Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 73
(1955)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Iets over Leonora Hellemans' schijndomicilie te ZevenbergenToen Hooft in Augustus 1627, na drie jaren weduwnaarschap, de hand vroeg van Leonora Hellemans wed. Bartolotti, was een der weerstanden die hij te overwinnen had haar vrees, dat een huwelijk met een ambtenaar van de Staten van Holland haar belangen in de Zuidelijke Nederlanden zou schaden. Nauwkeuriger: dat haar rechten op geërfde en nog te erven goederen in Brabant daardoor een geringere kans kregen, door de Brusselse regering erkend te worden. Zij was nl. in Hamburg geboren als dochter van een uitgeweken Antwerpenaar en naderhand in Amsterdam getrouwd met een Amsterdammer. Weduwe geworden, trachtte zij haar positie te Brussel te versterken door haar domicilie te vestigen te Zevenbergen, dat neutraal gebied verklaard was. Haar huwelijk met Hooft zou het ophouden van deze schijn bemoeilijken, maar de aanhouder won; in de huwelijkse voorwaarden werd bepaald dat Leonora tot wederopzeggens toe haar domicilie in Zevenbergen zou blijven houden. Zevenbergen had deze neutraliteit (met de Zwaluwen, Hoogstraten en Turnhout) te danken aan een overeenkomst, in September 1625 gesloten tussen de Staten-Generaal en de Aartshertogen; de belligerenten bespaarden hierdoor na de val van Breda in Juni 1625 van weerskanten op versterkingen en garnizoenenGa naar voetnoot1); de betrokken plaatsen bleven niet alleen vrij van inlegering en brandschatting, maar profiteerden - althans Zevenbergen - van een eigenaardig soort vreemdelingenverkeer, dat aan leges, honoraria, schijnverhuur, steekpenningen enz. heel wat inbracht. Een onderzoek in het rechterlijk archief van Zevenbergen (Rijksarchief in Noord-Brabant) bracht over Leonora Hellemans' gestes en daardoor over Hooft's aanzoek en zijn brieven van eind Augustus 1627 (ed. Van Vloten nrs. 176 t/m 180) enig nieuws. Gevonden werd een protocol van attestatiën, certificatiën, procuratiën enz. (1626-1629, | |
[pagina 91]
| |
Zevenbergen no. 210 in de Inventaris IVe der rechterlijke archieven), dat een groot aantal certificaten van neutraliteit bleek te bevatten, uitgereikt aan uitgeweken Zuidnederlanders. Daarbij is er een ten behoeve van L. Hellemans (fol. 60): Burgemeesteren attesteren bij deze open letteren van Certificatie ‘dat Joffre Leonora Hellemans opten 24 Meert lestleden deses Jaers 1627 alhier tot Sevenbergen haere vaste residentie ende woonplaetse genomen heeft ten huyse van Grietken Roeloffsen Weduwe wijlen Willem Claessen Inwoondersse deser Stede volgens dacten van premisse ende sauvegarde ter wedersijden bij haer verworven ende geimpetreert om de selve haere residentie voordaen alhier te houden gaen staen en hare affairen te verrichten mitsgaders om te genieten soo danige vrijdomen ende preminentie als dese plaetse sijn competerende. In achtervolch van Sauvegarden en acten van Neutraliteyt ter wedersijden verworven, betalende mede beneffens onse andere Inwoonderen de Lasten ende contributien van schoth ende loth.’ 23 April 1627. Bovendien werd een dergelijk certificaat gevonden, afgegeven ten behoeve van haar broer Carel (cf. Leendertz, Uit den Muiderkring, p. 44) dd. 31 October 1625, geregistreerd 23 September 1626: hij woont er al enige jaren (later gepreciseerd: sedert 9 Maart 1621) en wel ten huize van dezelfde weduwe Grietken Roelofsen (die identiek kan zijn met de uit Hooft's brief van 25 Juni 1634 (ed. van Vloten no. 482) bekende hospita Margriete d'Arnelle). Blijkens het onderschrift van Hooft's brief no. 179 woonden Carel en zijn vrouw in 1627 inderdaad te Zevenbergen. In vele van deze certificaten van neutraliteit wordt gezegd dat de betrokkene al ‘voor de exspiratie vande Trefves’ in Zevenbergen woonde. Dit versterkte blijkbaar zijn positie; Leonora stond dus zwak. Van enig meer rechtstreeks belang voor de geschiedenis van Hooft's leven is het feit, dat Leonora op 4 September 1627 in persoon voor burgemeesters compareerde om Mr. Heyndrick van Hove, Licentiaat in de rechten en Advocaat te Brussel te machtigen in ‘alle heure saecken questien processen ende gedingen die sij constituante tegens Don Francisco Hellemans voorden Hove tot Brussel (enz.) nu ter tijt te voorderen heeft oft noch te voorderen hebben sal’ enz. Hieruit blijkt, dat Leonora al in proces lag met haar germainneef Fran- | |
[pagina 92]
| |
cisco toen Hooft naar haar hand dong, terwijl wij in Hooft's brieven de processen pas zien beginnen na Francisco's dood in 1634, als Leonora pretendeert dat daarmee een door hun oom ingesteld majoraat op haar verstorven is. Haar onverwacht vertrek op of vlak voor 27 Augustus, toen Hooft zijn befaamde door tranen gevlekte en met bloed ondertekende brief zond (ed. van Vloten no. 178), was dus niet, of niet alleen, een vlucht, maar had een zakelijke reden: zij moest van Zevenbergen uit deze volmacht geven. En bovendien wordt ons nu duidelijk waardoor het komt dat die bewuste brief de tederste betuigingen kleedt in de stijl van een processtuk: ‘... Te weeten hoe waer is, dat enz. (...) Want tot meermaelen gevraeght zijnde, oft ick dan UE liefste was, deed UE mij de eere van te seggen: ghij zijt het; verklaerende dat UE geneghenheit t'mijwaerts vermeerdert was. (...) Ende dewijl het waer is, dat het UE niet aen de geneghenheit, maer aen ijet anders ontbroken heeft, zoo gaet het ook zeker dat UE verbonden is’. Enz. Wordt deze toon niet verklaarbaar als wij ons voorstellen dat Leonora, wie het procederen in het bloed zat, haar processtukken aan Hooft, als hij haar kwam bezoeken, getoond heeft en dat deze zich zeer heeft beijverd om haar met zijn vakkennis van dienst te zijn? In zijn brief gebruikt hij dan deze scherts om, goed stoïcijns, de heftigheid van zijn emotie te temperen. Pas tegen het slot komen toch de tranen en het bloed... hij meende immers van liefdesmart te zullen sterven en had 8 dagen te voren zijn testament gemaakt. Maar hij kreeg het jawoord, schriftelijk of mondeling, niet vermoedende hoeveel onrust Leonora's processen nog in zijn leven zouden brengen.
H.W. van Tricht |
|