Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 71
(1953)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
De etymologie van stoffen = pochenIn de geschreven taal kent men sedert Kiliaen het ww. stoffen = pochen. Kiliaen vermeldt dit stoffen alleen in de uitdrukking stoffen ende poffen, waarom Franck-van Wijk veronderstelt dat stoffen misschien als rijmwoord bij het synonieme poffen is gevormd. Van Haeringen in zijn Supplement op Franck-van Wijk vult Van Wijk's artikel aan met te zeggen dat in het Zuidndl. (en in het Noordbrabants) stoefen = stoffen, pochen ook rijmend met poefen (= poffen) resp. boefen (= boffen) wordt gebruikt, wat volgens hem kan pleiten voor het vermoeden in het artikel van Franck-van Wijk uitgesproken. Van Wijk noemt de oorsprong van stoffen onzeker, Van Haeringen zegt dat het vermoeden van Van Wijk onzeker blijft; WNT s.v. stoffen (III) acht het vermoedelijk afgeleid van stof, znw. vr. (ofr. estoffe, fr. étoffe, mnl. stoffe). Dezelfde mening was Franck in zijn etymologisch woordenboek [1892] reeds toegedaan: denkelijk eene afl. van stof vr. eig. ‘opschikken, opsmukken, pronken’. Betekenis. Wat er van zij, Van Wijk had hierin gelijk dat hij de rijmende woorden stoffen en poffen synoniem noemde. Het komt in onze taal veelvuldig voor dat rijmende woorden - het moge dan eind- of beginrijm zijn - zinverwant zijn. Om ons tot (begin)rijmende synonieme ww. te beperken herinneren we aan (dialectisch) brissen en brouwen, grommen en grutten, mopperen en meutelen, pimpelen en pruven, peuteren en pulken, plaggen en plaasteren, stoefen en stuiten, ritsen en rijden, sleipen en sleuren, spartelen en spinnevoeten, vringen en vreilen, zeuren en zaniken, zeveren en zabbelen, zeveren en zaniken, zeveren en zeuren. De vraag is nu maar, welke de primaire betekenis van stoffen (en ook van poffen) is. Evenals WNT vatten we het op als een afleiding van stof, stof niet in de betekenis die dit woordenboek aanneemt, maar met de waarde van hd. staub, mnl. stof stuivend zand e.dgl. (verwant met het ww stuiven). Stoffen intr. wil dan zeggen: stof opjagen, een betekenis die WNT s.v. stoffen (II), B vermeldt en die ook eigen is aan het synonieme poffen, gelijk men leest in WNT s.v. | |
[pagina 125]
| |
poffen (1): In een deel van Nederl. Limburg: een stofwolk opjagen. Dat uit deze letterlijke betekenis: stof opjagen de figuurlijke: pochen d.i. in fig. zin stof opjagen rond een persoon of een zaak kan ontstaan - op zich zelf reeds aannemelijk - leren ons ten overvloede het Zaans en het Deventers, waar de zegswijze (Deventers) Wat stuv et! wil zeggen 1o Wat wordt er een stof opgejaagd!; 2o Wat wordt er opgeschept! (vgl. WNT s.v. stuiven, kol. 312). En ook Teirlinck in zijn Z.-OVl. idioticon s.v. stof zegt: Stof, o. Zonder mv.Ga naar voetnoot1) Stof maken het stof omhoog jagen. Fig. Beslag maken, waarin beslag kan betekenen: snoeverij, pocherij, winderige taal en manieren. [Met deze betekenissen gaat een andere gepaard, die van: wind maken (omtrent iemand of iets), winderig spreken (van iemand of iets), nauw verwant met blazen: WNT s.v. poffen (I), II 2 en vgl. een citaat uit Vondel in WNT s.v. stoffen (III): Vergeefs en ijdel is die stoft van grote konst, Van macht, van heerlijckheyt, alst blasen is om sonst alsmede de in Corn.-Vervl. gepaarde verbinding: stoefen en blazen. De betekenis van stoffen: wind maken (omtrent iemand of iets), winderig spreken (van iemand of iets) kan men in stoffen (en poffen) nog wel onderkennen, nl. in: hoog opgeven van, met ophef spreken over, met ophef verhalen - dit alles in WNT te vinden -. Wat hier van stoffen is gezegd, geldt ook van de zuidelijke vorm stoef(f)en: vgl. o.a. een aanhaling uit Ogier, Seven Hoofts. in WNT s.v. stoefen, kol. 1753: Sy stoeffen en sy blaesen enz., en van poefen (WNT).] Vorm. Er is echter meer wat voor de juistheid van onze zienswijze in zake de etymologie van het ww. stoffen = pochen pleit: door stoffen als een afleiding van stof, stuivend zand, op te vatten is het meteen duidelijk dat stoffen historisch een ó (van(p)op) heeft - men lette ook op het rijmende poffenGa naar voetnoot2) -: de klinker van het grondwoord stof heeft zich uit een wgerm. u ontwikkeld: ohd. stuppi, got. stubjus en wisselt af met zijn fonetisch nauw verwante klanken oe en u: stoeber en stoeberen (Schuermans Bijv. blz. 322a, Corn.-Vervl. resp. Franckvan Wijk s.v. II stof; in de Noordbrabantse Kempen stobber en stob- | |
[pagina 126]
| |
berenGa naar voetnoot3) met ó en zie ook Schuerm. blz. 682 a), in Kallenkote (bij Steenwijk) stoef = talkpoeder, mnl., Kil., Ter Laan stubbe stof, op Urk stuf = talkpoeder, Jongeneel sjtubbe, ww. stoffen, stof afnemen en sjtup, znw. m. stof, Tuerlinckx stubben, Schuerm. blz. 682a s.v. stobber en in zijn Bijvoegsel blz. 325b stubber en stubberen resp. stubbelen (dit laatste ook in het huidige dialect van Zeelst (N. Br.)). Het ó-vocalisme van stoffen wordt verder bewezen door de er naast staande Zuidnederlandse vorm stoef(f)en, zoals bv. kloecht staat naast klocht troep (vogels enz.), loecht bnw. naast locht (vgl. WNT s.v. lucht (IV) en schoeft naast schoft. Met inachtneming van de in de woordafleidkunde geboden voorzichtigheid durven we beweren, dat alles: betekenisGa naar voetnoot4) en klank er op wijzen dat stoffen = pochen een afleiding is van stof, znw. stuivend zand e.dgl. Het kan verwondering wekken dat men niet eerder op die gedachte is gekomenGa naar voetnoot5). Localisering. Wanneer we nu in grote trekken trachten vast te stellen waar de bakermat van stoffen = stof opjagen (lett. en fig.) moet gezocht worden, komt het Noordoosten van ons land niet in aanmerking. Steunende op betrouwbare inlichtingen links en rechts, op de betreffende dialectica en dialectstudies en op het feit dat WNT geen enkele plaats uit die streek geeft geloven we nl. niet dat stoffen daar een woord van eigen bodem is. Men gebruikt er sto̅e̅ven (Ter Laan, Gallée, Draaijer, Broekhuysen, Bruyel) hetzij in de letterlijke hetzij (zoals in Deventer) in de fig. zin van het woord. Dat stoffen in het dialect van Groningen niet voorkomt wordt o.i. ook bewezen | |
[pagina 127]
| |
door Ter Laan, die wel het jongere uit de algemene taal overgenomen woord stòf, znw. o. geeft - het autochthone woord is er stub, stubbe -, maar niet het ww. stoffenGa naar voetnoot6). Zij, de intellectuelen, die er stoffen wel zeggen kennen het woord uit de, voornamelijk geschreven, algemene taal. In het Nederlands sprekende gedeelte van België en in het Roermonds (Tuerlinckx, Grootaers, Schuermans, Corn.-Vervl., Teirlinck en KatsGa naar voetnoot7) zegt men voornamelijk stoef(f)en, in het Hasselts luidt het volgens Grootaers en Grauls a.w. nr. 141 stofə (met de ó van op). Hierom zouden de Zuidnederlandse schrijvers Poirters en Coninckx, beide in WNT aangehaald, stoffen = pochen uit hun streektaal hebben kunnen leren kennen en hoeven we niet beslist aan te nemen dat ze het van elders hebben overgenomen. Dit laatste lijkt ons wel het geval met Streuvels, bij wie men, gelet op wat Teirlinck zegt, stoefen zou verwachten, zo ook bij Conscience, gezien Corn.-Vervl. De vorm stoffen met zijn o i.p.v. u bij de Bruggeling Petrus Gheschier (17de eeuw) lijkt ons niet autochthoonGa naar voetnoot8). Ofschoon dus het ww. stoffen = pochen aan de Zuidelijke Nederlanden niet geheel kan worden ontzegd, lijkt ons toch West-Noordnederland het stamland te zijn. Dan worden meteen twee feiten wel heel duidelijk: 1o dat blijkens de aanhalingen in WNT het voornamelijk West-Noordnederlanders (Hollanders) zijn die dit woord gebruiken: in de letterlijke betekenis van: stuiven, stof verspreiden komt het voor in een Handvest van Amsterdam, ao 1613; in de overdrachtelijke zin van: pochen bij Boëtius a BolswertGa naar voetnoot9), Hooft, Vondel, Huygens, Anna Visscher, Cats, G. Brandt, de Brune, Oudaan, De Decker, Poot, F. van Hoogstraten, Rotgans, van Effen, Beets, Potgieter, Couperus; | |
[pagina 128]
| |
2o dat de meeste Noordnederlanders stòffen (met de o van rok) zeggen: in de eerste plaats natuurlijk de West-Noordnederlanders, maar ook vele Oost-Noordnederlanders, deze laatsten doordat ze het woord in beide betekenissen uit de algemene taal overnamen en onder invloed van het jonge leenwoord stòf, znw. o. ook stòffen gingen zeggen. Dat er ook Oost-Noordnederlanders zijn die de o van op in stoffen laten horen, moet toegeschreven worden aan het feit dat zij met hun onderscheiding van ò en ó in andere gevallen ook een ó zeggen, niet alleen in bok, op, pop en dgl. maar per analogiam ook in kóffer, kóvvie (koffie), mótte (vlinder) e.m.a. Misschien moeten we het aan deze West-Noordnederlandse (Hollandse) afkomst van stoffen ook toeschrijven dat in het Mnl. - ons hoofdzakelijk uit Vlaamse en Brabantse schrijvers bekend - het woord in geen van beide betekenissen is opgetekend en dat de Zuidnederlandse Kiliaen het alleen kende in de rijmende verbinding stoffen ende poffen. We zeggen: misschien, want zeer waarschijnlijk is stoffen 1) stof opjagen 2) pochen een jong woord in het Nederlands: men had er reeds een woord voor stof opjagen, nl. stuiven. Intussen, waar ook de bakermat van stoffen = pochen moet gezocht worden en wat ook de ouderdom er van moge zijn, aan zijn afkomst nl. van stof, znw. o. = stuivend zand e.dgl. doet dit niets af.
Deventer. A.P. de Bont |
|