Natuurlijk is Maks sterkste troef de kreet van Belet van Duechden (vs. 911/12):
Heeften de duuel daer vut gebrocht
En den kercker was alsoe sterck
hetgeen, op zichzelf gesteld, aan een gewelddadige bevrijding doet denken. Deze woorden zouden dan ook de emendatie gecocht → gerocht aannemelijk maken, als het gecocht niet - ook voor Mak op onvervangbare wijze - in de kroniek stond. Immers in details waarover de kroniek zweeg, nam de dichter zijn vrijheid, maar wat de kroniek geeft wijzigt hij niet. En is nu de uitroep van Belet noodzakelijk in tegenspraak met de vermelding van vrij-kopen? Men kan het ook zo lezen, dat Belet, ontdaan, op het hoe der bevrijding helemaal niet ingaat, maar alleen zijn verbazing uitspreekt over het feit, dat heer Wouter, die zo stevig gevangen zat, verlost werd. Als men al te logisch lezen wil, zou men zich er ook over kunnen verwonderen, dat Belet vraagt of de duvel Wouter er uit gehaald heeft. Daarom, de gouden regel volgend, dat men alleen amenderen mag bij een manifeste fout, zou ik gecocht willen handhaven.
2. Veel zwakker staat Maks redenering in het tweede geval, dat van ghescorde in het opschrift in de kroniek ‘Van eenen ghescorde kinde’ en van gescoirt en gescuert in de vss. 585 en 905. Hij gaat nu verder dan in zijn eerste artikel. Betwistte hij daar de uitleg van gescoirt als ‘geopereerd’ en wilde hij verklaren ‘met een breuk’, nu amendeert hij in de kroniek ghescord tot ghestord en neemt aan dat de dichter dit woord verkeerd las en daardoor iets ongerijmds schreef.
De emendatie ghestord is geheel overbodig en dus te verwerpen. Het opschrift, zegt Mak, behoort aan te geven waarin het wonder bestond. Dat is in dit geval het genezen van de verstoring van de mictie, niet het snijden van de steen. Maar ten eerste is het duidelijk, dat die functie-verstoring in de voorstelling van de kroniekschrijver met de operatie samenhangt, dat het hier dus één ziektegeval is van het kind dat aan niersteen leed en door de aanvankelijk gelukte operatie niet werkelijk genas, en ten tweede geven de opschriften ook in andere gevallen niet aan waarin het wonder bestond maar slechts in welke positie een man,