Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 68
(1951)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Kleine mededelingPropjes ‘propaedeutisch examen’Het studentikoze propjes maakt indruk van een geheel willekeurige vervorming. Opmerkelijker nog dan de verkleinvorm is de daarop volgende s, die moeilijk met het diminutief valt te rijmen. Ik meen, dat men uit dient te gaan van de leesvorm prŏp., schriftelijke afkorting van propaedeutisch (zoals prŏf. van professor, lăb. van laboratorium en stŭd. van student). Dit prŏp. is blijkbaar oorspronkelijk voorzien van de uitgang -isch. In kringen, waar de termen medisch, chemisch, mikroskopisch, typisch aan de orde van den dag zijn, is het ontstaan van prop.-isch inderdaad verklaarbaar. Ofschoon in WNT het citaat voor propjes ouder is (Utr. Stud. Alm. 1881) dan dat voor proppies (Annie Salomons 1906) mag men dunkt me de laatste vorm als de originele beschouwen. Hij werd in mijn studententijd, althans in de kringen waar ik verkeerde, algemeen gebruikt. Annie Salomons, die als Rotterdamse zeer vertrouwd geweest moet zijn met het diminutief-type op -ie heeft in haar Leidse studententijd bepaald nog geen reden gevonden om deze vorm te ‘verdeftigen’. Gaat men nl. uit van een origineel proppies (volgens spelling van De V. en Te W. eigenlijk proppisch), dan is propjes aannemelijk te verklaren uit reactieve gevoelens ten aanzien van woordtypen als knappies, effies, zachies en strakkies. Een bevestiging van dit vermoeden zie ik in de vorm tiepjes, die in sommige kringenGa naar voetnoot1) gebruikt wordt voor typisch. Propjes en tiepjes kunnen (evenals het ‘Haagse’ porsje) in breder verband worden beschouwd als symptomen van antipathie tegen het vroeger algemeen-Hollandse diminutief-type op -ie (koppie, kassie, boekie), dat ten tijde van Van Lennep, zelfs in patricische kringen, nog volop in gebruik was, maar dat hoe langer hoe meer uit de mode gaat. Het lijkt niet te vermetel om aan te nemen, dat invloed van de je-spelling bij dit ‘ontwikkelings’-procesGa naar voetnoot2) (dat moeilijk ‘fonetisch’ genoemd kan worden) een voorname rol heeft gespeeld. Het woord candjes voor candidaats moet een analogie naar propjes zijn, maar het wordt slechts zelden gebruikt. Voor het doctoraal heeft men blijkbaar te veel respect om het met een (schijnbaar) diminutief aan te duiden. G. Kloeke |
|