Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 72
(1954)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
De bekoring van Jan van BeverleyIn Jan van Beverley, dat ons is overgeleverd in de vorm van een volksboek van c. 1512Ga naar voetnoot1), komt de volgende prozatekst voor: ‘Hoe die duvele tot den heylighen heremyt Jan comen es in die ghedaente eens enghels. - Die duvel merckende dat dese heylige man aldus volstantich ende vierich bleef inder liefden van onsen lieven heere dwelck hi wtermaten seer benijt heeft ende dachte in hem selven hoe hy den voorseyden heremijt van der gracien ende ontferherticheyt [ons liefs heeren] trecken ende berooven mochte, Dwelcke hy wel meende te doene ende es daerom ghegaen in die gedaente van eenen enghel ter plaetsen daer hi desen heylighen heremijt ghevonden heeft ende sprac met eender soeter gheveynsder stemmen tot hem aldus. Jan ic ben hier ghesonden van mijnen oversten heere die u ontbiedt ende beveelt dat ghi van desen .iij. sonden te weten droncken drincken. vrouwencracht oft moert [een] doen moet oft anders suldi ten eeuwighen daghen verdoempt wesen want ghi hem verthornt hebt om des wil dat ghi u selven verheven hebt in uwer heylicheyt daerom seg ic u anderwerf eest dat ghi niet en volbrenct eenich van desen drie sonden so sulti ten eewighen daghen verdoempt wesen dairom siet wel toe wat ghi doen wilt. Ende mit desen woerden es die duvel van daer ghescheeden ende die heylighe man bleef daer alleene seere bedroeft van herten ende van sinne vander tidingen die hi van dien enghel ontfanghen hadde ende was in grooten twijffele welcke sonde hi doen mochte voer die minste, want si alle .iij. seer groot ende quaet waren. Ende doen hy aldus langhen tijt in deser twijffelinghen hadt ghestaen so coes hi droncken drincken meenende dat die de minste sonde ware van drien nochtans duchte hi dat hem dair noch groot quaet af comen soude.Ga naar voetnoot2)’ | |
[pagina 36]
| |
De inhoud van dit Spel van den heylighen heremijt gaat terug op de geschiedenis van Santon Barsisa, die het eerst, voor zover wij weten, als parabel verteld is door de beroemde Perzische dichter uit de 13e eeuw, Moslik-eddin Saädi. Zij was reeds in de middeleeuwen in de Franse letterkunde ingevoerd, in de ‘contes dévots’ met de titel De l'hermite que le diable trompa en in het 14e eeuwse spel Saint Jean le PauluGa naar voetnoot3). Het voorstel van de duivel om een van de drie voorgestelde zonden te doen, dronkenschap, verkrachting of moord, komt daar niet in voor. Het schijnt een vondst te zijn van de dichter van het 16e eeuwse spel van Jan van Beverley, tenzij hij dit motief ontleende aan een ons onbekend gebleven Engelse bewerking van het verhaal. Dit voorstel van de duivel herinnert aan 2 Sam. : 24, 11-4: ‘Nu werd het volgende woord van Jahweh gericht tot de profeet Gad, de ziener van David: Ga aan David zeggen: Zo spreekt Jahweh! Drie dingen stel Ik u voor, waar ge uw keus uit kunt doen; daarmee zal Ik u treffen! Toen David dan de volgende morgen opstond, begaf Gad zich naar David, bracht hem het woord van Jahweh over, en sprak tot hem: Wilt ge drie jaar lang hongersnood in uw land laten heersen; of wilt ge drie maanden lang vluchten voor uw vijanden, die u op de hielen zitten; of wilt ge drie dagen lang de pest in uw land laten woeden? Bedenk u, en overleg, wat ik moet antwoorden aan Hem, die mij zendt. Toen zeide David tot Gad: Ik weet geen raad, maar ik wil toch liever vallen in de hand van Jahweh, wiens barmhartigheid groot is, dan in de hand van mensen! Zo koos David de pest’Ga naar voetnoot4). In beide verhalen komt een gezant van God voor; beiden doen namens God een voorstel: Gad namens Jahweh, de duivel als een engel des lichts (2 Cor. 11, 14), die zich voordoet als een bode van God. Beide gezanten stellen drie verschrikkelijke dingen voor. Door beiden, David en de heremijt, moet daaruit een keuze gedaan worden, en wel als straf voor hun hoogmoed: David verhovaardigde zich op | |
[pagina 37]
| |
zijn talrijk volk, Jan van Beverley op zijn heilig leven, althans zo stelde de duivel het voor. Beiden kiezen wat hun het minste kwaad lijkt en beiden ondergaan de verschrikkelijke gevolgen. De overeenkomsten tussen beide geschiedenissen zijn zo veelvuldig, dat ze moeilijk toevallig kunnen zijn.
Voorschoten. P. Maximilianus O.F.M. Cap. |
|