Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 74
(1956)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Wederom nieuws over Jan van Stijevoort?In de vergadering van 16 juni 1954 is door Dr C. de Baere aan de Koninklijke Vlaamse Academie van Taal- en Letterkunde een korte mededeling gedaan onder de titel: Nieuws over Jan StijevoortGa naar voetnoot1). De mededeling lijkt een aanvulling op hetgeen ik onder gelijke titel publiceerde in jaargang 1953 van dit tijdschriftGa naar voetnoot2). Volgens Dr de Baere komt in 1533-1534 een zekere Jan van Stijevoort voor als rector der ‘groote schole’ te Hasselt. In het contract, dat hij sloot met de Hasseltse magistraat, noemt deze man zich M. Jan Steyvort van Zuylder, d.i. de Belgisch-Limburgse gemeente Zolder. Dr de Baere oppert de mogelijkheid, dat men hier zou te doen hebben met de bekende gelijknamige refereinendichter, die dan voor zeer korte tijd zijn Utrechtse vicarie zou hebben opgegeven om in Hasselt de jeugd te onderwijzen. Bij de eerste lezing van deze mededeling heb ik mij zeer verheugd gevoeld, maar na herlezing maakte dezelfde dag nog de vreugde plaats voor een zekere scepsis. Nu na ruim een jaar Dr de Baere de volledige tekst van zijn mededeling nog niet heeft gepubliceerd, acht ik het nuttig, de waarde van zijn vondst in openlijke discussie te brengen, opdat niet voor zekerheid worde doorgegeven, wat goed en wel beschouwd niet meer dan een gissing mag heten. Dr de Baere lijkt van het standpunt uit te gaan, dat bij de refreinendichter de toenaam Van Stijevoort een geslachtsnaam voorstelt. Ik van mijn kant heb daarin niet meer gezien dan een aanduiding van de plaats van herkomst. Immers, noch in de matrikels en promotielijsten van Leuven noch in de matrikels van Keulen (aan welke andere universiteit kan de dichter zijn graad hebben gehaald?) komt voor de tijd, die ons aanbelangt, een ingeschrevene voor met de | |
[pagina 18]
| |
geslachtsnaam Van Stijevoort, maar wel staat in de Leuvense promotielijsten de naam opgetekend van een Joannes Kestel, ex Steynvordia, die in 1509 de graad behaalde van Meester in de Vrije Kunsten. Ik weet als Zuid-Nederlander heel goed, dat in Brabant en Limburg sedert de dertiende eeuw reeds de vaste geslachtsnamen normaal waren, doch voor dit geval, waarin de universitaire registers zwijgen, meen ik gerechtigd te zijn, een uitzondering aan te nemen. Intussen, de naam-kwestie doet hier niet direct ter zake. Moeilijker aanvaardbaar is de gissing, dat de vicaris van de Utrechtse Sint-Marie, tevens thesaurier en computator, zich zou hebben laten vinden voor een minder begerenswaardig schoolmeesterschap in Hasselt, al lag dit in zijn geboorteland, en dat voor de termijn van ten hoogste één jaar. In 1533 verblijft de refereinendichter nog te Utrecht, in december 1534 wordt hij er weder gesignaleerd. Wie gaf in die dagen kerkelijke functies op om voor zo korte tijd elders schoolmeester te spelen? en welke magistraat zal een leraar aan de stadsschool hebben willen verbinden voor de tijd van slechts één jaar? Ik geef toe: onmogelijk is het niet, maar alvorens zulk een gang van zaken te kunnen aannemen, moet men toch wel over een positieve aanwijzing beschikken, dat de dichter de stad Utrecht tijdelijk heeft verlaten. Een dergelijke aanwijzing vind ik niet in de Utrechtse bronnen, waarop ik wees in 1953. Ik kan daaruit niet meer afleiden, dan dat de dichter in 1533/34 zijn vicarie van Sint-Marie verwisselde voor een prebende, ook in Utrecht. Tenslotte kom ik op mijn grootste bezwaar. Het is het gevaar van de homonyme dubbelganger, dat de geschiedschrijver altijd beloert. Het gevaar is hier in baarlijke gedaante aanwezig, omdat werkelijk een naam- en tijdgenoot van de refereinendichter heeft bestaan en...... deze was een schoolmeester! Het bestaan van deze dubbelganger was mij reeds bekend in 1951; het is zelfs uitgangspunt geworden van mijn studie over de refereinendichter. Spoedig evenwel heb ik moeten afzien van de gehoopte identiteit der twee gelijknamige personnages. Achteraf heb ik spijt, in 1953 niet op het bestaan van een dubbelganger te hebben gewezen. Een kleine voetnoot van mij had de losse gissing (of vergissing?) van Dr de Baere kunnen voorkomen. | |
[pagina 19]
| |
Van ca 1572 tot 1580 fungeerde een zekere Mr Jan van der Steenvert, ook genoemd Mr Jan Joerdens soen ver Steevoert, als rector der Latijnse school van TilburgGa naar voetnoot3). Op 3 januari 1580 werd hem door schout en schepenen van Tilburg ontslag verleend uit deze functie, die hij gedurende omtrent zeven jaren had vervuld, zulks onder dankzegging voor de diensten, die hij zowel in de kerk als in de school had bewezenGa naar voetnoot4). In de acte van ontslag wordt hij een vreemdeling genoemd en als reden voor het ontslag wordt opgegeven, dat hij volgens afspraak zijn plaats diende af te staan, nu een geschikte ingezetene des lands, gepromoveerde ener universiteit, aanwezig en bereid was, die plaats in te nemen. Uit die motivering is af te leiden, dat de ontslagene niet uit de streek van Tilburg afkomstig was, vermoedelijk niet eens uit het hertogdom Brabant. Hij kan dus zeer wel een Van Stijevoort uit Belgisch Limburg zijn geweest. Eerder reeds had men in Tilburg een academisch gevormd priester uit Belgisch Limburg aangetrokken, nl. Magister Jan Boon(aerts), die van 1518-1524 altarist was geweest van de kapittelkerk van TongerenGa naar voetnoot5) en een oom was van de met Lutheranisme besmette Keulse drukker Godefridus Cervicornus (Hertshoorn), aan wie hij rond 1554-1557 in Tilburg onderdak verleende. Ziedaar een schoolmeester Mr Jan van Stijevoort, rector der Latijnse school van Tilburg 1572-1580, maar niet-Brabander. En daarnaast een door Dr de Baere ontdekte Mr Jan van Stijevoort, rector der Latijnse school van Hasselt in 1533-1534. Mogelijk zijn die twee identiek en dan vervalt absoluut de kans, dat de schoolmeester van Hasselt iets uitstaande zou hebben met de refereinendichter, die in 1576 overleed. Maar ook al zouden zij niet identiek zijn, dan is de situatie nog weinig behaaglijk: er zijn dan tegelijkertijd minstens twee en mogelijk zelfs drie verschillende Mr Jan van Stijevoort's! Het is van het goede werkelijk te veel om meer licht te kunnen bijzetten aan het duistere beeld van de refereinendichter. P.C. Boeren |
|