| |
| |
| |
Invloed van Junius' Batavia op Kiliaans woordenboekGa naar voetnoot*)
1. In zijn Proeve eener Critiek op het Woordenboek van Kiliaan (1884) wees A. Kluyver op de grote belezenheid van Plantins corrector. Ter illustratie daarvan wees hij terloops op de talrijke citaten uit de werken van Junius, de Batavia en het De coma commentarium, nadat hij reeds te voren de grote invloed van Junius' Nomenclator op Kiliaans woordenboeken had behandeld. Hij achtte het echter overbodig en tijdrovend de artikels uit Kiliaans lexica die een of andere bron vermelden, met de overeenstemmende plaatsen uit het geciteerde werk te vergelijken. Dat een nauwkeurige confrontatie van Kiliaan met zijn bronnen wel van belang is voor de kritiek van zijn woordenboek en voor de kennis van zijn werkwijze, toonde onze vergelijking van de artikels die de naam van Hadrianus Junius behelzen en aan de Batavia allerhande gegevens bleken ontleend te hebben, met de corresponderende plaatsen uit Junius' historisch-geografisch werk in de Handelingen VIII van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis (1954). We konden er constateren hoe Kiliaan alleen maar op gezag van Junius woorden die in het Nederlands nooit bestaan hebben, in zijn woordenboek opnam, aan de Batavia allerlei nieuwe betekenissen ontleende, de tekst van zijn bron verkortte en arrangeerde en de orthografie van de lemmata aan zijn Brabants systeem of zijn etymologizerende fantazie aanpaste. Het was ons mogelijk hem als het ware bij zijn werk gade te slaan.
De nawerking van de Batavia beperkt zich echter niet tot de plaatsen waar Kiliaan uitdrukkelijk Junius of het genoemde werk als bron
| |
| |
vermeldt. Dit blijkt duidelijk uit een vergelijking van het artikel Ghe-slaghen ridder (K3, 434 i.v. ridder slaen) met de tekst van de Batavia:
Ghe-slaghen ridder. Eques auratus: sic teut. dictus, quòd creetur solemni ceremoniarū ritu, perstricto leuiter nudo ense humero laeuo, Imperatoris aut Ducis manu, additis verbis solemni more conceptis. |
B 323-24 Equites Aurati in marg. 323. Verùm enimuerò inter virtutis praemia, summa ac primaria dignitas praecipuusque honos apud plaerasque gentes fuit Equitum, quos istud saeculum // ab aureis ornamentis, quae illis attribuuntur, Auratos appellat...... Talibus namque solis vt periculorum praemium & laborum fructus, ab ipso exercitus duce solenni quodam ceremoniarum ritu, is honos deferebatur, inspectante omni multitudine... Ast alij hoc saeculo inoleuere mores, quando honores adulterantur, dignitatis equestris gradus adulatoribus, potentibus, & gratiosis hominibus, aut opulentis qui militiam nunquam viderunt... promiscue confertur, perstricto leuiter nudo ense humero laeuo, idq. Imperatoris aut Ducis manu, additis verbis solenni more conceptis. |
De cursieve tekst is niets anders dan een resumerende bewerking van B 324. Ook het Latijnse interpretament is daar te vinden, het Nederlandse trefwoord echter niet. Kiliaan heeft het dus elders anders vandaan gehaald, tenzij hij het zelf heeft uitgedacht om de tekst uit de Batavia te kunnen gebruiken. Noch het trefwoord, noch de uitleg komen in de tweede uitgave van het Dictionarium (K2, 1588) voor. Het zou overigens nauwelijks mogelijk geweest zijn: de Batavia verscheen immers pas in 1588, in hetzelfde jaar dus dat K2 van de pers kwam.
Het ligt niet in onze bedoeling in het bestek van deze bijdrage na te gaan in welke artikels van het Etymologicum invloed van de Batavia te bespeuren is. Zulk een werk veronderstelt een uiterst grondige kennis van de tekstuele inhoud zo van Junius' boek als van Kiliaans lexicon. De Hoornse arts gebruikte echter in de Batavia heel vaak woorden uit de volkstaal, hetzij in hun echte, Nederlandse vorm, hetzij in een enigszins gelatinizeerd kleedje. Deze kunnen als vertrek- | |
| |
punt dienen voor een studie over de invloed van de Batavia op het Etymologicum. De aanwezigheid van een trefwoord of van een bepaalde uitleg in de tweede uitgave (1588) is voldoende om de mogelijkheid van een dergelijke beïnvloeding met betrekkelijk grote zekerheid te verwerpen.
In dit verband moge het interessante geval hoeck (K3, 191) aangehaald worden.
K3 Hoeck. holl. j. haeck. Hamus. germ. hacke: ang. hooke. Hoecks eñ cabbeliaus. Duae olim factiones in Hollandia, quarum alteri nomen ab hamo, alteri a pisce asello, qui hamo capitur. |
B 316 sub idem tempus per plebem nobilitatemque in factiones diuisam, quarum alteri nomen â pisce asello, (De Cabbelausche) alteri ab hamo, (De Houcsche) nomen erat. |
Wie alleen K3 en B zou vergelijken, moet onweerstaanbaar invloed van de Batavia op K3 aannemen. Het gehele artikel staat echter met een paar lichte wijzigingen (het Duitse en het Engelse equivalent ontbreken; erat i.p.v. qui hamo capitur) reeds in K2. Junius en Kiliaan hebben ongetwijfeld dezelfde bron (welke?) gebruikt, tenzij er aanleiding zou bestaan om aan te nemen dat Kiliaan de drukproeven van de Batavia, die te Leiden in de Officina Plantiniana, apud Raphelengium gedrukt werd, heeft kunnen inzien. De Batavia was reeds lang geschreven vóór ze in 1588 van de pers kwam. Hoeck staat niet in de Nomenclator.
We zijn ervan overtuigd dat hier en daar wel een plaats aan onze aandacht zal ontsnapt zijn en dat sommige van onze verklaringen later door de ontdekking van nieuwe bronnen zullen te niet gedaan worden. De grote invloed die van Junius' Batavia op Kiliaans werk is uitgegaan, ook daar waar Kiliaan zijn bron niet aanhaalt, kan echter niet geloochend worden.
2. Was het gemis aan kritische zin die Kiliaan, alleen maar op grond van Junius' verklaring van de namen Swentiboldus en Amalasuentha (B 409 & Suentha virgo seu iuuencula, cuius vocis significatio in Suenthiboldo mansit, quo ferox iuuenis & animosus exprimitur; nam Cimbri hodierno die, swenth/ iuuenem appellant) er toe bracht twee nieuwe woorden in zijn boek op te nemen?
| |
| |
Ze leveren in elk geval het bewijs dat zijn bedoeling verder reikte dan alleen maar een algemeen woordenboek van het Nederlands van de 16e eeuw te schrijven en dat vetus ook kan betekenen: woord dat vroeger gebruikt werd, thans slechts nog in andere Germaanse talen en in Oudnederlands namengoed terug te vindenGa naar voetnoot2). Dit geldt waarschijnlijk ook voor K3, 647 waeren. vetus. Obseruare & in officio tenere, dat op B 398 à Waren quod est obseruare & in officio continere. teruggaat. Junius stelt dit werkwoord in verband met de naam Varamundus.
Waarschijnlijk hebben ook volgende artikels hun bestaan aan Kiliaans lektuur van de Batavia te danken.
(418) Puyck. holl. Pannus laneus. |
B 263 Lanificij & panni lanei textrina prima gloria penes hanc vrbem aliquando stetit, ...:vnde ex praecipua bonitate & artis praestantia, pannus ibi factus, Delffs puyck/... nuncupabatur. |
(88) dijck-graue. Chomarcus: aggerum comes: praefectus aggerum: qui praeest conficiendis aggeribus. |
B 233 in marg. Dijckgrauē
chomarchos, sic voco aggerum praefectos & curatores, quos promiscuum vulgus Dijckgrauios / ceu aggerum Comites, qui sedulam suis quiq. locis curam reficiendorum aggerum gerunt.. |
(210) Ilder. j. elder. Vber ouilli pecoris. |
B 393 (Ildericus)
Ildericum nuncupatum crediderim, propter ouium vbera ilders vel elders vocitata. |
(18) Ambre .j. emmer. Succinum. |
B 392 succino (quod electrum vocatur, Ambrae nomine nobis cognitum). |
De vermelding holl(andicum)Ga naar voetnoot3) na puyck en de vage, bijna foutieve definitie laten er geen twijfel over dat Kiliaan dit woord aan
| |
| |
een geschreven bron ontleende, die moeilijk een andere kan geweest zijn dan de Batavia. De verklaring van het woord en het begrip dijckgrave in K3 vertoont een grote gelijkenis met die van Junius. Dit betekent natuurlijk niet dat Kiliaan dit woord voordien niet zou gekend hebben. De plaats in B zal echter de onmiddellijke aanleiding geweest zijn om het woord in het woordenboek op te nemen. Terwijl elder (K2 en K3), zoals blijkt uit de Latijnse verklaring Vber ouilli pecoris waarschijnlijk uit de Nomenclator (N 33b Mamma, mammilla, vber...B... elder in ouillo pecore) overgenomen werd, is het niet onmogelijk dat de vorm met i (ilder), die in de Nomenclator ontbreekt, uit de Batavia komt, waar beide vormen naast elkaar staan. Kiliaan zou dan naar het voorbeeld van elder en met verwijzing naar dit woord het nieuwe artikel gemaakt hebben. De uitleg na ambre is te bondig om meer dan een sterk vermoeden van beïnvloeding door Junius' Batavia te wettigenGa naar voetnoot4).
3. Het is niet altijd gemakkelijk bij trefwoorden uit K3, die in K2 nog ontbreken doch in Junius' boek voorkomen, eventuele beïnvloeding door de Batavia vast te stellen en voor elk geval afzonderlijk haar omvang en draagwijdte nader te omschrijven. De volgende gevallen komen o.i. hier in aanmerking.
(3) Adel. j. edel. Nobilis. & Nobilitas. |
B. 394 ab Athal sen Adel/hoc est, nobilitas. |
|
B. 399 Adelbertum... qua nobilis generosa barba denotetur. |
|
B. 410 Adelheidis... ipsum nobilitatis vocabulum nomine exprimit. |
(8) Aen-vanck. germ. sax. holl. sic. j. beghinsel. |
B 228 Tanfana, quàm initium & primordium, à the articulo, & anfan principiū, & per crasin Tanfan, quod hodie the anfang scriberemus. |
| |
| |
(17) Alruyne/alrune. ger. sax. sic. mādragora. |
B 227 in marg. Alruna Mandragora.
dubium mihi esse huic ne genti sagarum, mandragora herba nomen dederit, an ab illa acceperit: siquidem Germanica lingua Alrunam in hunc vsque diem eam herbam appellat. |
(72) Britte/brutte. holl. sicamb. Cespes, frustum cespitis. |
B 216 in marg. Britannica vnde nomen sortita.
quando herbae nomen dedisse cespites videntur, quibus aggerum moles vallare aduersus maris impetum atque munire nostri maiores docuerunt: in quibus copiosè nec alibi temerè prouenire solet, quos patrio vocabulo Brittas nuncupamus. |
(119) Franck. j. vranck. Liber |
B 84 Francos se nominarunt, hoc est, liberos. |
(184) her-man. vetus. Vir exercituum. |
B 350 Germanos, quasi Hermenner, hoc est, militares viros dictos existimat. |
|
B 392 militaribus copijs (id namque sonat Hermans). |
|
B 405 ab heroïco animo & exercitus rectore, id enim sonat Hereman/ nominis auspicium traxit. |
(194) Hollen. holl. sicamb. fris. j. waghen-loopigh zijn. hollende peerd. j. waghen-loopigh. |
B 176 in marg. Hollē quid?
Hollandos, quasi Incitatos, ab Hollen/.. Effertur autem propriè vocabulum illud de equis, qui panico quopiam terrore perciti, rapiuntur in praeceps, quando cum equis differtur auriga, nec audit currus habenas. |
(447) Ruynen/oor-ruynen. holl. Susurrare, in aurem mussitare.
[K3 Roenen (/ruenen). ger. sax. sicamb. Susurrare, insurrare, in aurem dicere. ( ) niet in K2.] |
B 227 & Oruna siue Runa, quo significatur in aurem mussatrix, id namque sonat Germanicè Runen, quod sagae & fatiloquae pro more religiosè obseruāt. |
(520) stal, vetus. Sedes, sedile: cathedra. vulgò stallium. |
B 228 Hermonstal quasi Luni Dei sedes & habitaculum... Est enim stal receptum pro stabulo & habitatione. |
(579) Veene. j. venne. |
B 394 Wenericus, vel rectiùs Venericus, palustrium locorum diuitem, quae Venen lingua Gothica dicuntur. |
(625) visch-rijck. Piscosus, pisculentus. |
B 389 amnem piscosum, Fischricum. |
(675) witigh/ wittigh. vet. holl. Sciens, prudẽs, ingeniosus ang. vvitting, vvyttie. |
B 396 Vithimirus, siue Vithimarus cordatum praefectū sonat, à withi/ id est, prudens & ingeniosus. |
| |
| |
franck en adel hebben wellicht het meest kans onder invloed van Junius opgenomen te zijn; dit geldt misschien ook voor veene (de vorm met ee). Bij ruynen/oor-ruynen moet ermee rekening gehouden worden dat de vertaling susurrare uit het reeds bestaande artikel roenen kan zijn overgenomen en dat de bijvorm oor-ruynen op het patroon van in aurem mussitare gemaakt werd ofwel Junius' Oruna/Runa het dubbele lemma heeft doen tot stand komen. De vermelding holl. springt in het oog en wijst in elk geval in de richting van beinvloeding door Junius. Eveneens Hollands zijn voor Kiliaan britte/brutte en hollen; in de Nomenclator ontbreekt hollen evenals de vorm brutte. Misschien komt hier alleen maar de dialectische aanduiding uit Junius, wat waarschijnlijk ook bij aen-vanck het geval is; het is echter niet onmogelijk dat Junius ook het woord zelf leverde en Kiliaan naderhand zijn tekst uit andere bronnen (let op de vermelding sic., fris. enz.) heeft aangevuld. De gelijkenis tussen K3 en Junius B is bijzonder groot voor wat betreft witigh/wittigh: de vertalingen prudens en ingeniosus, de vermelding holl. en het beroep op de Engelse equivalenten, ook al stemt de schrijfwijze niet volledig overeenGa naar voetnoot5). Dit samengaan verhoogt de mogelijkheid van invloed der
Batavia. De aanduiding vetus en de vertaling sciens staan ongetwijfeld in verband met het reeds in K2 aanwezige artikel witigh. vetus. Sciens, prudens. Vetus heten eveneens herman en stal; deze vermelding berust misschien op het verband dat Junius legt tussen deze woorden en oud namengoed (Germani, Hermonstal), het verschil in de interpretamenta wijst echter weg van de Batavia, zodat hoogstens de vermelding vetus invloed van dit boek kan verraden. Dat alruyne (germ.) onder invloed van Junius' werk in K3 zou opgenomen zijn, is mogelijk, hoewel weinig waarschijnlijk. Het woord en de uitleg staan overigens ook in de Nomenclator bij de Duitse (Al.) vertalingen. In deze paragraaf moet ook het artikel K3 (3) Ael/eel ang. Ceruisia mustea. vermeld worden: het is niet onmogelijk dat de vorm
| |
| |
ael en de vermelding ang. op invloed van de volgende passage uit B 181 (in marg. Ol, ceruisiam significat) quod vernacula Cimbrorū lingua etiamnun Ol (cuius vocis deprauatae reliquijs superstitibus Britannia eundem potum Ael nominat) Cereale poculum vocetur. zouden teruggaanGa naar voetnoot6).
4. Is het mogelijk dat Kiliaan na lektuur van de Batavia in de 3e uitgave enkele nieuwe trefwoorden met de vermelding holl. opnam of achter nieuwe lemmata die hij elders had gevonden, de aanduiding holl. zette, nog waarschijnlijker is het dat Junius' Batavia hem er toe bracht enkele woorden die reeds in K2 stonden, van de aanduiding holl. te voorzien.
K2 Verghen. fland. Proponere, offerre, obiicere, exhibere. & Exigere, poscere, & ExequiGa naar voetnoot7). |
K3 (613) Verghen. flan. hol. sic. Proponere, offerre, obiicere, exhibere: & Exigere, poscere, petere, quarere. & Exequi. |
B 407 à vergen/quod est, exequi. |
K2 Rade. fris. j. drade. Rapide, raptim. citó, celeriter. gal. radeGa naar voetnoot8). |
K3 (424) Raede. hol. fris. j. rade. Citó. Rade/radde. fris. j. drade. Celer, rapidus. & Rapidè, raptim, citó, celeriter. gal. rade. |
B 402 Radulphus... quasi Rad-hulff... citum auxilium. |
B 404 Radbodus consilij audacis ac praeciptis argumento nominatus videtur. |
In sommige gevallen kwam er naast de vermelding holl. bovendien nog een uitbreiding van het lemma tot stand door toevoeging van een
| |
| |
term die in de Batavia te vinden was. Dit is duidelijk het geval i.v. kroos, waar echter ook met andere invloeden (sic.!) moet gerekend worden.
K2 Kroost. Muscus aquatilis, vlua. |
K3 (264) Kroos/kroost/kroes/kroest. holl. sic .j. endt-groen. Lens palustris, muscus aquatilis, vlua. |
B 327 lenticulam palustrem... quam nos corruptius Croes vel Croost dicimusGa naar voetnoot9). |
Het staat buiten twijfel voor darinck:
K2 Darinck/darry. fland. zeland. Cespes bituminosusGa naar voetnoot10). |
K3 (81) darinck/dary/darie/dari-torf. fland. zeland. holl. Cespes bituminosus, gleba bituminosa, salsuginosa: cespes fossitius: nigra quaedã & viscosa gleba qua ignis fouetur apud Flādros Septẽtrionales & Zelãdos. vulgó daria, darinca. |
B 207 (in marg. Cespites fossitij.) fossitio cespite, qui è terrae fodinis erutus, sole excoctus, ...... per vninersam Hollandiam Zelandiamque annis omnibus crematur.. |
B 208 (in marg. Darij turff) Est & quod è salsuginosa terra conformatur in glebas, Zelandiae domesticum, Dariam vulgus vocat. |
B 279 Adde quòd è bituminosis cespitibus subterraneis (quos alibi Darias vocari admonui) cinefactis, salsàque perfusis... |
Geheel het artikel darinck, zowel het lemma als de dialectische aanduidingen en de interpretamenta, verraden de inwerking van de hier geciteerde passages uit de BataviaGa naar voetnoot11).
Een gelijkaardige aanvulling van het lemma, ditmaal zonder toevoeging van de vermelding holl., had waarschijnlijk plaats bij
K2 frise/ghefriseert laecken. Pannus crispatus, pannus villosus, amphimallaGa naar voetnoot12). |
K3 (119) frise/friseer-laecken/ghefriseert laecken/vriese. Pannus crispatus, pannus, villosus, amphimalla. vide vries. |
| |
| |
onder invloed van
B 251 (in marg. Vrijzeer. lacken.) mercatu opificioque sat celebris vrbs est, neque minùs villosi generis pannis, quos eadem apparat Italiae Hispaniaeque mirificè expetitos, ... |
5. Het was een merkwaardige en opwindende ontdekking, toen we bemerkten dat enkele woorden die reeds in K2 geboekt stonden, in K3 met een betekenis meer verschijnen en dat in de Batavia juist die betekenis genoemd wordt. Kiliaan duidt ze meestal aan door het teken &.
K2. ambacht. vetus. Officium, munus, munus publicum, iurisdictio, praefectura. |
K3 (17) ambacht. vetus. Officium, munus, munus publicum, iurisdictio, praefectura: & Territorium ciuitatis. |
B 391 Ambacht/ & contractè Ampt/ pro ciuitatis territorio. |
K2 hulden/ hulde doē. Obsequium & fidem praestare. |
K3 (206) hulden/ hulde doen. Obsequium & fidem praestare. & Suffragio ornare. |
B 394 est enim hulden idem quod suffragio ornare. |
K2 Vaer/vaerd/veer. Traiectus: locus vmi traiicitur fluuius: Portus, & nauium cymbarūque statio, à qua, conscensa naui aut scapha traiicimusGa naar voetnoot13). |
K3 (574) Vaer/ vaerd/veer. Traiectus: locus vbi traiicitur fluuius: Portus, & nauium cymbarumque statio, à qua, conscensa naui aut scapha, traiicimus: portoriū. ger. phor, phord, phurt. |
B 396 portorijs (quae Veren appellamus). |
K2 Walen. vetus. Peregrinari. |
K3 (651) walen/waelen/wallen. germ. sax. Peregrinari, ambulare. & Mutare, vertere. ang. vvalle. |
|
K3 (651) Wallen. j. walen. vetus. PeregrinariGa naar voetnoot14). |
B 59 vel Walis, vt nonnulli scribunt, quòd Rhenus eo loco nomen mutet, quòd Walen lingua vernacula efferat pro mutare, que spectant voces illae à Tacito vsurpatae, vertere cognomentum, & mutare vocabulū. |
In de laatste twee gevallen, en bijzonder voor vaer, zijn de redenen
| |
| |
om tot beïnvloeding door Junius te besluiten, niet zeer dringend. Een rechtstreeks bewijs dat Kiliaan voor deze artikels de Batavia excerpeerde, bestaat natuurlijk niet. Het is overigens niet onmogelijk dat beide schrijvers uit een zelfde bron zouden geput hebben. De chronologie en het feit dat Kiliaan zonder twijfel de Batavia heeft gelezen en gebruikt, spreken echter voor de door ons gegeven verklaringGa naar voetnoot15).
Aan het einde van zes andere artikels die eveneens reeds in K2 (1588) opgenomen waren, staat in de 3e druk van 1599 een nieuwe Latijnse uitleg, die in de Batavia letterlijk terug te vinden is. Het is dus allerwaarschijnlijkst dat Kiliaan ook hier de vruchten van zijn vlijtige lektuur van Junius' boek in zijn woordenboek heeft verwerkt.
K2 Baeliu/baelliu/balliu. fland. Nomarcha, diocetes, praepositus, praetorGa naar voetnoot16). |
K3 (23) baeliu/baelliu/bailliu. fland. hol. zeland. Nomarcha, diocetes, praepositus, praetor, praetor peregrinus, qui ius dicit inter peregrinos, & ruri causas audit. vulgò baliuus, balliuus. gal. bailli, baillif. Bailife angl. satelles, stator, & villicus, villae gubernator dicitur. |
B 232 (in marg. Baliuus) Alter qui peregrinus est (praetor), & ruri (...) causas audit municipum & in agris degentium, quem Gallico vocabulo Baliuum appellant. |
K2 balghen. Decertare, pugnare, altercariGa naar voetnoot17). |
K3 (25) balghen. Decertare, pugnare, altercari, conserere manus, confligere. |
B 384 est enim Balgen/ conserere manus ac confligere. |
K2 Buysse. Cymba, lembus, nauis piscatoriaGa naar voetnoot18). |
K3 (76) Buyse. Nauis piscatoria: nanigium rotundum, aluo pāda, obtusa prora, qua haleces capiuntur. vulgò busa. gal. buse. |
B 203 (het gaat over de captura alecum. in marg. 202) isti piscium generi insidiantur nauigijs rotūdis, aluo panda, obtusa prora, Busas nuncupant. |
K2 dom-kercke/dom. Cathedralis ecclesiaGa naar voetnoot18). |
K3 (91) dom-kercke. j. dom. Cathedralis ecclesia: principale antistitum templum. |
| |
| |
B 391 quum prius illud à Dum siue Dom dicatur, quo principale antistitum templum significatur. |
K2 maersche/mersche/meersche. fland. Palus, pratum hyeme plerunque aquis tectum: pratum palustre. |
K3 (301) maersche/mersche/meersche/ marse. fland. Palus: pratum hyeme plerumque aquis tectum: pratum palustre: locus palustris & vliginosus. angl. marsch. |
B 29-30 Nominis (Marsdiep) origo nata videtur à Marsis, hoc est, palustribus vliginosisque locis. |
K2 Voord-doen. Pergere in opere. |
K3 (636) Voord-doen. Pergere in opere, pergere: facere, perficere coeptum. |
B 335 hoc dicto, Doet voert, (quod sonat, perge facere, aut coeptum perfice). |
Voor buyse en baeliu, dat overigens nog door de toevoeging van holl. in het oog springt, kan o.i. het gebruik van de Batavia onmogelijk geloochend worden. In de vier overige gevallen is de gelijkenis zo groot en zo opvallend, dat het de meest voor de hand liggende verklaring is.
Ook bij hangh.j.hanck mag misschien met invloed van de Batavia gerekend worden.
K2 Hangh/hanck. Carnarium |
K3 (174) Hangh. j. hanck. Carnarium, fumariū. |
B 203 (in margine) Hang...... alterum (genus alecum) in fumario fumo duratur. |
Daarnaast vindt men nog
K2 hanck/vleesch-hanck. Carnarium |
K3 (172) Hanck/vleesch-hanck. Carnarium.
Hanck hangh. Fumarium: locus vbi carnes & pisces fumo durantur & suspenduntur. ang. shancke. |
De invloed van de Batavia reikt wellicht tot in het artikel hanck/hangh. Het is nieuw in K3 en verraadt ongetwijfeld de invloed van Junius' Nomenclator 221a Carnarium. Colum. vbi caro salita, fumóve durata suspendit(ur)...... B. Daer men t'gesouten oft t'gerooct vleesch ophanget. Deze Latijnse uitleg vinden we inderdaad terug in Kiliaans handexemplaar i.v. Hang/hanck. Carnarium (bl. 191), waaraan werd toegevoegd: locus vbi caro salita fumoue durata suspenditur. Op
| |
| |
bl. 188 schreef Kiliaan achter het artikel hanck/vleesch-hanck. Carnarium. de volgende aanvulling: hanck. fumarium: locus vbi carnes & pisces fumo durantur. ang. shancke. In deze tekst zien we de neerslag van Nomenclator: caro salita fumoue durata en van de boven aangehaalde plaats uit de Batavia (Hang.. in fumario fumo duratur). In tegenstelling met wat hij vaak doet, heeft Kiliaan de artikels in K3 niet gevormd door toevoeging van de door hem eigenhandig in zijn handexemplaar opgetekende notas aan de bestaande tekst van K2. hanck/vleesch-hanck bleef ongewijzigd. Aan Hangh. j. hanck. werd alleen fumarium (uit het artikel hanck/vleesch-hanck in K2!) toegevoegd. De aanvullende notas in K2 werden verwerkt in het nieuwe artikel hanck/hangh. Het zou ook kunnen dat Kiliaan de vertaling fumarium en de nieuwe uitleg vond in het Engelse woordenboek dat hem shancke aan de hand deed. In dat geval kan er natuurlijk geen sprake zijn van invloed van de Batavia. In de Nomenclator kon hij het woord fumarium enkel in het artikel caminus (schoorsteen) vinden. Wat er ook van zij, de behandeling van hangh in K2 en K3 laat ons toe een interessante blik te werpen op Kiliaans werkwijze.
Soms is het buitengewoon moeilijk om uit te maken in hoever beinvloeding door Junius' Batavia tot de mogelijkheden behoort. Dit is vooral het geval wanneer vermoedelijke ontleningen niet achteraan bij een reeds bestaand artikel gevoegd worden, doch te midden van de overige Latijnse interpretamenta te vinden zijn. Wanneer het echter niet gaat om een alleenstaand woord maar om uitdrukkingen die volledig overeenstemmen, of indien de volgorde van twee synoniemen of interpretamenta dezelfde is, dan mag men o.i. van een meer dan gewettigd vermoeden spreken.
K2 heyde. vetus. Campus latus, vastus, incultus, sterilis & aridus, campus horridus: vasta solitudo, arboribus, aedificiis frumento & framine carens. |
K3 (179) heyde. vetus. Campus latus, vastus, incultus, sterilis & aridus, cāpus horridus: inculta planities: ager solitarius, praesertim ericae plenus. Vasta solitudo, arboribus, aedificiis, frumento & gramine carens. |
B 410 Sunt qui ab heid/ id est, agro solitario, ac praesertim ericae pleno,...... deriuant. |
| |
| |
K2 Held. Heros, vir excellens, vir fortis & strnuusGa naar voetnoot19). |
K3 (181) Held. Heros, vir excellens, vir fortis & strenuus, egregius factis. & Gigas. |
B 403 ab helt siue hilt/ quae vox egregium factis & heroïcum virum sonat. |
K2 leed/leyd. Dolor, moeror, aegritudo animi, molestia, offensio, iniuria. |
K3 (277) Leed/leyd. Dolor, moeror, aegritudo animi, molestia, malum, calamitas, offensio, iniura. & Eulatus, lamentum. |
B 410 id namque sonat veel leed/ hoc est, plurima mala & calamitates. |
K2 vrij-heere. Dynastes, baroGa naar voetnoot20). |
K3 (640) vrij-heere. Dynastes, Dynasta: comes liber, baro. |
B 103 sed & terram Salicam & Comitem Salicum, id est, liberū, qui vulgo Freijherr dicatur, nominat. |
K2 Ghe-leyde. Deductio, ductus. vulgò conductus.
ghe-leyde des hooft-mās veur de kriechs-lieden. Commeatus, missio, demissio, permissus, venia. Vrij gheleyde. Fides publica, commeatus tutus & liber. vulgò saluus conductus... |
K3 (131) Ghe-leyde. Deductio, ductus. vulgò conductus. & Commeatus, missio, dimissio, permissus, venia. Vry gheleyde. Fides publica, commeatus tutus & liber, commeatus publicus: securitas. vulgò saluus conductus... |
B 265 quae à publico commeatu (vernaculum idioma Geleyd vocat) appellationis fontes reuocat. |
B 395 id enim est gileij aut geleij/ pro cōmeatu publico. |
Volledigheidshalve halen we nog de drie volgende gevallen aan, hoewel afdoende criteria om de mogelijkheid van ontlening tot een waarschijnlijkheid te maken, ontbreken. Het is even goed mogelijk, zelfs waarschijnlijk dat Kiliaan de nieuwe interpretamenta elders anders gevonden heeft.
K2 Bate. Vtilitas, commodiū, fructus, lucrū. profectus: & Remediū: & Emendatio, correctioGa naar voetnoot21). |
K3 (24) baete. Vtilitas, commodum, fructus, lucrum, profectus emolumentum: & Medela, remedium: & Emendatio, correctio. |
B 390 Baet enim commodum & emolumentum sonat. |
| |
| |
K2 Haue. Facultates, opes, diuitiae, pecuniae, suppellex, bona mobiliaGa naar voetnoot22). |
K3 (176) Haue. Facultates, opes, diuitiae, pecuniae, suppellex, bona mobilia, peculium substantia. ital. hauere. |
B 5 (in margine Haue quid?) est autem Haue/ Peculium vetere lingua. |
B 394 quasi Hauenricus, ab haue/ quasi peculij diues. |
K2 waeghen/ghe-waeghen. Mouere, librare. |
K3 (645) waeghen/ghe-waeghen. Mouere, librare, vacillare. & Moueri. |
B 59 quod intumescentibus illius aquis aggeres & rura omnia veluti contremiscant & concussa vacillent. id enim sonat Vagen seu Waegen/. |
6. Heeft Kiliaan uit de Batavia nieuwe woorden, nieuwe betekenissen en bij gelegenheid ook dialectische aanduidingen in zijn woordenboek opgenomen, hij kon er ook een hele reeks uitdrukkingen vinden die men tevergeefs in het Etymologicum zoekt. Wat hem ertoe aanzette, bepaalde woorden wel, andere woorden niet op te nemen, blijft voorlopig in het duister. Dat echter niet steeds zijn eigen taalgebruik en taalkennis daarbij de toon aangaf, toont het geval swent evenals het straks aan te halen baghijnhoff duidelijk aan. In het Etymologicum ontbreken o.a.:
Ache (quod Gothica lingua bipennem aut securim notat-401), |
bricht (quae in gemmis nitorem praecellentem & eximium notat- 406), |
baghijn-hoff (t'groot baghijn-hoff-345), |
bord (à longo tractu fertilium agrorum-quòd Germanicè tractus Bord vocetur-385), |
brennen (ab incendendo nominis-404), |
eerenhold (id est, honestatis conservator-406), |
grutzung (herbae, quam ceruisiae incoquebant, olim Grutzung/ posteris Scarpetange dictae-327), |
yver (quasi zelotypum... aut zelo ardentem-48), |
maren seu meren (quod est ampliare & augmentare-395), |
scarpetange (zie grutzung), |
vede (vede namque pecus est-392), |
veermeyer (Veermeyer signet portorio praefectum-326), |
(oberst) vergger (id est, supremus executor-406-7), |
wasser-heer (vero... aquarum ius sibi vendicantem-326)Ga naar voetnoot23), |
| |
| |
weligh (Tumulum autem Delitiosum nomino cum vulgo- qui Weligheberg vocatur-18), |
twat (Twat/hoc est, Breuia seu vada-65). |
Wel worden bij Junius een paar van deze woorden uitdrukkelijk Duits of Gotisch genoemd en komen enkele ervan, waarschijnlijk onder invloed van de door Junius gebruikte bronnen, onder een Duitse vorm in de Batavia voor, we zien echter geen reden waarom woorden als weligh, maren/meren, baghijn-hoff, grutzung, scarpetange, veermeyer, die volgens Junius' tekst Nederlands zijn, geen opname vonden. Ons lijstje is allesbehalve volledig. Het verdient ook vermelding dat Kiliaan niet alle woorden die Junius Cimbrisch of Gotisch noemt, opnam of in overeenstemming met Junius' aanduidingen als dusdanig kenmerkte (bv. swent, ol)Ga naar voetnoot24).
Oudenaarde.
Gilbert De Smet
|
-
voetnoot*)
- Van grote hulp was ons de bereidwilligheid van Dr Van de Casteele (Universiteitsbibliotheek te Gent), Dr L. Voet (Museum Plantin-Moretus, Antwerpen) en van Mejuffrouw M.J. van de Velde (Stadsarchief te Oudenaarde) die we hier danken voor de mogelijkheid die ze ons boden, de voor het uitwerken van dit opstel nodige werken met het meeste gemak te raadplegen.
-
voetnoot1)
- Dat Kiliaan deze plaatsen gelezen heeft, blijkt uit het gebruik dat hij ervan maakte in het Colophon Propria Hominum... Nomina, waar i.v. Amalasuente en Suenthibold na een uitleg uit de Batavia de naam Junius wordt genoemd.
-
voetnoot2)
- Zie over vetus o.a. R. Verdeyen, Het Naembouck van 1562 (1945), bl. L-LIV.
-
voetnoot3)
- Over de juiste vorm hollandicum of Hollandis wensen we ons vooralsnog niet uit te spreken. Over puyck, zie WNT. i.v. puik.
-
voetnoot4)
- In het van Kiliaans eigenhandige notas voorziene exemplaar van de tweede druk, dat te Antwerpen in het Museum Plantin-Moretus bewaard wordt, staat onderaan op bl. 25 bijgeschreven: Ambre, Ambra, electrum, gal. ambre. ang. ambre. his. ambar. ital. ambro. ger. amber. In K3 werd onder de A-trefwoorden alleen Ambre j. emmer. Succinum. opgenomen De zoëven geciteerde nota verwerkte Kiliaan in het artikel Emmer (K3, 110). Voor alle hier behandelde plaatsen hebben we Kiliaans handexemplaar nagezien. We geven telkens in de voetnoten aan wat we er aantroffen. We krijgen zo de gelegenheid een blik te werpen op de werkwijze en de methode van onze woordenboekmaker.
-
voetnoot5)
- Alleen het hier aangehaalde artikel in K3 is nieuw. In K2 vindt men verder witigh. vetus. Sciens, prudens alsook wite/witigh/ wittigh. vetus. Sciens, prudens, peritus. hinc ael-wite/ael-witigh. Deze twee artikels verschijnen licht gewijzigd en aangevuld opnieuw in K3.
-
voetnoot6)
- Aan de Engelse en Oudengelse woorden in het Etymologicum zal een afzonderlijke studie gewijd worden. In Kiliaans handexemplaar (bl. 11) staat tussen de twee tekstkolommen in Kiliaans eigen handschrift de nota Ael/ale. ang. Cereuisia. Ook bovenaan bl. 548 vindt men een nota van Kiliaans eigen hand: stal. vet. Sedes, sedile en een streep die het woord achter Stal wijst.
-
voetnoot7)
- In Kiliaans handexemplaar vindt men op bl. 644 na de vermelding fland. de aanvulling holl. en onderaan met een streep die achter poscere wijst, de beide werkwoorden petere, quaerere.
-
voetnoot8)
- In Kiliaans handexemplaar (bl. 452) werd boven de regel en met een verwijzing naar de plaats achter Rade het woord radde bijgeschreven. Daar vindt men ook benevens een verwijzingsteken tussen drade. en Rapide de twee adjectieven Celer: rapid(us). Het aldus aangevulde artikel uit K2 gaf het artikel Rade/radde in K3. Met de aanwijzingen van dit artikel (K2 of K3) en zijn notas uit de Batavia (holl.!) maakte Kiliaan klaarblijkelijk het artikel Raede in K3.
-
voetnoot9)
- Zie de volledige tekst in Handelingen VIII, bl. 64 (gruyte-gruyt-gheld). In de Nomenclator (149a) kon hij vinden: Lenticula palustris. φαϰός τελμαθώδης Al. Wasserlinsen. B. Croest.
-
voetnoot10)
- In Kiliaans handexemplaar staat iets bijgeschreven dat we darie.//derry (bl. 89) lezen. Het was ons onmogelijk uit te maken of er op deze bladzijde nog andere notas staan die op dit artikel betrekking hebben.
-
voetnoot11)
- Hier mag ook baeliu vermeld worden, dat we in § 5 behandelen.
-
voetnoot12)
- In Kiliaans handexemplaar (bl. 127) werd in de marge friseer-laecken bijgeschreven en een verwijzingsteken tussen frise/ en ghefriseert laecken gezet.
-
voetnoot13)
- Het was ons niet mogelijk uit te maken of er op bl. 601 van Kiliaan handexemplaar een nota staat met betrekking tot vaer. Waarschijnlijk niet. Dr F. de Tollenaere, die we voor menige interessantt wenk danken, wijst ons in verband met de hier door Junius aangegeven betekenis op zijn opmerking in het door hem bewerkte trefwoord veer in het W.N.T. dl. XVIII, kol. 1268. Met de zin portorium treft men veer blijkbaar alleen in woordenboeken aan.
-
voetnoot14)
- Het artikel uit K2 stemt het best overeen met dit laatste artikel uit K3. Waarom Kiliaan hier echter wallen schrijft, is ons een raadsel. In het eerste artikel in K3 verwerkt hij waarschijnlijk de vruchten van zijn lektuur van Duitse werken met zijn notas uit de Batavia en uit een Engels woordenboek.
-
voetnoot15)
- In Kiliaans handexemplaar (bl. 30) werd een woord bijgeschreven dat nadien geschrapt is. In de marge staat ang. baylife.
-
voetnoot16)
- In Kiliaans handexemplaar werd op bl. 32 achter de reeds bestaande tekst & conserere manus & confligere bijgeschreven.
-
voetnoot17)
- In Kiliaans handexemplaar (bl. 84) werd de eerste s van het lemma doorgestreept en staat achteraan vulgo busa bijgeschreven.
-
voetnoot18)
- In Kiliaans handexemplaar (bl. 99) staat, volgens Dr Vervliet (Museum Plantin-Moretus) voor ons las, templum episcopale bijgeschreven. Waarom heeft Kiliaan deze uitleg niet in K3 opgenomen?
-
voetnoot18)
- In Kiliaans handexemplaar (bl. 99) staat, volgens Dr Vervliet (Museum Plantin-Moretus) voor ons las, templum episcopale bijgeschreven. Waarom heeft Kiliaan deze uitleg niet in K3 opgenomen?
-
voetnoot19)
- In Kiliaans handexemplaar werd op bl. 197 achter de bestaande tekst: egregius factis bijgeschreven.
-
voetnoot20)
- Kiliaan veranderde in zijn handexemplaar (bl. 671) de i van Dinastes in y en zette tussen Dinastes, en baro een teken dat slaat op dynasta in de marge.
-
voetnoot21)
- In Kiliaans handexemplaar werd in de marge bijgeschreven (bl. 31): βοήθεμα i. auxiliū. Kiliaan heeft deze nota in zijn Etymologicum niet gebruikt.
-
voetnoot22)
- In Kiliaans handexemplaar (bl. 192) werd achter de tekst het woord: peculium bijgeschreven.
-
voetnoot23)
- De Duitse vorm wasser valt hier op. Waarschijnlijk zal een studie over de bronnen van Junius' etymologieën en van de Duitse en de Nederlandse woorden in zijn Batavia voldoende uitleg verschaffen over het voorkomen van Duitse woordvormen in dit boek. Tegelijk zou ze een interessant licht kunnen werpen op Junius' betrekkingen met het Duitse humanisme en op zijn taalkundig samenhorigheidsgevoel met de overige Germaanssprekende landen en volkeren.
-
voetnoot24)
- Gotisch noemt hij bv. ache (401), gily (396, ook Brits), Car... (405), theude (389), venen (394); Cimbrisch zijn brenn (409), Car... (405), meer, meeren (282), ol (181), swenth (403), theude (389), withi (406, ook Angelsaksisch). Vgl. Kiliaans handelwijze t.o.v. gouw in Handelingen VIII, bl. 64 en 72.
|