Wat het Hoogduitse öse betreft, dit is in het Oudhoogduits niet overgeleverd en treedt in het Middelhoogduits pas laat op. De hypothese is dus toelaatbaar dat het woord uit het Nederduits in het Hoogduits is binnengedrongen. In dit geval zou men dus uit een Ingweoonse grondvorm *ôs- alle latere vormen kunnen verklaren. Wanneer men inderdaad van Ingweoons *ôs- mag uitgaan, zou deze vorm niet geheel geïsoleerd staan in het Germaans, maar verbonden kunnen worden met Oudijslands aes ‘gat in de rand van een schoen waardoor een riem gestoken kan worden’ (uit *ansi-). Buiten het Germaans behoren hier o.a. bij Litauws ąsà ‘hengsel, oor, lus’ en Latijn ansa ‘hengsel, oor, oog in de schoenzolen waardoor de riemen getrokken worden’. De betekenissen van deze woorden uit zeer uiteenlopende talen zijn merkwaardig gelijk aan elkaar en ook merkwaardig gelijk aan die van Nederlands en Fries oes, ous, uis, oos-, Nederduits en Hoogduits öse.
Met deze betrekkingen moge het intussen zijn zoals het wil, de constructie van een Ingweoonse grondvorm *ôs-, hoe dan ook verder te etymologiseren, verdient vooral met het oog op Fries oes en Gronings ous toch wel ernstige overweging. Hij kan ons ook helpen de zonderlinge vorm uis te verklaren, die we tot dusver buiten bespreking hebben gelaten. Een Oudfries *ôse ‘oog, lus’ moest namelijk samenvallen met een ander, wel overgeleverd, Oudfries woord ôse ‘overstekende rand van een dak’ (uit een Germaanse grondvorm uƀisu̯o, Gotisch ubizwa). Ook dit woord luidt in het moderne Fries oes en heeft naast de klankwettig ontwikkelde vorm eveneens een bijvorm uis. Dit laatste uis kan zonder veel moeite verklaard worden en wel als een ontlening aan het hollands. Uit de citaten die Verdam geeft i.v. ose kies ik enkele Hollandse: ‘Een ladder... alsoo lanc... datse ii voet boven der oeysen van sinen huyse gaen sal’ (R.v. Brielle); ‘Een ladder also lanc daer hi mede op sijns selves oysen van sinen huse climmen mach’ (Wfri. Stadr.). Deze voorbeelden wijzen erop dat *ove- (in het woord *ovese) zich in het Hollands kon ontwikkelen tot een diftong die, als hij zich handhaafde, in de vergaarbak van het foneem ui2 terecht moest komen. Hoewel de vorm uis, met ui2, in het Hollands niet is overgeleverd, heeft hij er dus zeer waarschijnlijk wel bestaan. Een overeenkomstige ontwikkeling