Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 67
(1950)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De etymologie van varkenHet hierboven genoemde woord is beperkt tot het Nederlands en het Nederduits, waar het pas in het mnl., resp. in het mnd. is opgetekend. Wél komt bij Noordduitse schrijvers ook een zgn. hd. ferken voor (zie Weigand5 [1909]), doch dat heeft in dit verband natuurlijk geen belang. In het Nederlands is varken de gewone A.B.vorm, terwijl verken tot het dialect behoort. In de ndl. dialecten komen varken en verken beide voor. Op grond van de idiotica en van de dialectatlassen kan men zich enigszins een beeld vormen van de geografische verdeling van beide vormen. In de Leidse Taalatlas komt nog geen taalkaart van het varken voor, wèl echter kaarten van de voederbak van het varken (nr 57), en de pissebed (nr 44); de waarde van deze kaarten en van het materiaal waarop ze berusten wordt voor ons onderzoek sterk verminderd door het feit dat de correspondenten op de verdeling van de e- en a-vormen veelal niet hebben geletGa naar voetnoot1). De Gentse taalatlassen hebben het grote voordeel dat alle vormen fonetisch zijn opgetekend door vakmensen, doch ze beslaan een nog te klein gedeelte van het ndl. taalgebied. Het taalgeografische beeld dat we op grond van de idiotica en taalatlassen verkrijgen ziet er uit als volgt: 1o. zwien, resp. zwijn: W.-Vlaanderen en een westelijke strook van Noord Oost-VlaanderenGa naar voetnoot2), FrieslandGa naar voetnoot3), Schiermonnikoog en VlielandGa naar voetnoot4), GroningenGa naar voetnoot5) en DrenteGa naar voetnoot6); | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2o. verken en varianten: Dordrecht, de Zeeuwse eilanden, de Bommelerwaard, Utrecht, Twente, Gelderland-Overijsel, N.-Limburg, N.-Brabant, Belg. Limburg, Tongeren, St. Truiden, Leuven, Mechelen, Belg. Brabant, Klein-Brabant, Oost-Vlaanderen; 3o. varken: N.-Holland, Enkhuizen, De Zaan, Z.-Holland (benoorden de Lek?)Ga naar voetnoot7); 4o. vārken, resp. va·rken (varken?): De Veluwe, Kampen, Staphorst, Rouveen, GeeraardsbergenGa naar voetnoot8), Antwerpen en een uitstulping op N.-Brabants gebied die Van Ginneken aan Antwerpse invloed toeschrijftGa naar voetnoot9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit laatste type is om meer dan één reden dubbelzinnig. Bij vārken meent men op het eerste gezicht te maken te hebben met een rekking van de ă. Voor de gerekte ā van het Noord-West-Veluws denkt Van WijkGa naar voetnoot10) aan een overgang ēr > ār, m.a.w. de gerekte ā voor labiaal en gutturaal heeft zich direct uit een e-klank ontwikkeld. HeeromaGa naar voetnoot11) heeft tegen deze opvatting gepolemiseerd; hij neemt voor het genoemd dialect eerst de overgang ĕ > ă en pas daarna de rekking ă > ā aanGa naar voetnoot12). Hoe dit ook zij, voor Antwerps vārken, waarvoor we volgens Van Wijk t.a.p. niet anders dan een soortgelijke ontwikkelingsgeschiedenis als voor de Veluwse ā mogen aannemen, lijkt Heeroma's theorie me niet de waarschijnlijkste. Antwerps vārken, liggend midden in het verken, vērken gebied, is waarschijnlijk te verklaren door een depalatalisatie uit een gerekt vērken; verg. de Antwerpse (stads)-vormen bārrəg, kārrək, stārrək voor berg, kerk, sterkGa naar voetnoot13). In de tweede plaats is vaak niet uit te maken wat de ā, a · of ă hier voorstelt, omdat in de genoemde dialecten, aan ndl. e en a voor r + gutturaal meestal slechts één foneem, t.w. een dialectische ā, resp. a · of ă enz. beantwoordtGa naar voetnoot14). Wanneer wij het type nr. 4 uitschakelen, dan krijgen we tegenover een groot verken-gebied een vrij klein varken-gebied, omvattend het grootste gedeelte van N.- en Z.-Holland. Volgens KarstenGa naar voetnoot15) is Drechterland pas in de jongste tijd tot het varken-gebied gaan behoren. W.-Friesland was vroeger een verken-gebiedGa naar voetnoot16). In hoeverre nu vinden we het moderne dialectgeografische beeld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weerspiegeld in de taalvormen die ons zijn overgeleverd? De bewijsplaatsen van het Mnl W, zoveel mogelijk gedateerd en gelocaliseerd, samen met het rijke materiaal dat ons voor het WNT ter beschikking stond, en waarvan uiteraard slechts een gedeelte in de kolommen van het wdb. terechtkwam, geven ons een inzicht in de verbreiding en frequentie der beide vormen, terwijl het beeld dat de dialectgeografie ons aan de hand doet, toelaat de verbreiding, frequentie en onderlinge strijd van verken: varken te interpreteren en te begrijpen. Hier volgen dan de bewijsplaatsen verdeeld over de verschillende eeuwen. Om practische redenen werden de samenstellingen van verken: varken buiten beschouwing gelaten. Van elke vorm wordt per auteur, resp. per werk, slechts één citaat vermeld, behalve wanneer een (verzamel) werk zich over verschillende jaren uitstrekt. De afkortingen zijn over het algemeen die van het Mnl W en van het WNT, behalve waar enige verduidelijking gewenst leek. Voor de datering en localisering van de mnl. plaatsen zijn we afgegaan op de Bouwstoffen van het Mnl W, bewerkt door W. de Vreese en G.I. Lieftinck. De localisering van de nndl. voorbeelden berust meestal op de geboorteplaats van de auteur, resp. op de plaats waar het boek zonder auteursnaam is gedrukt, tenzij de context het anders vereist, b.v. wanneer het dialect is weergegeven van de plaats waar het verhaal speelt. Localisatie van laat-18de-eeuwse plaatsen als b.v. Leev., Blank., Wildsch., enz. was natuurlijk overbodig. Voor de 19de en 20ste eeuw is alleen nog de tegenstelling N.-Nederland-Z.-Nederland van belang, behalve dan voor W.-Vlaanderen. Vermelding van N.-Nederlandse plaatsen voor de 19de en 20ste eeuw was allicht overbodigGa naar voetnoot17). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De historische ontwikkeling van de verhouding verken: varken is duidelijk. Tot ± 1446 is verken zogoed als de enige vorm in het mnl.; deze vorm van de mnl. cultuurtaal komt ook voor in het Hollandse varken-gebied (Rek. Graf. Holl., Leidsche Textielnijverh., Dial. Creat. (?)) en in het Westvlaamse zwīn-gebied (Maerlant, Sp. I4, 46, 40; Bouc v.d. Audiënc.). Slechts sporadisch treft men in 1342 en in de 1ste helft van de 14de E. varken aan, waarbij we dan blijkbaar aan Hollandse scriptores hebben te denken. In de 2de helft van de 15e E. echter krijgen we een zeer sterke toename van holl. varken; typisch is de verhouding van verken:varken in Posthumus, Leidsche Textielnijverh., waarin men vanaf 1423 verken, doch na 1449 nog uitsluitend varken vindt. Ten onrechte heeft Verdam in het Mnl W holl. varken als hoofdvorm laten optreden. In de 16de E. echter gaat de frequentie van varken snel naar beneden, zelfs in uitgesproken Hollandse bronnen. Daarbij dient men echter te bedenken, dat ook de N.-Nederlandse rederijkerstaal conventioneel is en sterk onder zuidelijke invloed staat. Het verbaast ons derhalve niet in rijmpositie de vorm verken aan te treffen in de Haarlemse spelen Van 't Brouwersgilde en Vande groote Hel, terwijl in vrije positie in vers 331 van dit laatste spel ongedwongen de Hollandse vorm varken te voorschijn komt. Doch ook in vrije positie komt in Hollandse bronnen zuidelijk verken voor, b.v. in het Amsterdamse Spul van den Siecke Stadt of in het Haarlemse Batement vanden Preecker. De uitgever van dit laatste spel, N. van der Laan, vermeldt dat vercken veertienmaal voorkomt - waarvan driemaal in 't rijm en éénmaal (vers 216) om het klankeffect - tegenover varcken zevenmaalGa naar voetnoot19). In de 17de E. wordt het anders. Weliswaar blijven naast Z.-Ndl. auteurs ook nog tal van N.-Nederlanders verken schrijven, en dat waarlijk niet alleen als rijmwoord. In de Gewonde Venus [1607] en in de Ware-nar [1616], waar hij Ritsert aan het woord laat, bezigt Hooft de Hollandse vorm, hoewel hij in 1617, in de ‘voorreden’ van Schijnheiligh weer de voorkeur geeft aan het traditionele verken; in de aan Bredero toegeschreven metrische bewerking van Schyn-heyligh echter komt holl. varken voor. Bij BrederoGa naar voetnoot20) vinden we vaak beide | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormen door elkaar, zonder dat uit het verband is op te maken waarom nu eens aan de traditionele vorm met e, dan eens aan de Hollandse vorm met a de voorkeur wordt gegeven; zo spreekt in de Stommen Ridder de knecht Amoreusje in vers 358 van Varckens dorst en in vers 1434 van mag're verckens. Weliswaar heeft Angeniet, vers 1599 [1618] vercken in een passage die men gecultiveerde taal zou kunnen noemen, terwijl we in een scheldpartij in Symen vers 144 varken, de echte vorm van de Hollandse straattaal, vinden; meestal echter komt het niet zo mooi uit. Ook bij Vondel vindt men holl. varken naast zuidelijk verken, zie b.v. 11, 758 (vercken) tegenover 6, 515 (speenvarckentje) of varckes mart, varckes dijck (2, 764), toponiemen in een tekst in Amsterdamse volkstaalGa naar voetnoot21); overigens schijnt Vondel bijzonder graag het woord zwijn, ook voor vertegenwoordigers van de tamme variëteit, te bezigen. Opmerkelijk is varken bij Maria van Reigersberch uit Veere, die schrijft: ‘Ick zie wel dat zij niet en weeten hoe zijdt varcke sullen wassen’ (Br. 136 [1627]); heeft zij haar varcke van haar Delftse echtgenoot? De Amsterdammers Spieghel en Coster schijnen echter uitsluitend varken te bezigen, evenals de Amsterdamse kluchtspeldichters W.D. Hooft, Arp, Zoet, Gramsbergen, Verbiest, Van Breen, Pluimer, Lemmers, Asselijn e.a. Overal waar de behoefte wordt gevoeld de Hollandse volkstaal weer te geven maakt verken maar weinig kans meer. Vooral in de 2de helft van de 17de E. gaat verken erg achteruitGa naar voetnoot22) en in de 18de E. is het alleen nog in gebruik bij auteurs uit het verken-dialectgebied. In de 19de E. is de zege van varken zo compleet dat zelfs in de meeste Z.-Ndl. bronnen de Hollandse vorm wordt ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bezigd; dat Van Zeggelen verken gebruikt is alleen omdat hij om een rijm op merken verlegen zat. De 20ste E. echter brengt in dialectisch beïnvloede of dialectisch getinte Z.-Ndl. schrijftaal een toenemend gebruik van verken, al is het wellicht vermetel te beweren dat in de Zuidn. schrijftaal het uitheemse varken nog zou worden verdrongen door het inheemse verken. Het is opvallend hoe lang de zuidelijke vorm verken zich in de bijbelvertalingen heeft weten te handhaven. Pas in 1834 vindt men voor het eerst varken, t.w. in de uitgave van C.A. Thieme en J.F. Thieme (Arnhem en Nijmegen), terwijl in 1835 de uitgave van J. Brandt (Amsterdam) nog vercken heeftGa naar voetnoot23). In de woordenboeken weet verken zich als enige vorm te handhaven vanaf Gert van der Schueren's Teuthonista [1477] tot en met Hexham's Nederlands-Engels Woorden-boeck [1678]. Pas Sewel's Nieuw Woordenboek der Nederduytsche en Engelsche Taale [1691] heeft voor 't eerst ook varken, doch blijft verken nog als de hoofdvorm beschouwen. In Marin [1701] en Giron [1710] - echter nog niet in Halma [1710] - is varken de hoofdvorm. In de 19de-eeuwse woordenboeken tenslotte wordt verken nog hoogstens als bijvorm van varken vermeld. De resultaten van ons historisch onderzoek over de verhouding verken:varken samenvattend, krijgen we de volgende relatieve cijfers in een tabel en in een grafiek:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verken - varken -------
Het is wellicht niet geheel overbodig er op te wijzen dat deze statistiek geen aanspraak maakt of kan maken op absolute waarde; daartoe zou het materiaal waarop ze berust tenminste honderdduizendmaal zo groot moeten zijn. Hoe is nu de diversiteit holl. varken tegenover algemener dial. verken te verklaren? Franck in zijn Etym. Wdb. [1892] is allesbehalve duidelijk. Aan de ene kant schrijft hij: ‘Varken onz. Uit glb. mnl. varken uit verken’, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zodat men denkt aan een overgang e > a, een ‘verfärbung’, een depalatalisatie dus van een oorspronkelijk mnl. verken, zoals b.v. in mnl. warken naast werken of nndl. hart (got. haírto), karn (germ. *kernô-), smart (nhd. schmerz), mars(-kramer) (< lat. merces)Ga naar voetnoot24). Aan de andere kant verwijst hij naar erg, een woord met e uit a, dus met palatalisatie voor gutturaalGa naar voetnoot25), zoals b.v. sterk (hd. stark), merg (hd. mark), kerker (< lat. carcer). Franck heeft hier dus de overgang e > a verward met de overgang a > e. Op de klaarblijkelijk foutieve vergelijking met erg oefent Van Wijk, Etym. Wdb. [1912] kritiek waar hij schrijft: ‘In tegenstelling tot andere woorden met dial. e naast a vóór r + gutturaal (vgl. erg, merg) is hier een vorm met door umlaut uit a ontstane e aan te nemen: *farχîna-’; hoe dan echter varken met a te verklaren is zegt Van Wijk niet. Indien we Franck's foutieve verwijzing naar erg mogen negeren, dan beschouwen zowel Franck als Van Wijk mnl. verken als ouder dan varken. Als we van ‘mnl.’ spreken, moeten we er ons echter van bewust zijn dat dit vaak slechts een vereenvoudigde manier van zeggen is voor ‘mnl. dialecten’. We hebben immers al gezien dat het Holl. Middelnederlands varken heeft tegenover verken in het Vlaams-Brabants Middelnederlands. Theoretisch zou men zich kunnen denken dat holl.varken de oorspr. vorm is zonder umlautGa naar voetnoot26), die dan in andere dialecten zou zijn gepalataliseerd. Wanneer men ziet dat Schönfeld § 49 alleen maar voorbeelden geeft van depalatalisatie e > a voor dentaal en palatalisatie voor gutturaal en labiaal, dan zou men, gezien het gutturale consonantisme van varken, geneigd zijn ook hier aan een palatalisatie a > e te denken. Alleen zou men dan eerst aannemelijk moeten maken dat de umlaut voor r + χ kan uitblijven. Daar komt nog bij dat depalatalisatie e > a blijkbaar niet alleen voor dentaal doch ook voor gutturaal voorkomt, zoals b.v. blijkt uit mnl. merken marken of werken warkenGa naar voetnoot27). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nemen we dit alles in overweging dan lijkt het wel het meest waarschijnlijk dat verken, de oude vorm van de cultuurtaal en van de meeste ndl. dialecten, de normaal ontstane umlautsvorm is uit germ. *farχîna-, evenals hd. ferkel uit ohd. farhilî(n). Holl. varken, oorspronkelijk beperkt tot een zeer klein gedeelte van het ndl. taalgebied en later, dank zij het Hollandse culturele overwicht in de 17de eeuw, de algemeen Nederlandse vorm geworden, heeft dan een secundair a-vocalisme (evenals hart, smart en karn) dat door depalatalisatie uit ouder e is ontstaanGa naar voetnoot28). Dit is in overeenstemming met de uit het Noorden komende tendenz tot depalataliseringGa naar voetnoot29), het strookt met de voorkeur die het Hollands heeft voor de a + r + consonant-verbinding tegenover de Zuid-Hollands-Zeeuws-Vlaams-Brabantse e + r + consonant-verbindingGa naar voetnoot30). Dezelfde depalatalisatie die we aantreffen in holl. varken vinden we in hetzelfde woord ook op Nederduits gebiedGa naar voetnoot31). Reeds in het mnd. komt naast verken ook varken voor, wat in overeenstemming is met de overgang mnd. er > ar in b.v. karke, warken, Karsten, karspel; A. Lasch schrijft: ‘Die beispiele aus allen teilen des gebietes werden aber erst seit dem 15. jh. zahlreicher, immer mehr die regel’Ga naar voetnoot32). In het tegenwoordige Nederduits is over het algemeen de gedepalatali- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seerde vorm regel; een aan nnd. varken beantwoordende vorm met e-vocalisme vindt men echter in Woeste's Wörterbuch der westfälischen Mundart [1882]. Historisch gezien krijgen we dus voor het woord in kwestie een ontwikkeling uit germ. a > owgm. en mnl. e > nndl. a, t.w. *farχîna- > mnl. verken > nndl. varken.
Zoals men weet, is varken eigenlijk het gesubstantiveerde neutrum van een met het bekende -în-suffix gevormd adjectief (verg. lat. taurînus, suînus), dat gebruikt werd ter aanduiding van het jonge dier (verg. veulen, kuiken die op dezelfde manier zijn gevormd)Ga naar voetnoot33). Ook de benamingen zwijn en fr. cochonGa naar voetnoot34) betekenen oorspronkelijk ‘big’. Varken is een -în-afleiding van germ. *farχaz en wel een diminutieve formatie. Men vergelijke een eveneens diminutieve vorming als hgd. ferkel, die noodzakelijk werd toen mhd. varch, de vertegenwoordiger van germ. *farχaz, hoofdzakelijk voor het volwassen dier gebezigd werdGa naar voetnoot35). In het Mnl. heeft verkin soms nog duidelijk de betekenis van een verkleinwoord, zo b.v. in Sp. III6, 58, 20 [± 1400?] waar het gebruikt wordt voor lat. suilli fetus ‘varkensjongen, biggetjes’Ga naar voetnoot36); in de volgende passage uit de Gem. Duytsche Spreckw. Aiiijro: ‘Hy scheydet sich der wt, als die Such wt de Verckens’ [Kampen, 1550] heeft vercken insgelijks de bet. ‘big’. In het tegenwoordige Nederduits trouwens heeft farken, varken, ferken meestal de betekenis ‘jong varken, big’, zoals blijkt uit de volgende omschrijvingen: ‘Ferkel, junges Schwein’ (Schütze, Holstein. Idiot. 1, 308 [1800]); ‘(selten) Schwein, besonders ein junges, ein “Ferkel”’ (Stürenburg, Ostfries. Wtb. 308 [1857]); ‘das Ferkel’ (Schambach, Wtb. d. niederd. Mundart 256 [1858]); ‘Schwein; besonders junges Schwein, Ferkel’ (J. ten Doornkaat Koolman, Wtb. der ostfries. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sprache 1, 422 [1879]; ‘schwein, besonders das jüngere’ (Woeste, Wtb. der westfäl. Mundart [1882]Ga naar voetnoot37); ‘Ferkel’ (Mensing, Schlesw.-Holst. Wtb. 2, 19 [1929]); ‘Ferkel’ (Böning, Plattd. Wtb. [1941]). Oudere Nederduitse woordenboeken als Brem.-nieders. Wtb. 1, 353 [1767] en Dähnert, Platt-Deutsches Wörter-Buch [1781] zijn in dit opzicht niet erg duidelijk, aangezien ze als omschrijving alleen ‘Das, ein Ferken’ geven. Wanneer diminutiva hun grondwoord verliezen of op een of andere manier geïsoleerd komen te staan, gaat de diminutieve betekenis verlorenGa naar voetnoot38); dit is o.m. het geval voor ndl. zwijn en varken. Toen dit was gebeurd werd bij varken en zwijn een nieuw diminutief varkentje, resp. zwijntje gevormd.
Het aan germ. *farχaz beantwoordend grondwoord is in het Nederlands al vrij vroeg door de diminutieve afleiding verdrongen. Aan dit Nederlandse grondwoord nu is tot nu toe nog maar weinig of althans geen voldoende aandacht besteed. Als vertegenwoordigers van germ. *farχaz noemen de Nederlandse etymologische woordenboeken van Franck [1892] en Van Wijk [1912]: oeng. fearh m. ‘big, varken’, eng. (veroud.) farrow ‘big’ (verg. de afl. to farrow ‘biggen werpen’); ohd. farah, farh ‘big, varken’, waarbij dan nog aansluiten mhd. varch ‘big, zwijn’ en nhd. (dial.) farch, fark. Hierbij kan nog worden gevoegd zwe. fargalt ‘ever’; verg. ook de afl. de. fare ‘biggen werpen’Ga naar voetnoot39). In het Nederlands zou men als vertegenwoordiger van germ. *farχaz verwachten *vaar, aangezien in de regel germ. χ in de auslaut na l en r verdwijnt, zoals dat b.v. het geval is in marχa- > maarschalk) en walχa- > Waal. Een woord *vaar in de betekenis van ‘varken’ komt echter in het Nederlands helemaal niet voor. Wèl geeft het Mnl W i.v. Varre allerlei oostelijke voorbeelden van vaer, doch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit zijn bijvormen met gerekte vocaal bij var ‘stier’; deze gerekte vorm komt trouwens dialectisch nog voorGa naar voetnoot40). Nu komt echter in Van Dale, sinds de editie van 1872 en tot en met de ed. 1924, een var voor met de betekenis ‘mannelijk zwijn’, doch dit kunnen we niet gebruiken, omdat het bij nader onderzoek slechts een dummy blijkt te zijn. Van Dale immers grijpt hier slechts terug op Bilderdijk, hetzij direct, hetzij indirect via Oudemans. Deze laatste, die in zijn Wdb. op Bredero [1857] varrejager verklaarde als ‘eigenlijk zwijnspriet..., want varre is zoowel een mannelijk zwijn als een stier’, praat kritiekloos na wat hij in Bilderdijk heeft gevondenGa naar voetnoot41). In de eerste uitgave van de Geslachtlijst der Nederduitsche Naamwoorden 2, 220 [1822] immers, vermeldt deze naast var of varre ‘jonge stier’ - dat hij, in navolging van Lambert ten Kate, Aenleiding 2, 465 a [1723], te recht met vaarze in verband brengt - ook nog een tweede ‘varre, eigenlijk verre, mannelijk zwijn.... Hiervan ook verrejager, voor zwijnspriet, of korte piek’. In zijn betekenisomschrijving van verrejager, t.w. ‘zwijnspriet, kleine spiets, met een dwarsijzer ter voorkoming van het opdringen van het gekwetste zwijn tegen de spiets’ wordt verre ook als ‘varken’ geïnterpreteerd. In de tweede editie van de Geslachtlijst [1834] brengt Bilderdijk dit tweede varre, verre in verband met lat. verris ‘mannetjesvarken, beer’. Wat nu heeft Bilderdijk er toe gebracht een tweede woord varre, verre met de betekenis ‘mannelijk zwijn’ aan te nemen? Bij Lambert ten Kate heeft hij in geen geval zijn omschrijving ‘zwijnspriet’ gevonden. In de Aenleiding 2, 465 a [1723] staat: ‘Verre-jager, ... een stok gelijk de osse-drijvers hebben’. Misschien echter kan Weiland's Nederd. Taalk. Wdb. 5 [1810] ons een verklaring aan de hand doen van het gefantaseerde varre, verre. Weiland immers vermeldt ndl. var ‘stier’ bij de verwanten van varken en zegt: ‘Dit var en (hd.) bär, beer, werd oulings voor menigerlei dieren gebruikt’, Heeft Bilderdijk, hierop verder bouwend, ndl. var ‘stier’ met het door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weiland insgelijks vermelde oeng. fearh (er staat eigenlijk faerh) ‘varken, big’ geïdentificeerd, het als grondwoord (var) voor de ‘verkleinvorm’ (var-ken) gerequireerd en het verder met lat. verris in verband gebracht? Waarschijnlijk wel. Hoe dit ook zij, van dit fictieve var ‘mannelijk zwijn’ is in de etymologische woordenboeken een dankbaar gebruik gemaakt. Franck [1892], die het i.v. Var ‘stier’ vermeldt, laat zich nog voorzichtig uit wanneer hij zegt: ‘Of var “mannelijk zwijn” met var “jonge stier” identisch is, of bij de onder varken besproken woorden behoort, laat zich niet met zekerheid zeggen’. Twintig jaar later echter beschouwt Van Wijk [1912] dit var gedecideerd als de vertegenwoordiger van germ. *farχaz, stelt het op één rij met ohd. farh en oeng. fearh, en voegt er bij: ‘ndl. var “mannetjeszwijn”, nog niet bij Kil.’! Vercoullie gaat in de derde uitgave van zijn Etymologisch Wdb. [1925] nog een stapje verder en vermeldt naast 1. Var ‘jonge stier’ ook nog 2. Var ‘mannetjesvarken’. Reeds bij Weiland vinden we een eerste aanloop om de vertegenwoordiger van germ. *farχaz te identificeren; hij verklaart immers ndl. varken, neders. farken als ‘een verkleinwoord van het neders. varch, dat in de salische wetten varch, vara... luidt’. Zijn verklaring is echter overgenomen uit J.C. Adelung's artikel Ferkel in het Gramm.-krit. Wtb. der hochd. Mundart 2, 110 [1775]Ga naar voetnoot42), waar men vindt: ‘Ferkel, im Nieders. Farken, im Angels. Faerh, im Engl. Farrow, Lat. Porcellus, ist das Diminut. von dem noch im Nieders. üblichen Varch, ein Schwein, welches im Salischen Gesetze Varch, Vara, lautet, und mit dem Lat. Porcus genau überein kommt’. Zoals men ziet, neemt Weiland de verklaring van Adelung, die voor hd. Ferkel nagenoegGa naar voetnoot43) opgaat, zo maar pasklaar over voor ndl. varken. Hoe Adelung bij het ‘noch im Nieders. übliche varch’ komt kan ik niet verklaren. Dat varch, vara in de Lex Salica zou voorkomen heeft het latere onderzoek niet bevestigd; één hs. heeft weliswaar de variant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uarachalt, doch de andere hebben alle een woord met n-anlaut (narechalt)Ga naar voetnoot44). In de eerste [1890] en tweede [1898] druk van zijn Etym. Wdb. heeft Vercoullie als vertegenwoordiger van germ. *fȧχaz een gereconstrueerd ndl. *verch aangenomen, waarbij verken, varken dan een diminutief zou zijn. Het e-vocalisme van deze gereconstrueerde vorm kan natuurlijk niet juist zijn. Heeft Vercoullie gemeend een e-vorm nodig te hebben met het oog op verken? Of heeft hij de vorm ontleend aan A. Fick's Vergl. Wtb. der idg. Sprachen I4, 480 [1890]?Ga naar voetnoot45). Een oorspronkelijke vorm *varch zou m.i. gelukkiger zijn geweest, althans met het oog op het vocalisme; het consonantisme geeft echter enige moeilijkheid aangezien men, zoals ik hierboven aantoonde, *vaar verwacht, evenals maar uit *marχa- en Waal uit *walχa- of voor, vore uit ‘*furχ-, misschien ook furχô-’Ga naar voetnoot46). Van dit laatstgenoemde woord echter bestaat een gewestelijke bijvorm vurg, vurch, die in Groningen, West-Friesland, - vroeger ook aan de ZaanGa naar voetnoot47) - voorkomt, en die W. de VriesGa naar voetnoot48) verklaart als ontstaan uit *furχ, met in de auslaut bewaarde ch uitspraakGa naar voetnoot49), gecombineerd met ontleende umlaut (uit een i-casus als fur(h)i)Ga naar voetnoot50). Misschien is, gezien gewestelijk vurg, het consonantisme van Vercoullie's *verch nog niet zo vreemd als het wel lijkt. M.a.w., er is een mogelijkheid dat na r germ. χ, die over het algemeen verdwijnt, gewestelijk als χ (gespeld g of ch) is bewaard. Als we het vocalisme van *verch in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orde brengen krijgen we als grondwoord *varch. Doch in geen van beide te verwachten spellingen (varch of varg) is het grondwoord in het Nederlands te vinden. Wèl is eenmaal aangetroffen ndl. varck, t.w. in de Klucht Van den half-backen Fop, Behelsende sijn Vryagie tot den Trouw-dagh toe. Door D.S. Tot Vlissinghe [1660] (exemplaar in Kon. Bibl. te 's-Gravenhage) (zie ook Van Moerkerken, Kluchtspel 386 [1899]), doch dit varck is slechts een voor het rijm geconstrueerde vorm (‘Dit Levertje en het noyt eweest in Noachs Arck, Ick wilde dat ick t'huys was met men Varck’ Gvo); in de tekst is er trouwens voortdurend sprake van vercke(n). Prof. D.B. Bosman vestigde in de N Tg 31, 62, noot 2 [1937], in zijn artikel ‘'n Ondersoek na die gevelariseerde -ing in Afrikaans’, de aandacht op dit ndl. varck, naar aanleiding van afrik. meul, vul en vark. In zijn Proeve van een Kaapsch-Hollandsch Idioticon [1884] vermeldt N. Mansvelt afrik. vark en vraagt zich af: ‘Hoe 't komt, dat 't varken hier zijn spraakkunstigen staart (en) verloren en het hoen er een (er) gekregen heeft.... 't Meerv. is echter nog varkens, hoewel 't in sommige streken reeds regelmatig varke geworden is’; ook in de ‘Woordenlijst van het Transvaalsch taaleigen’ in Onze Volkstaal 3, 144a [1890] komt vark voor. De vraag is nu of dit Afrikaanse vark een originele uitloper is van germ. *farχaz, dus oud erfgoed, ofwel of varken inderdaad zijn staart verloren heeft? Op het eerste gezicht lijkt het wel of dit laatste het geval is; immers ook ndl. veulen is afr. vul. Niet altijd echter valt -en weg want ndl. kuiken is afr. kuiken geblevenGa naar voetnoot50a). Toch zou het, naar ik meen, wel al te vermetel zijn om bij afr. vark te denken aan Oudgermaans erfgoed dat uit het vaderland werd meegebracht. Opmerkelijk is ook een vorm verk die sporadisch in het Nederlands is aangetroffen, en wel bij de Zeeuwse dichters Petrus Hondius (1578-1621) uit VlissingenGa naar voetnoot51), die predikant was te Terneuzen, en bij Adria- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nus Hofferus (1589-1644), de burgemeester van Zieriksee. De eerste die in zijn Moufe-schans in de trant van Huygens de buitentuin bezingt van burgemeester Johan Serlippens, bij wie hij inwoonde, schrijft op blz. 424: ‘Daer de vrouwen op den acker Besich in het mannewerck, Zijn mishandelt even wacker, Als de beesten, hondt, of verck’ [1621]. Hofferus in zijn Nederduytsche Poëmata [1635] blz. 218 volg. publiceert een ongedateerdGa naar voetnoot52) gedicht over de vrek en het varken, die beiden dit gemeen hebben, dat ze slechts goed zijn na hun dood: ‘'t Gheen hy heeft, en derft de vreck Niet gunnen sijnen eyghen beck, ... Hy doet soo langh hy leeft gheen dueghd, Maar na sijn dood soo geeft hy vrueghd, Een verck is hem gelijck van aard Waar van men na sijn dood wel vaart [1622]. Beide plaatsen, die op het eerste gezicht vrij belangrijk schijnen, hebben echter bij nader inzien een groot nadeel; de eerste dat verck moet rijmen op werck, de tweede dat verck als een soort vorm met ‘metathese’ bij vreck moet fungeren. Dit maakt de waarde van zeeuws verk wel zeer twijfelachtig. Blijkbaar is het slechts een dichterlijke vrijheid, temeer daar Hondius in ongedwongen positie gewoon vercken gebruikt (Moufe-Schans 280). Een uitloper van germ. *farχaz zal ook verk wel niet zijn. Trouwens, hoe zou men dan het vocalisme moeten verklaren? vervormd door rijmdwang of woordspeling uit een hypothetisch *varch? of een authentieke gepalataliseerde vorm er van? of een vervorming van *varch onder invloed van verken? Zuiver theoretisch zou men voor verck ook kunnen denken aan isolering uit een mv. vercken zonder meervouds-e, zoals dat bij neutrale a-stammen voorkomtGa naar voetnoot53). De veelvuldigheid van de hypothesen wordt slechts geëvenaard door hun gebrek aan overtuigingskracht. Is ons *varch dan misschien bewaard in het diminutief verkske(n), dat reeds in Gert van der Schueren's Teuthonista [1477] en later in Junius' Nomenclator [1567] en bij Kiliaan [1574] is opgetekend? Theoretisch zou ook een diminutief varkje, dat men vindt bij Moses | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Giron, Groot Nederd. en Ital. Wdb. [1710] en bij V. Loveling, Dure Eed 99 [1891] interessant kunnen zijn. De authenticiteit echter van de eerste plaats lijkt nogal verdacht; bij Loveling is het in elk geval slechts een hypercorrecte papieren vorm met normalisering van het vocalisme en van het diminutiefsuffix i.p.v. het gewone verkske. Het Nederduits heeft een vorm die overeenkomt met het bij Hondius en Hofferus voorkomende verck, t.w. mnd. verk, ferch, n.Ga naar voetnoot54). Ook in A. Lübben's Mnd. Handwtb. [1888] wordt deze vorm reeds vermeld. Aangezien men echter in Lasch en Borchling geen bewijsplaatsen vindt en het woord nog niet voorkomt in Schiller en Lübben's Mnd. Wtb. [1875-81], is de waarde van dit mnd. verk, ferch zonder meer moeilijk te beoordelen. Is mnd. verk wel een authentieke vertegenwoordiger van germ. *farχaz? en heeft het zijn vocalisme aan nd. ferken ontleend? Enkele andere vormen in het Nederduits zouden insgelijks op een oorspronkelijk *varch kunnen wijzen, al is ook hier geen absolute zekerheid te krijgen, t.w. het zeldzame mv. farksGa naar voetnoot55), tegenover het mv. mnd. verkenen, varkenen, nnd. farkens, en de afleiding varken ‘biggen werpen’Ga naar voetnoot56), waar men *varkenen zou verwachten.
Van het hierboven als grondwoord voor varken, verken veronderstelde *varch is dus nauwelijks iets terug te vinden. Als het in het Nederlands heeft bestaan, dan heeft het *varch, *varg, of, met gewijzigde auslaut, *vark geluid. Deze wijziging, die we ook in mnd. verk(?), nhd. (dial.) fark vinden, t.w. de overgang van door r of l voorafgegane χ (geschreven ch of g) in de auslaut tot k, komt in het Nederlands vaker voor. Naast mnl. balch b.v. vindt men een enkele maal balc; het Mnl W I, 532 althans vermeldt de volgende plaats (uit F.H.G. van Iterson's Stemmen uit den Voortijd [1857], blz. 123), die afkomstig is uit hs. 73 G 26, fol. 9 b, thans in de K.B. te 's-Gravenhage, doch oorspronkelijk geschreven te Weesp omstreeks 1400Ga naar voetnoot57): ‘Wy moeten ierst breken den bast van buten, dairna die scale der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quader ghewoenten, ende aldus totten balc (d.i.: pit, kern)Ga naar voetnoot58) der ynnigher sueticheyt’. Andere, meer gewone, voorbeelden van de genoemde overgang zijn blaasbalk < blaasbalg; dial. bark, bork < barg; merk, mark < merg, marg; talk < talg waarop W. de VriesGa naar voetnoot59) en in navolging daarvan M.J. van der MeerGa naar voetnoot60) de aandacht hebben gevestigd. Te recht heeft M. GysselingGa naar voetnoot61) er op gewezen, dat er geen sprake is van een overgang g > k, doch van χ tot k. Alleen de klankwet die hij voor de overgang χ > k heeft gemeend te moeten construeren is m.i. in strijd met de feiten. Volgens Gysseling immers wordt de met g afwisselende en daaruit afkomstige χ nooit tot k (b.v. archarge, balch-balgen), terwijl dezelfde uit g ontstane auslautende χ die, wegens het ontbreken van buigingsvormen, niet langer met g afwisselt wèl de overgang χ tot k zou vertonenGa naar voetnoot62). De eerste helft van Gysseling's klankwet gaat voor mnl. balch: balgen al niet helemaal op, aangezien ook balc voorkomt; schr. zelf trouwens moet in de eerste helft al met een uitzondering opereren, t.w. enkele gevallen van burc voor burg in plaats- en persoonsnamen, waarbij nog het door W. de Vries vermelde Westerbork kan gevoegd worden. Ter adstructie van de tweede helft van zijn klankwet wijst schr. op de woorden talch > talkGa naar voetnoot63), march > mark, barg > bark, dolch > dolc, bolghe tgov. bolk, blaasbalg > blaasbalkGa naar voetnoot64), allemaal woorden waarin de χ, wegens het ontbreken van buigingsvormen, niet langer met g zou wisselen. Bij elk van deze woorden - op bolk na - schrijft Gysseling: ‘heeft geen pluralis’ of ‘pluralis niet gebruikelijk’, wat dan blijkbaar voor hem gelijk staat met ‘heeft geen buigingsvormen’, alsof het meervoud de enige mogelijkheid van buiging was en er geen casus bestond! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor talch, talk zijn in de voorbeelden van het Mnl W en van het WNT inderdaad geen buigingsvormen te vinden. Mnl. marc komt een enkele maal voor naast het gewone march. Hoewel bij de stofnaam march een mv. niet te verwachten valt, is toch duidelijk den wisseling g: ch te constateren; uit het Mnl W haal ik de volgende buigingsvormen: uten marghe, van den marghe, binden merghe, in den morghe, van sinen maerghe, in sinen merghe, vanden morge, uutten merghe, alle den morghe, toten merge, uit het WNT: met den vette ende merge. Mnl. barch ‘gesneden mannetjesvarken’ kan ik in het Mnl W niet vinden (wèl in het Mnl. Handwdb.), doch wel de afleiding bargijn bnw., waar we dus al direct de door Gysseling genegeerde wisseling g: ch vinden, die we ook aantreffen in de door het WNT vermelde samenstellingen bargebloem, bargegras. Overigens is barch wel degelijk mnl., en in de te Leiden (in het lokaal van de B.N.M.) bewaarde loketkast - die het materiaal van het door Verdam geweeste supplement op zijn Mnl W bevat - vindt men de volgende drie bewijsplaatsen: barech. nefrendus (= melkvarken), Gloss. Flam. 9 (zie J. Jacobs, Med. V.A. 1928, 966) [Hs. Brugge, c. 1330]. Item van Segher van Emoloer ij berken, elc berke vi sch., maect xij sch., Rek. Bissch. v. Utrecht 348 [1378] (hs. Utrecht, uitg. in Codex Diplom. Neerl. (1853) door P.J. Vermeulen). (Koningin Johanna v. Frankrijk) die welcke insghelijcx ooc wel scherpelick bevolen hadde dat men alle die weeldeghe zeughen van Vlaenderen (daer zy die vrauwen ende jonckvrauwen by verstont) die boesemen ofsnyden, ende haerlieden berghen (twelcke die mans waren) met lancen... deurbeulen zouden, Despars, Cronijcke v. Vlaenderen 2, 85 [1562-'92]. Het door Gysseling als ‘niet-gebruikelijk’ bestempelde pluralis bargen of berghen is dus wel degelijk te vinden, en de met g afwisselende ch van barch wordt zelfs tot k (berch > berk > berken). In het Fries trouwens is baerch de gewone naam voor het varken, en het mv. heel gewoon bargenGa naar voetnoot64a). Bij dolch ‘wonde’ geeft het Mnl W wel degelijk een meervoud, t.w. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dolghen uit Fri. Stadr. 137Ga naar voetnoot65). Naast mnl. blaasbalch vind ik blaesbalgen in het Mnl W en ook het WNT geeft een paar voorbeelden van dit meervoud uit Hooft, Vondel, Bredero e.a. De klankwet is dus als volgt te formuleren: door r of l voorafgegane, uit germ. g afkomstige ndl. χ in de auslaut (geschreven g of ch), vertoont in sommige gevallen de overgang tot k. In mindere mate komt de overgang tot k ook voor bij door r of l voorafgegane uit germ. χ afkomstige ndl. χ die in de auslaut staat; van deze overgang is slechts een voorbeeld bekend: zwilk, een leenwoord uit hd. zwilch; een tweede voorbeeld zou dan zijn het hypothetische *vark uit *varχ. Wat het eerstgenoemde woord betreft, toen het eenmaal ontleend was heeft zwilch zich natuurlijk aangesloten bij de ndl. woorden op ch(> g) als balch e.a., zodat het van nederlands standpunt eigenlijk irrelevant is dat de χ hier op germ. χ teruggaat. Ndl. χ uit germ. χ voorafgegaan door r of l en in de auslaut staand is blijkbaar al niet anders behandeld dan ndl. χ uit g. Bij *vark zou men trouwens ook nog aan invloed van het consonantisme van varken kunnen denken. In het mhd. vinden we in de auslaut tegenover ndl. χ regelmatig de tenuis kGa naar voetnoot66), wat fonologisch beschouwd ook te verwachten is; men vergelijke immers de combinaties mhd. explosieve g: k (tages: tac), tegenover ndl. spirantische g: χ (dagen: dach). Het verschil tussen ndl. en mhd. k in de auslaut is dit, dat mhd. k de regelmatige partner is van explosieve g in de inlaut, terwijl ndl. k zich secundair en lang niet altijd heeft ontwikkeld uit de normale partner χ van spirantische g in de inlaut.
Hoe is nu de door Van Wijk, in zijn Etym. Wdb. [1912] ‘opvallend’ genoemde k van varken te verklaren? Zijn voorganger Franck [1892] dacht aan een verscherping, d.w.z. een overgang germ. χ tot k; zijn vergelijking met naken, immers een werkwoord met k-suffix, is echter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bepaald onjuist. Wellicht op grond hiervan heeft Van Wijk toen gemeend naast germ. *farχma-, ook een germ. *farkina- voorop te moeten stellen. Het ligt echter voor de hand dat we ook hier te maken hebben met een overgang χ > k, een overgang die echter goed dient te worden onderscheiden van die in talch > talk. Bij varken immers hebben we niet alleen te maken met een uit germ. χ ontstane k, doch ook met een overgang in de inlaut i.p.v. in de auslaut. Toen Gysseling bij de behandeling van de etymologie van Walcheren in de H Top Dial 20 [1946] op blz. 57 volg. ook het woord varken ter sprake bracht, was hij m.i. gelukkiger dan bij de formulering van de overgang χ > k in de auslaut. Hij schrijft: ‘Varken en WalkerGa naar voetnoot67) ... (vormen) eigenlijk uitzonderingen... op een fonetische regel, die wil dat postconsonantische h wegvalt: Walha- > Waal, furhō- > vore, marha- > maar... enz. Indien farhīna tot varken, Walhhari tot Walker evolueert, dan is vermoedelijk het vrij sterk beklemtoonde en vocalisch anlautende suffix of reeds als suffix aangevoelde tweede lid voor de evolutie h > χ verantwoordelijk; deze χ werd op haar beurt al spoedig k’. Wat de ‘vocalische anlaut’ met de overgang χ > k te maken heeft begrijp ik niet goed; het tweede lid van Walahari-is trouwens niet vocalisch anlautend. Voor het hd. constateren we intussen dezelfde overgang van de hetzij nog oorspronkelijke, hetzij reeds uit verzwakte h ontstane χGa naar voetnoot68) tot k bij ferkelGa naar voetnoot69), tegenover mhd. ferhel(în), ferchel(în). In het begin van de lettergreep ontstond uit de hd. spirant χ eep k; een bekend voorbeeld hiervan is ohd. nih-ein > ne-chein > en-chein > keinGa naar voetnoot70). Bij ndl. varken is de k uit χ ontstaan op dezelfde manier als dat het geval is bij gen. markes van mhd. march ‘paard’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sterke klemtoon van het suffix, tezamen met het verleggen van de lettergreepgrens *far-χina- hebben de overgang χ > k veroorzaakt. Zo precies gelijk zijn de gevallen varken en Walker trouwens ook niet, immers de χ in Walha-, het eerste lid van de naam die in ± 940 als (de) Walachario optreedt, is geheel regelmatig in de inlaut na l verdwenenGa naar voetnoot71); een uitzondering is Walahari- dus eigenlijk niet en de ch, later k van Walcher > Walker komt uit de h van het tweede lid. Varken daarentegen is inderdaad een uitzondering op de regel dat de postconsonantische h in de inlaut wegvaltGa naar voetnoot72). De oorsprong van de opvallende kGa naar voetnoot73) van varken hoeft dus in geen geval buiten het Nederlands te worden gezocht. In 1897Ga naar voetnoot74) heeft Uhlenbeck ter verklaring van de k van varken tegenover germ: *farχaz gedacht aan een directe combinatie van varken met oksl. prazŭ ‘mannelijk dier’, russ. póroz ‘bol, stier’ (dus idg. g̑: germ. k, slav. z, tegenover idg. k̑: germ. h, slav. s in germ. *farχaz, idg. *pork̑os), wat Van Wijk [1912] te recht niet aannemelijk acht. Men heeft het ook nog in een andere richting gezocht, en aangenomen dat varken een afleiding met -kîn-suffix zou zijn van *farχa-. A. Fick heeft in zijn Vergt. Wtb. der idg. Sprachen 14, 480 [1890] het uit het Nederduits afkomstige ferken verklaardGa naar voetnoot75) als ferh-kenGa naar voetnoot76); het vocalisme zou dan natuurlijk a en niet e moeten zijn, en bij G.A. Nauta, Taalk. Aant. Bredero § 5 [1893] vindt men dan ook de betere vormen *farkîn, *farhakîn. Van Wijk [1912] echter meent dat aan *farχa-kîna- ‘nauwelijks (mag) gedacht worden’. Gottschald tenslotte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Trübners Ds. Wtb. [1940] i.v. Ferkel schrijft ‘mnd. verken, nl. varken (aus *farhkīn)’. Heeft deze laatste vorm ooit bestaan, dan is de k van varken natuurlijk ook heel gernakkelijk te verklaren. Waarschijnlijk echter is de formatie ouder dan het suffix mnl. -ekijn (< -ikîn), jonger -kijn, aangezien varken blijkbaar gevormd is met -îna- suffix bij germ. *farh-, evenals got. gaitein ‘geitje’ bij gaits, mnl. hoekijn ‘bokje’, bij hoeke ‘bok’, veulen bij mnl. vôle, mnl. welpen bij welp.
Waarschijnlijk werd het tot het westelijk Idg. beperkte woord *porkos, in tegenstelling met *sû (lat. sûs), gebruikt ter aanduiding van het tamme dierGa naar voetnoot77). Ndl. ndd. varken zou dan oorspronkelijk hebben betekend ‘het kleine tamme zwijn, big van een tam zwijn’. De idg. verwanten van germ. *farχaz zijn: lat. porcus, oiers orc (< pork) ‘(jong) varken’, lit. par̃ szas ‘gecastreerd varken’, kslav. prasę ‘big’. Gr. πόρϰος dat men sinds J. Grimm, Gesch. d. deutschen Sprache 1, 37 [1848] ook ter vergelijking aanhaalt, is waarschijnlijk slechts een ontlening aan het LatijnGa naar voetnoot78). Een volledig overzicht te geven van de ontwikkeling van de idg. etymologie van dit woord ligt buiten het bestek van dit artikel; we beperken ons tot de opsomming van enkele hoofdpunten die geen aanspraak maakt op volledigheid. De voor de hand liggende verwantschap van lat. porcus en hd. ferkel, rsp. ndl. varken, heeft men reeds vroegtijdig opgemerkt; zie voor de 18de eeuw b.v. J.L. Frisch, Teutsch-Lateinisches Wörter-Buch i.v. Ferkel [1741] of J.C. Adelung's Gramm. krit. Wtb. der hochd. Mundart2 2, 112 [1796], die trouwens ook reeds oeng. fearh, eng. farrow vermeldt. In zijn Undersøgelse om det gamle Nordiske eller Islandske Sprogs Oprindelse [1818]Ga naar voetnoot79), t.w. in het hoofdstuk over ‘Trakisk’, waarin het Grieks en het Latijn met het Germaans worden vergeleken, en waarin vóór J. Grimm de Germaanse klankverschuiving | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd geformuleerd, vermeldt R. Rask ook de klankovergangen van het Litaus tgov. de klassieke talen en geeft bij de correspondentie lat. gr. k: lit. sz o.m. als voorbeeld lat. porcus, lit. parszasGa naar voetnoot80). J. Grimm in zijn Deutsche Gramm. 3, 329 [1831] schrijft: ‘Ahd. varah, pl. varihir (porcus, buchstäblich derselben wurzel) nhd. nur in der verkleinerung ferkel übrig’; in 1848 in zijn Gesch. d. deutschen Sprache 1, 37 noemt hij, afgezien van gr. πόρϰος, ook mhd. varch, pools prosię, tsjech. prase. In 1859 tenslotte vermeldt A. Pictet in Les origines indo-européennes 1, 372 iers orc, en wijst er op dat de (door Grimm in 1848 vermelde) Finno-Oegrische varianten slechts leenwoorden zijn. Verdere verwanten zijn sindsdien niet meer gevonden. Voor de oorspronkelijke bet. tenslotte heeft men aan verschillende mogelijkheden gedacht. A. Pictet die in a.w. 2, 82 [1863] ahd. farh ‘varken’ stelde naast ohd. furh ‘vore, voor’ schrijft: ‘Nous avons présumé pour l'animal le sens étymologique de celui qui fouille et disperse la terre’. In 1874 brengt A. Fick, Vergl. Wtb. 13, 669 *park̨ain verband met *park̨na, *park̨a ‘fleckig, bunt’, zodat men dan aan een oorspronkelijke betekenis ‘de donkere, vuile, gevlekte’ of iets dergelijks zou moeten denkenGa naar voetnoot81). Naar deze hypothese en nog een andereGa naar voetnoot82) verwijst ook de etymologisch zeer geïnteresseerde J. ten Doornkaat Koolman in zijn Wörterbuch der ostfries. Sprache 1, 422 [1879], doch vermeldt daarnaast ook, wellicht onafhankelijk van Pictet, de mogelijkheid van samenhang met een ‘Thema parkâ, das möglicherweise die Bedtg.: Wühler, Rührer, Durcheinandermacher etc. hatte u. dann zur √ parć (miscere etc.) gehören könnte, der auch das lat. porca (Erhöhung zwischen zwei Furchen etc.) u. ahd. furh, furuh... angehören, ...wobei man denn bei porcus auch an einen “Furcher”, “Thier, was die Erde furcht u. aufreisst” denken könnte’. Bij Pictet e.a. sluit zich in 1904 ook O. Wiedemann, in Beiträge zur Kunde der idg. Sprachen 28, 16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan en de hypothese van een oorspronkelijke bet. ‘Wühler’, bij de wortel *perk̑- ‘openrijten’ wordt als een ‘überzeugende Deutung’ in Walde-Pokorny's Vergl. Wtb. der idg. Sprachen 2, 46 en 78 [1927] aanvaard. In 1929 echter heeft Hj. Ideforss in Arkiv för nordisk Filologi 47 [1931], 1-50 een artikel geschreven over roepwoorden voor dieren in het ZweedsGa naar voetnoot83), waarin hij wijst op zwe. porka, purka, no. purka, färö. purka, die volgens hem etymologisch niet verwant zijn met lat. porcusGa naar voetnoot84). Ideforss meent, dat deze Skandinavische loknamen van klanknabootsende oorsprong zijn en uitgaan van een oorspr. purr-, porr-, dat het knorren aanduidt; ook voor lat. porcus is Ideforss geneigd aan een dergelijke oorsprong te denken. Deze hypothese van Ideforss heeft Helquist overgenomen in de tweede uitgave van zijn Etym. ordbok i.v. Fargalt [1939].
In het voorafgaande hoop ik de ontwikkelingsgeschiedenis van ndl. verken-varken nader te hebben toegelicht. In grote trekken werd het verbreidingsgebied van de voornaamste typen: zwijn, varken, verken aangegeven. Aan de hand van een vrij uitvoerig citatenmateriaal werd duidelijk gemaakt hoe holl. varken er in geslaagd is de oudere cultuurtaalvorm verken te vervangen. Van Wijk's umlautshypothese - verken < germ. *farχîa- - werd als de meest waarschijnlijke aanvaard, en holl. varken, evenals nd. varken, als een gedepalataliseerde vorm beschouwd. Varken is een diminutieve formatie gebruikt ter aanduiding van het jonge dier, en wel een în-afleiding van germ. *farχaz. Sporen van dit grondwoord zijn in het Ndl. waarschijnlijk niet meer voorhanden, aangezien zowel ndl. 17de-eeuws (dicht.) vark, verk als afrik. vark blijkbaar jongere vormen met apocope zijn. Var, dat men in de etymologische woordenboeken vermeld vindt als vertegenwoor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diger van germ. *farχas, bleek slechts een dummy te zijn, ontsproten uit de dichterlijke fantasie van Bilderdijk. De k van varken is noch door Fick in 1890, noch door Franck in 1892, noch door Uhlenbeck in 1897, noch door Van Wijk in 1912, noch door Gottschald in 1940 afdoende verklaard; Gysseling in 1946 kwam een heel eind in de goede richting, al is zijn formulering niet bijzonder geslaagd. Sterke klemtoon van het suffix, tezamen met het verleggen van de lettergreepsgrens *far-χîna hebben m.i. de overgang χ > k veroorzaakt. Met een overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van de etymologie van varken op Indogermaans gebied werd de uiteenzetting besloten.
Leiden, Juli 1949. F. de Tollenaere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naschrift.Van het op blz. 128 genoemde mnd. ferch zijn, volgens vriendelijke mededeling van Prof. Dr. W. Niekerken te Hamburg, slechts twee bewijsplaatsen bekend, t.w.: 1. in de onuitgegeven Hamb. deutsche Glossen, Cod. IL (vroeger in de St.-Petri Kirchenbibliothek, naderhand in de Stadsbibliotheek te Hamburg) [z.d.]. 2. Spise schal denne (t.w. tijdens de pest) wesen versch brot... rindere edder herte eyns iares olt und ferch, dat ghegelt is; dat is best, Hanov. Mscr. I, 84 S. 193b [hs. 15de E.]. (Ook geciteerd in Schiller-Lübben, Mnd. Wtb. 2, 32). |
|