Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 72
(1954)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||
Bouwstoffen van het Middelnederlandsch woordenboek Addenda en corrigendaGa naar voetnoot*)Onderstaande verbeteringen en toevoegsels zijn precies zoo geredigeerd als in de slotaflevering van het Tiende deel van het Middelnederlandsch Woordenboek. Aangezien de nummering der artikels doorloopt, is het iederen gebruiker mogelijk gemaakt zijn registers bij te werken, zoodat hij zeker is alle gegevens betreffende een bepaald artikel bijeen te hebben, mits hij zijn register steeds raadpleegt. Voor verdere aanvullingen en verbeteringen houdt de bewerker zich gaarne aanbevolen; deze kunnen dan in een volgend bijvoegsel tezamen gepubliceerd worden. | |||||
1506. (172) C.e. Eleg2.Hs. 3. Namen, Stadsbibl. 196-19, twee bladen perk. van een hs. in één kolom uit het einde der 14e eeuw. Zij zijn door 2 verschillende handen beschreven en behelzen resp. vss. 132-197 en 903-965 - Vlaamsch.
Op een pseudo-diplomatische wijze uitgegeven door J.H. Bormans in de Bulletins de l'Académie Royale ... de Belgique, 2e série, t. XXXVI (1873), p. 223-226. De uitgave is niet heelemaal betrouwbaar. Photo's te Leiden, U.B., hs. B.P.L. 2586. Aangezien de fragmenten langen tijd niet te vinden zijn geweest, citeeren alle latere uitgevers naar Bormans' editie. In 1931, kort na het verschijnen van art. 172 der Bouwstoffen, zijn zij echter teruggevonden en te Rotterdam beschreven en gephotographeerd door De Vreese. Bij die gelegenheid is ook een artikel voor het Supplement gemaakt, dat op onverklaarbare wijze bij een der laatste revisies is zoekgeraakt en dus achterwege gebleven. | |||||
1507. (760) Keurb. v. Ouden. (a. 1338).Het keurboek is inderdaad uit 1338, niet uit 1328. De editie in Auden. Meng. I, 132-142 (zie art. 40 sub 31) en 313-360 (niet vermeld in de Bouwstoffen) is verre te verkiezen boven deze van van Limburg Stirum. Hs.: Stadsarchief te Oudenaarde, Poorterij nr. 59. | |||||
1508. (862) L.v.J.Het hs. is een Oostbrabantsch afschrift van een Westlimburgschen tekst. | |||||
[pagina 40]
| |||||
1509. (867) Maastrichtsch fragm. v. Natuurk.Fragmenten van een papieren hs. in 4o, deerlijk gehavend, behelzende een groot deel van de Natuurkunde des Geheel-Als (vss. 38-456, 562-1129, 1772-einde, 245-332) en vervolgens het proza-tractaat Vanden IV complexien, dat ook in de hss. A. en H. van Maerlant's Naturen Bloeme voorkomt (artt. 924 en 926). Alleen het eerste stuk is afgeschreven door dezelfde 19e-eeuwsche hand die ook het Maastrichtsche fragment van den Spiegel historiael heeft gecopieerd (zie art. 1521). Verdam heeft die copie met het fragment zelf gecollationneerd en hier en daar den tekst naar eigen inzicht verbeterd. Het afschrift schijnt waardevol te zijn, aangezien de fragmenten wellicht destijds minder geschonden waren dan thans. Dit is daarom moeilijk uit te maken, omdat de afschrijver zijn tekst wel eens aanvult en niet precies rekenschap geeft van wat hij zelf toevoegde, dan wel nog vond in zijn origineel. Hs.: Maastricht, Rijksarch. nr. 167III-14, resten van 23, resp. 8 bll. papier uit het begin der 15e eeuwGa naar voetnoot1). Hoewel de tekst sterk Hollandsch gekleurd is, veel sterker dan in de andere hss., schijnt dit niet het dialect van den afschrijver te zijn, zooals een meer diepgaand onderzoek heeft uitgewezen. Ten bewijze diene het volgende. Nergens vindt men sel, sellen; meestal ertrike naast een enkele keer aertrike. F. 6v heeft de copiist kennelijk tweemaal een oorspronkelijk wiel veranderd, de eerste maal in wieghel, de tweede maal in rat en dat waar alle andere hss. wiel hebben! Ook in het rijm blijkt meer dan eens een zeer sterk Hollandsch gekleurd voorbeeld, afgeschreven door een niet-Hollander. f 9v: M(aer) die lucht die twisken twien
Also bedruct is al in een
Zoo is op dezelfde blz. stien in het rijm bewaard, waar de tekst in andere posities steen heeft. Ten bewijze van grootere originaliteit van het fragment dienen mogelijk deze zelfde regels:
In stale ende in stien
Mach men dit dicke sien
waar de andere hss., althans naar Clignett, geven
An stael ende an dien steen
Mach men dit sien al in een
Voor de localisatie van het gedicht kan het Maastrichtsche fragment dus goede diensten bewijzen. De fragmenten bleken in een deplorabelen toestand te verkeeren en zijn thans grondig gerestaureerd. Vooraf zijn echter photo's gemaakt, die thans berusten in de U.B. te Leiden als hs. B.P.L. 2586. | |||||
1510. (877) Marialeg.1. Het hs. is in 1945 verloren gegaan bij het bombardement van Den Haag. | |||||
[pagina 41]
| |||||
1511. (934) Ned. Ged.11. Rr. 15-58 zijn ook uit Die Rose (vs. 9015-9058) zoals W.E. Hegman in Nieuwe Taalgids 46 (1953), p. 153-154 opgemerkt heeft. | |||||
1512. (1000) O. Vl. Lied en Ged.Een volledige photocopie berust in de Kon. Bibl. te Brussel en in de U.B. te Nijmegen. | |||||
1513. (1009) Parth. fr.In 1951 werd het fragment, een diploma perk. in twee kolommen beschreven, uit het midden(?) der 14e eeuw, teruggevonden in het Rijksarchief te Maastricht, nr. 167III-9. De tekst is bij nader inzien zuiver Vlaamsch en zeer goed uitgegeven. Een photocopie berust thans te Leiden, U.B., hs. B.P.L. 2586. Opmerking: r. 270 hs. geue, zoals Verdam ook voorgesteld heeft te lezen (Mnl. Wbk. 6, 1116). | |||||
1514. (1018) Perch. fr.Hs.: Luik, U.B. nr. 1333, twee dubbelbll. perk., in 2 koll. beschreven, inderdaad nog wel uit de volle 13e eeuw. - Vlaamsch. Voortreffelijk uitgegeven. Een photocopie te Leiden, U.B., hs. B.P.L. 2586. Opmerking: Mnl. Wbk 4, 578 - Het citaat uit Perch. fr. II, 14 is verkeerd overgeleverd. Lees met hs. en editie Dat hier ghed. | |||||
1515. (1147) Sal. e.M.Toevoegen de verwijzing: N.-K. 4216. | |||||
1516. (1150) Sassensp.II. De signatuur is 75 F 19. | |||||
1517. (1155) Scep v.W.Het ex. te Leiden is eigendom van de Mij. der Nederl. Letterkunde. De signatuur is juist. | |||||
1518. (1169) Seneka L.Een afschrift van de hand van Suringar, verbeterd en geännoteerd door Verdam, berust te Leiden. U.B.B.P.L. 1656-28. | |||||
1519. (1171) Serv.De laatste 6 rr. dienen te vervallen. | |||||
1520. (1188) Sp.1, 3 sub L. De verwijzing moet vervallen. | |||||
1521. (1199) Sp. III (Maastr. fragm.).Maastricht, Rijksarch. nr. 167III-12. De verwijzing naar het artikel van J. Notermans dient te vervallen. Deze bespreekt een nieuw door hem ontdekt fragment; uit diens mededeelingen van 1929 was mij alleen gebleken dat het fragment in dat jaar nog onvindbaar was. Het is een dubbelblad kalfsperk. beschreven in 3 kolommen uit tweede helft der 14e eeuw. - Vlaamsch. | |||||
[pagina 42]
| |||||
Het fragment behelst een goede 100 verzen meer dan de tekst der uitgaveGa naar voetnoot2). Verdam gewaagt van dit fragment in Tijdschrift 21 (1902), p. 21. Hij bezat er een afschrift van, gemaakt door een ongenoemde, dat thans, zooals gemeld is, berust in de U.B. te Leiden als hs. Letterk. 1739-V. Erbij behoort een beschrijving van de hand van N. de Pauw met de varianten ten opzichte van den gedrukten tekst. Blijkens een opschrift Fragment-Habets zal het gevonden zijn door J.J. Habets, rijksarchivaris in Limburg (1829-'93). | |||||
1522. (1256) Taf. Lev. Jez.Naar aanleiding van een artikel van Meta Harrsen in Konsthistorisk Tidskrift 22 (1953), p. 85-89 getiteld Pen-and-ink miniatures in XVth century Dutch manuscripts, heb ik de facsimile-uitgave van Serrure nog eens goed bekeken. Dit berijmde typologische leven van Jezus heeft op 14 blzz. kleinfolio per pagina in twee kolommen telkens twee tafereelen uit het leven van Jezus en twee ‘voorafschaduwingen’ in scènes uit het Oude Testament. De laatste pagina heeft als apotheose Christus in Zijn hemelsche glorie. Onder iedere penteekening een 13-regelige strophe. De taal is zuiver Vlaamsch. Nu Miss Harrsen de teekeningen van dit hs. in één groep wil onderbrengen met teekeningen in een typisch Nederduitsch hs. te Kopenhagen (G.K.S. fo 79) van de Spegel der minschlichen Zalicheid, kan ik onmogelijk veel waarde meer hechten aan een eventueel Noordnederlandsche herkomst van dit hs. die de kunsthistorici onderstellen. Zal men in deze laagste regionen der volkskunst niet overal op dezelfde manier geteekend hebben? | |||||
1523. (1352) Voc. CopDe Heer H. van Alfen te Nieuw-Loosdrecht maakt er mij op attent dat i.v. incarnacio de volgende dateering van den tekst van dezen druk voorkomt: nunc est annus quadringentesimus octuagesimus primus ab incarnatione dni. | |||||
Register van bewaarplaatsen
G.I. Lieftinck |
|