de spreekwoordelijke lafaards. Als zodanig konden eerder de (meer naburige en langer bekende) Franse en Waalse huursoldaten gelden, de