Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 68
(1951)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
BeweugenOnder het lemma bevoegen (Bevuegen) geeft VerdamGa naar voetnoot1) een tweetal citaten uit de Oudvlaemsche Liederen en andere Gedichten der XIV en XVe eeuwenGa naar voetnoot2), luidende als volgtGa naar voetnoot3): Dies zecghic gode lof ende danc
Naer dat natuere broosch ende cranc
Kiesen zoude in ionger iuecht
Datze gods gracie. heeft bewuecht
Ter minne. die mi can hope gheuen
Doch te verbeidene een zalich leuen
en Si blijft allein wes ich vermaen
Die mir bewuecht
Al mijn gheneucht
In beide gevallen wil Verdam i.p.v. bewuecht bevuecht lezen om ze pasklaar te maken voor het door hem veronderstelde middelnederlandse werkwoord bevoegen. Op Verdam's gezag aanvaardden de redactie van WNTGa naar voetnoot4) en Franck-Van WijkGa naar voetnoot5) het bestaan van dit werkwoord, al maakt de Woordenboeksredacteur de opmerking, dat het ‘zeer weinig gebruikelijk is geweest’ en al zoeken Franck-Van Wijk terecht de oorsprong van ons bevoegd eerder in nhd befugt dan in het zogenaamde mnl bevoegen. Indien men de Aanmerking bij het artikel Bevoegen in het Mnl W nauwkeurig leest, bemerkt men, dat Verdam zelf de basis van zijn constructie tamelijk zwak vond. Hij acht het niet zeker, dat met ‘bewuecht’ het werkwoord ‘bevoegen’ is bedoeld; hij weet alleen niet, wat het anders zou moeten zijn. Dit klinkt ongelofelijk. Ten eerste omdat De Bo een keurig artikel beweugen heeft, niet | |
[pagina 188]
| |
alleen in de herdruk bewerkt door J. Samyn van 1892, die Verdam destijds nog niet kon raadplegen, maar ook in de eerste uitgave van 1873. Ten andere omdat het verband van bewuegen en bewegen voor de hand ligt. De Westvlaamse ronding van de e na voorafgaande w kon hem, al was het dan niet uit JacobsGa naar voetnoot6), bekend zijn. Vervolgens heeft hij bij Kiliaen twee verschillende artikelen Bewegen moeten vinden, t.w. Be - weghen. In viam dirigere en Be - weghen. Mouere, commouere, permouere, ciere, conciere, concitare. Maar het merwaardigste is, dat hijzelf twee werkwoorden Bewegen onderscheidt en wel één dat teruggaat op wegen en tot grondbetekenis heeft ‘uit de rusttoestand komen of brengen, en een tweede, dat samenhangt met weg en ‘besturen, leiden, regelen’ betekentGa naar voetnoot7). Het laatstgenoemde werkwoord bewegen is uit onze taal, ik bedoel het AB, verdwenen, zo het er al ooit toe heeft behoord en niet van meet af aan een uitsluitend gewestelijk woord is geweest. In elk geval was het in de middeleeuwen al aan het uitsterven, want het aantal vindplaatsen is zeer gering. En als ik me niet vergis, komen ze alle uit het Zuiden en wel voornamelijk uit West- en Oostvlaanderen. De weinige plaatsen in Mnl W I, 1214 en WNT II, 2, 2397 kunnen nog worden aangevuld met Colijn van Rijssele De Spiegel der Minnen r. IIIGa naar voetnoot8): Maer soudemen den sin te rechte beweghen
Het soude tot ses spelen lanck rijsen
en het Esbatement vande Dove Bitster r. 263Ga naar voetnoot9): Ick leg en luijstere,
oft ons niemant van vrintschap mochte bewegen
en r. 361Ga naar voetnoot10): Beweecht ons arme drie blinden, vol allende
| |
[pagina 189]
| |
Zekere vindplaatsen uit Noord-Nederland zijn tot nu toe niet opgetekend. Misschien mogen we daaruit besluiten, dat het uitsluitend in het Zuiden is gebruikt. Het is dan vrij productief geweest in Vlaanderen, maar was toch ook in Brabant niet onbekend. Verdam haalt immers de Excellente Cronike van Brabant aan, die de - althans Brabants gekleurde - Zuidnederlandse schrijftaal weergeeftGa naar voetnoot11) en Colijn van Rijssele was een Brusselaar. Vermoedelijk was dat ook de vertaler van Olivier de la Marche Etat de la maison de Charles le Téméraire, duc de Bourgogne, die Verdam uit Matthaeus Analecta 1, 252 citeertGa naar voetnoot12). Intussen heeft het werkwoord zich buiten Vlaanderen nergens kunnen handhaven. De oorzaak daarvan is gemakkelijk aan te wijzen. De twee werkwoorden bewegen waren homonymen en daaraan heeft elke taal hevig het land. Een van de dingen immers, waarvoor ze het meest beducht is, is de participatie, een voor het primitieve besef noodzakelijke consequentie van homonymie. Men weet, hoe de gehele zogenaamde volksetymologie hierop berust, hoe de meeste patronaten der middeleeuwse volksheiligen er uit verklaarbaar worden - een kras voorbeeld is het patronaat der Drie Koningen over de timmerlui, de Wijzen zagen immers de ster! - ja hoe zelfs gehele mythen als die van Horus, die zijn oog offert (egypt. irt = oog èn offer) of van de mexicaanse godin Xipeme, die rent door het zaadveld (mo-tlaloa, rennen lijkt op tlaloa, ontspruiten) er hun ontstaan aan danken. Het hinderlijkst zijn de homonymen, die in betekenis min of meer verwant zijn en dan vooral in sacrale en sexuele (maar dat zijn sacrale) zaken. Geen wonder dus, dat bewegen = leiden moest verdwijnen. En dat het in het Westvlaams bleef voortleven, dankt het alleen aan de ronding van de e tot eu, waardoor er een fonologisch onderscheid ontstond tussen de twee werkwoorden, dat in dit dialect wellicht op- | |
[pagina 190]
| |
zettelijk is gecultiveerdGa naar voetnoot13). De oudstbekende eu-vormen dateren er van het eind der 14e- of het begin 15e eeuw, het zijn de twee plaatsen uit het Gruythuyse-handschrift, geciteerd door Verdam onder Bevoegen. In het midden van de 15e eeuw wordt het bestaan van beweugen bevestigd door Anthonis de Roovere Schaeckspel ten loue van MariaGa naar voetnoot14): Ons doch bewuecht // vrij voor rouwe
Diet al verhuecht // vaste trouwe
Uit de 16e eeuw (of nog uit de 15e?) ontmoeten we het in de Refreinbundel van Jan van DoesborchGa naar voetnoot15): ghesontheyt gheeft lust diet al bevuecht
want voor bevuecht zullen we hier wel moeten lezen bewuecht. Tegen het eind van deze eeuw (1582) treffen we het nog weer aan in Robert Lawet Schoon gheestelick spel van zinnen van het Taruwegraen ende Tcrocke saet r. 140Ga naar voetnoot16): waer duere hy (t.w. de Boze) se drijvende // wel can bewueghen
te stane jeghens de waerheyt // met alder hueghen
Sindsdien is het blijkens De Bo tot vandaag in zwang gebleven. Opmerkelijk is het - of misschien louter toeval - dat het woord in alle opgenoemde oudere teksten in het rijm staat. Was het destijds en dan gedurende enkele eeuwen toch minder gewoon? De Bo, volgens wie beweugen de normale moderne Westvlaamse vorm is, kent trouwens streken waar bewegen (in de zin van beweugen) wordt gezegd. En uit de oudere literatuur haalt hij twee plaatsen aan, een van Thomas van Herenthals (begin 16e eeuw) en een van Columbanus Vrancx (eind 16e eeuw) met bewegen. Daaraan zou toegevoegd kunnen | |
[pagina 191]
| |
worden Cornelis Everaert Tspel van Maria Hoedeken r. 908Ga naar voetnoot17): Ons sondaers ontweicht / weist jnt beweghen weghelic
ware het niet, dat de e hier zijn verklaring eerder vindt in het klankspelletjeGa naar voetnoot18). Hoe het zij, aan het bestaan van het werkwoord beweugen, zij het dan naast bewegen, waarop het gestadig terrein heeft gewonnen zonder het ooit helemaal te kunnen verdringen, in het Westvlaams sinds de 14e-15e eeuw, kan niet worden getwijfeld. Verdam's emendatie in beveugen moet worden afgewezen. En dan ook de hele constructie van het zogenaamde middelnederlandse werkwoord bevoegen. Het daarvoor door Verdam aangevoerde materiaal is ondeugdelijk gebleken.
J.J. Mak |
|