In memoriam Arie Zijderveld
(Hendrik-Ido-Ambacht, 11 November 1875-Amsterdam, 4 April 1952)
Wederom is aan de kring der Redactie een harer trouwste medewerkers ontvallen. Al maakte Dr. Zijderveld na het afsluiten van de 64e jaargang in 1946 geen deel meer uit van de Commissie voor Taalen Letterkunde, als gewaardeerde gast bezocht hij de redactievergaderingen aanvankelijk nog vrij geregeld, later minder. Hij had te kennen gegeven voortaan vrij te willen zijn. Na een welbesteed leven van plichten had hij behoefte aan een rustige levensavond die hij nog nuttig hoopte te besteden voor eigen studie. Zoals in alles was hij ook in zijn afscheid harmonisch, niet abrupt, maar met steeds grotere tussenpozen terugkomende, wende hij zijn vrienden als het ware aan zijn afwezigheid. Nog in de kracht van zijn kunnen verliet hij hun midden als actief lid. Dat bewees hij door in 1945 nog zijn degelijke studie Cesare Ripa's Iconologia in ons land tijdens een Redactievergadering ten doop te houden. Dat deze bijdrage niet in het Tijdschrift geplaatst werd, vond zijn oorzaak in de stof zelve. De vele illustraties die het opstel vereiste, maakten het geschikter voor een kunsthistorisch tijdschrift als Oud Holland, waar het dan ook geplaatst is in de jaargang van 1949.
In het Tijdschrift zelf vindt men overigens in de laatste jaargangen nog meer dan eens zijn van grote kennis en critische zin getuigende boekbesprekingen. Als een krachtige grijzaard is hij uit het leven gescheiden, zonder ziekbed, na een kleine inzinking rustig ingeslapen. Hij heeft een dood gevonden, zoals men die voor hem, de evenwichtige, gelukkige mens gewenst had, in harmonie met heel zijn leven.
Dr. Zijderveld, die door zijn late universitaire studie - hij kwam uit het Lager Onderwijs - eerst op rijpe leeftijd is gaan publiceren, debuteerde in het Tijdschrift in Jrg. 43 (1924) met een litterair-philosophisch opstel over de betekenis van Gemoed bij de schrijvers