Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 72
(1954)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
De twaalf vruchten van de eucharistie en het veertigste der Limburgse Sermoenen(Naschrift)Toen mijn bijdrage, welke onder bovenstaande titel in de vorige aflevering van dit tijdschriftGa naar voetnoot1) verscheen, reeds in druk gereed lag, kreeg ik gelegenheid, in Frankrijk de handschriften der werken van Guyard de Laon in ogenschouw te nemen. Bij het onderzoek daarvan kwamen enkele dingen aan het licht, die in verband met het veertigste Limburgse Sermoen (LS 40) tot een belangrijk naschrift nopen. | |||||||||||||||||||
De oudfranse tekstHet handschrift 75 van Saint-Quentin, waarin omstreeks 1286 de oudfranse tekst van Guyard's Twaalf Vruchten werd afgeschreven (p. 529-543), collationneerde ik met het 15e-eeuwse afschrift in ms. fr. 1879 (fol. 153v-161v) der Bibliothèque Nationale te Parijs. Hoewel gelijkluidend, zijn de twee afschriften onafhankelijk van elkaar. Het jongste biedt - hetgeen men niet zou verwachten - de zuiverste lezing. Deze omstandigheden wijzen er op, dat de oudfranse tekst al enige tijd vóór 1286 in omloop moet zijn geweest; te meer, daar de bedorvenheid van de variant van 1286 voor een deel aan schriftkundige onbedrevenheid van de afschrijver is te wijten. Dit alles zou weer de vraag kunnen doen stellen, of dan toch soms dit sermoen door Guyard in het oudfrans is uitgesproken of neergeschreven. En die vraag zou dan weer terugvoeren midden in het oude, hopeloze dispuut over de taal, waarin de duizenden Parijse preken zijn gehouden, die in 13e-eeuwse handschriften bewaard zijn geblevenGa naar voetnoot2). Ook Guyard's sermoenen hebben de typische Latijns- | |||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||
Franse macaronische stijl, die de Parijse kanselproducten van die eeuw kenmerkt. Doch onder de meer dan 300 Guyard-sermoenen, welke ik excerpeerde, is het hier besprokene het enige dat van begin tot eind in het oudfrans is geredigeerd, terwijl ik juist van dit nergens een geheel aequivalente Latijnse redactie heb kunnen vinden. Verder vergeleek ik de uitgave, welke Abbé Destombes in 1861 bezorgde, met de twee genoemde handschriften. Wanneer men weet dat de variant van 1286, waarop de uitgever zich uitsluitend baseerde, al op verschillende plaatsen bedorven lezingen heeft, en daarbij nu nog verneemt, dat de uitgever mij een minder dan middelmatig paleograaf is gebleken, zal men mij toegeven, dat er alleszins reden is voor een critische heruitgave van dit oudfranse sermoen. Een der vele verkeerde lezingen van Abbé Destombes wil ik op deze plaats rechtzetten, omdat zij van onmiddellijk belang is voor de tekstgeschiedenis van het veertigste Limburgse Sermoen. In de uitgave van Destombes leest men in Vrucht 8, dat de communicerende ziel is als een vogeltje (poincel), dat door de goddelijke gier Christus opgegeten, in die gier verandert en aldus in staat wordt gesteld, hoog te vliegen en naar prooi te duiken. Met dit beeld, dat in geen enkele middelnederlandse of middelduitse bewerking terugkeert, heb ik aanvankelijk geen raad geweten; evenmin met het feit, dat LS 40 in Vrucht 9 een soortgelijke voorstelling heeft, maar met dit verschil, dat een varken de plaats van het vogeltje heeft ingenomen. Ik meende dan ook, het beeld van het varken waarmede LS 40 bovendien alleen leek te staan, tot de toevoegsels van de hand van de compilator van de Sermoenenbundel te moeten rekenen. Nu bleek evenwel het door Destombes gevolgde handschrift van Saint-Quentin hier niet poincel, te hebben, maar pourcel, dat jong varken betekent, en zo is het ook in de jongere variant in ms. fr. 1879. Het is dus zo, dat LS 40 - en onder alle niet-Franse redacties staat dit sermoen in dit opzicht alleen - de varken-metafoor gemeen heeft met de oudfranse tekst. Deze metafoor is derhalve door de Limburgse compilator niet toegevoegd, maar overgenomen uit zijn model en moet in laatste instantie op de authentieke Guyard-tekst teruggaan. | |||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||
Een Latijnse tekstEen veel groter verrassing leverden de meer dan 300 Latijnse Guyard-sermoenen, die in verzamelbundels van de tweede helft der 13e eeuw bewaard bleven. Niet één, maar verschillende ervan zijn gewijd aan de Vruchten der Eucharistie en dat weer in diverse schematiseringen. Het uniek vroege van dit geval wekt verbazing. Men heeft altijd gemeend, dat de behoefte aan vruchtenschema's pas opkwam, nadat rond het midden der 13e eeuw de leer der sacramenten haar definitieve vorm had gekregen. Onder die talloze Latijnse sermoenenGa naar voetnoot3) bevindt zich weliswaar geen volmaakt aequivalent van de oudfranse Twaalf Vruchten, maar wel een andere Latijnse preek op de Twaalf Vruchten (Paris, Bibl. Nat., ms. lat. 15955, fol. 9), die in niets op de oudfranse gelijkt. Verder een preek over de Acht Vruchten in twee afschriften (ibid., ms. lat. 15955, fol. 135v en ms. lat. 16488, fol. 254v). Tenslotte nog een sermoen over de Drie Vruchten (ibid., ms. lat. 15955, fol. 221v) en een over de Vier Vruchten (ibid., o.c., fol. 221r). Bij deze opsomming beperk ik mij tot de sermoenen, die het onderwerp ex professo behandelen, en ga de vele incidentele vermeldingen in andere voorbij. Over deze Latijnse preek der Twaalf Vruchten behoeft hier niet te worden uitgeweid, daar zij niets gemeen heeft met de oudfranse en bijgevolg ook niet met LS 40. Ik vermeld slechts, dat de Twaalf Vruchten hier geïnspireerd zijn op de Vruchten van de Geest, zoals Sint Paulus (Gal. 5. 22) die opsomt, en daardoor enigszins gelijken op de Twaalf Vruchten van het Sacrament, door Ruusbroec ingelast in Van den Gheestelijken TabernakelGa naar voetnoot4). Wel moet worden stil gestaan bij de Latijnse preek der Acht Vruchten. Hoewel deze in opbouw en tekst veel overeenkomst met de oudfranse Twaalf Vruchten van dezelfde auteur vertoont, kan zij geen | |||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||
voorbeeld of samenvatting daarvan zijn. Zij opent met Isaias 55.2 (Comedite bonum et delectabitur in crassitudine anima vestra) en werd uitgesproken op een Witte Donderdag, terwijl de oudfranse aanvangt met het thema: Arbor bona bonos fructus facit (Matth. 7.17). Een concordans der punten of Vruchten komt er als volgt uit te zien:
Zoals men uit deze concordans kan opmaken, hebben de oudfranse Vruchten 4 (reiniging door wegneming van de zonde van onwetendheid), 8 (vivificatio), 9 (jubilation) en 11 (délices) in de Latijnse Acht Vruchten geen pendant. Aan de authenticiteit van het achtschema in het Latijnse sermoen kan niet worden getwijfeld. De opsomming (primo, secundo, etc.) wordt immers besloten met de samenvattende wending: Ecce octo utiles effectus huius sacramenti, welke op haar beurt weer besloten wordt met het volgende mnemotechnisch versje, dat precies acht Vruchten inhoudt:
Mundat et absolvit, restaurat, munit amantem,
Firmat, commutat, sociat, dat premia vite.
Hoogstens zou men mogen twijfelen, of de afschrijver de acht Vruchten in de authentieke volgorde heeft geplaatst. In het versje immers zijn de Vruchten 2 (absolvit) en 4 (munit) omgewisseld, vergeleken bij de preek, zodat zij hier dezelfde volgorde vertonen als in de oudfranse Twaalf Vruchten, hetgeen wel te denken geeft. | |||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||
In deze Acht Vruchten komen drie citaten uit Rabanus Maurus voor, terwijl de oudfranse Twaalf Vruchten geen enkele ontlening aan de preceptor Germaniae bevatten. En juist twee van die Rabanus-citaten zijn identiek met de twee enige Rabanus-citaten, die in het veertigste Limburgse Sermoen worden aangetroffen en overigens in alle middelnederlandse bewerkingen van dezelfde stof ontbreken. Chrysostomus-citaten, eveneens kenmerkend voor LS 40, worden ook in Guyard's Latijnse Twaalf Vruchten aangetroffen, ten dele zelfs dezelfde. Nog verdient te worden opgemerkt, dat de vierde der Acht Vruchten het pseudo-Ambrosiaanse beeld van de herberg (hospiciolum) der ziel geeft, waar in de overeenkomstige vijfde der oudfranse Twaalf Vruchten in gelijke zin het beeld van het kasteel (castel) der ziel wordt uitgewerkt. Deze opmerking is inzoverre van nut, dat LS 40 hier de beeldspraak van Guyard's oudfranse Twaalf Vruchten volgt, terwijl de Brabantse adaptaties in dit punt aansluiten bij zijn Latijnse Acht Vruchten. | |||||||||||||||||||
Nadere conclusies voor LS 40In mijn vorig artikel heb ik betoogd, dat LS 40 niet uit het Duits kan zijn vertaald of bewerkt, hoewel een oudere middelhoogduitse paralleltekst aanwezig is. Soortgelijke conclusie liet ik gelden voor het geheel van de Haagse bundel, waarin LS 40 is overgeleverd: dit tegen de bekende stelling van Kern in. Daar evenwel LS 40 en de middelhoogduitse paralleltekst (in cgm 142) een aantal Rabanus- en Chrysostomus-citaten met elkaar gemeen hebben - welk soort citaten in Guyard's oudfranse Twaalf Vruchten in het geheel niet wordt aangetroffen -, meende ik, toch nog te moeten houden, dat de compilator van LS 40 zich zou hebben bediend van een tussentekst, die zou zijn geredigeerd in de Zuid-Oostelijke Nederlanden of in West-Duitsland, waar Rabanus' werken het meest verbreid waren. Na de vondsten in Parijs en Saint-Quentin moet ik bekennen, dat ik mij bij het schrijven van het vorig artikel nog niet voldoende had losgemaakt van de mening van Kern. | |||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||
Er bleek nu immers, dat Guyard in zijn Latijnse Acht Vruchten dezelfde Rabanus-citaten heeft als LS 40. Verder bleek, dat Chrysostomus-citaten in Guyard's preken veelvuldig voorkomen en dat met name enige eucharistische citaten van deze kerkvader - ten dele dezelfde als in LS 40 - worden aangetroffen in Guyard's Latijnse preek van de Twaalf Vruchten. Die citaten mogen op zichzelf niet verbazen, omdat zowel Rabanus als Chrysostomus vaak worden geciteerd in de Glossa ordinaria op de Bijbel, die destijds in handen van alle theologen was. Veelzeggend en beslissend is alleen het feit, dat het hier identieke citaten betreft. Hiermede vervalt de eigenlijke reden om een min of meer Oostelijke tussentekst tussen Guyard en LS 40 aan te nemen. De voorgeschiedenis van LS 40 is eenvoudiger dan ik dacht: zij heeft zich niet bewogen buiten de sfeer van de directe Frans-Nederlandse betrekkingen, zij is een zuiver Frans-Nederlandse aangelegenheid. Terwijl LS 40 in getal en formulering der Vruchten alsmede in vele beelden overeenkomt met Guyard's oudfranse Twaalf Vruchten, heeft het al zijn Rabanus-citaten uitsluitend gemeen met Guyard's Latijnse Acht Vruchten en een deel van zijn Chrysostomus-citaten alleen met Guyard's Latijnse Twaalf Vruchten. Beneden zal nog blijken, dat LS 40 voor wat betreft de volgorde der Vruchten 3 en 5 niet met Guyard's oudfranse Twaalf Vruchten, maar met diens Latijnse Acht Vruchten overeenstemt. Dit wekt het vermoeden, dat LS 40 een compilatie is uit twee of meer authentieke Vruchten-teksten van Guyard: een vermoeden, dat reeds de vorige maal door mij werd geuit, doch nu met meer kracht van redenen mag worden herhaald. De compilator van LS 40 - of althans zijn voorganger - moet een verzameling vóór zich hebben gehad, waarin verschillende Eucharistische Vruchten-teksten van Guyard achter elkaar waren afgeschreven: de Latijnse Acht Vruchten, de Latijnse Twaalf Vruchten (Comedite bonum) en dan nog een andere Twaalf-Vruchten-preek, waarvan ik in het midden moet laten, of zij in de oudfranse tekst (Arbor bona) danwel in de nog niet teruggevonden Latijnse tekst beschikbaar was. Wegens het voorkomen van enkele Romaanse leenwoorden in LS 40 zou men kunnen menen, dat de laatstgenoemde der drie modelteksten | |||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||
eerder in de oudfranse dan in de nog hypothetische Latijnse redactie bewerkt werdGa naar voetnoot5). Een soortgelijke conclusie moet gelden voor de voorlopig als Brabants gekenschetste tekstfamilie der middelnederlandse Guyard-adaptaties. Ook de varianten van deze tekstfamilie volgen - juist als die van de Limburgse - het schema der oudfranse Twaalf Vruchten, maar het herbergbeeld hebben zij alleen met de Latijnse Acht Vruchten gemeen. Ook de Brabantse tekst lijkt dus een compilatie te zijn uit verschillende authentieke Guyard-teksten, dezelfde waaruit LS 40 werd samengevlochten; alleen is de dosering der verschillende Guyard-elementen in de Limburgse familie een andere dan in de Brabantse. Ogenschijnlijk volgt hieruit wel, dat beide families onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan. Doch ook indien de Limburgse en Brabantse tekstfamilies onafhankelijk van elkaar zijn geredigeerd, zoals nu wel waarschijnlijk lijkt, blijft de mogelijkheid bestaan, dat zij gezamenlijk teruggaan op een zelfde middelnederlandse oerbewerking, die het archetype van alle middelnederlandse en middelhoogduitse Guyard-adaptaties is geweest. Die oerbewerking moet dan reeds een compilatie uit de verschillende authentieke Guyard-teksten zijn geweest, moet ook reeds Rabanus- en Chrysostomus-citaten hebben bevat; en noodzakelijk moet zij reeds in de 13e eeuw zijn ontstaan, omdat ook de zeer oude middelhoogduitse bewerking er uit werd getrokken. De uiteenlopende dosering van Guyard-elementen, waarvan de verschillende families blijk geven, is dan toe te schrijven aan bewerkers in tweede instantie. Als argument voor zulk een middelnederlands archetype uit de 13e eeuw, heb ik vorige maal aangevoerd de verwisseling der Vruchten 3 en 5. De waarde van dit argument dient te worden onderzocht aan de hand van de nieuwe gegevens. | |||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||
De verwisseling der Vruchten 3 en 5Het is en blijft een feit, dat in alle middelnederlandse en middel duitse adaptaties de Vruchten 3 en 5 verwisseld zijn, vergeleken bij de authentieke tekst van Guyard's oudfranse Twaalf Vruchten. De volgorde, zoals de oudfranse tekst die geeft, moet als authentiek gelden: immers zij wordt niet alleen aangetroffen in de oudste variant, die van ca 1286 dateert, maar ook in de gelijke, doch onafhankelijke variant uit de 15e eeuw (ms. fr. 1879). Ten overvloede is nu nog gebleken, dat in het mnemotechnisch versje, waarmede Guyard zijn Latijnse preek der Acht Vruchten besloot de vijfde Vrucht een overeenkomstige plaats heeft als in de oudfranse teksten. In Guyard's leer van Biecht en Eucharistie is trouwens een gepaste grond voor die rangschikking te vindenGa naar voetnoot6). De zaak blijkt nu meer gecompliceerd te zijn, doordat Guyard zelf reeds in zijn Latijnse Acht Vruchten aan de twee Vruchten in kwestie een rangorde heeft gegeven, overeenkomend met die in de middelnederlandse en middelduitse bewerkingen. En verder nog door het feit, dat deze rangschikking ook in een deel der middelfranse redacties is nagevolgd. Een vrije middelfranse bewerking van Guyard's oudfranse Twaalf Vruchten maakt een integrerend deel uit van het tractaat van een onbekende Kartuizer Robert, getiteld Chasteaul perilleux, dat ook in andere punten invloed van Guyard's geschriften vertoont. Van dit tractaat zijn zeven handschriften bewaard, alle van de 15e of het begin der 16e eeuw. In de vier handschriften, die ik onder ogen kreeg, zijn de twee vruchten in kwestie precies zo gerangschikt als in de middelnederlandse Twaalf Vruchten. Het blijkt derhalve, dat beide wijzen van rangschikking reeds bij Guyard zelf voorkomen, dus beide authentiek zijn. Over de vraag, waarom Guyard de ene maal zus, de andere maal zo ordende, behoeft hier niet te worden uitgeweid; nog minder over de vraag, waarom hij in een en hetzelfde sermoen (Acht Vruchten) beide rangschik- | |||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||
kingen vertegenwoordigd heeft. Het antwoord kan gegeven zijn met de ontwikkeling, die Guyard in de sacramentenleer doormaakte, of het verschil van doelstelling der preken (geestelijke of sacramentele Communie?). Er moet misschien ook nog gerekend worden met vrijheden, die optekenende toehoorders of afschrijvers zich veroorloofden. Wel moet in ieder geval worden onthouden, dat de verwisseling der Vruchten 3 en 5 als zodanig niet van Nederlandse origine is en derhalve niet kan worden gehandhaafd als bewijs voor het bestaan hebben van een middelnederlands archetype in de 13e eeuw. Instede van een ingreep te zijn van een eerste middelnederlandse bewerker, is de wisselende plaatsing der Vruchten 3 en 5 reeds in de authentieke teksten van Guyard zelf aan te wijzen. Reden waarom dan ook in de verdere oudfranse en middelfranse tekstoverlevering beide wijzen van rangschikking vertegenwoordigd zijn gebleven. Terwijl echter de Franse tekstoverlevering beide originele rangschikkingen tegelijk handhaaft, houden alle middelnederlandse en middelduitse bewerkingen zich slechts aan één der twee originele rangschikkingen: die, welke in de tekst der Latijnse Acht Vruchten opgesloten lag. Is de verwisseling der Vruchten 3 en 5 als zodanig niet van Nederlandsen huize, de volstrekte eenstemmigheid in die verwisseling blijft toch wel karakteristiek voor de Nederlandse tekstoverlevering. Die eenstemmigheid heeft geen stricte bewijskracht, maar zij geeft toch wel te denken. Misschien mag zij toch nog wel gelden als een aanwijzing, dat de 13e-eeuwse middelnederlandse oervertaling, die kan worden gereconstrueerd, het archetype is geweest, waarop alle middelnederlandse en middelduitse adaptaties van Guyard's Vruchten van verre of van dichterbij teruggaan. P.C. Boeren |
|