Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 65
(1947)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |
AdelenEen der interessantste bedrijven in ons land is de vlasserij. In de eerste plaats, omdat - al is het natuurlijk te doen om linnen en lijnzaad - er vrijwel geen afval is. Alles is nog wel ergens goed voor; in de afgelopen jaren diende bijvoorbeeld de zog. ‘bolkaf’ met een lekker sausje voor... tabak! Maar daarnaast trok de vlasserij ook onze aandacht door de razend snelle modernisering van het bedrijf. In de lijn der ontwikkeling, die steeds verder gaat in de richting van de beheersing der natuur, ging men over tot machinale bewerking, die onafhankelijk maakte van temperatuur en weersgesteldheid. De grote moderne bedrijven op de Zuidhollandse eilanden, a.h.w. onder de rook van Rotterdam, zijn thans aan elken schooljongen bekend, maar vraagt men hem naar de voorgeschiedenis van het vlas, dat hier bewerkt wordt, dan zal hij ternauwernood iets meer weten dan kleur en pluktijd, m.a.w. van bouw en oogst weten de meesten niets. En toch zijn de gebruiken, die daarbij in zwang waren en stellig hier en daar nog zijn, ten volle de belangstelling van folkloristen en taalkundigen waard. Dat heb ik geleerd, toen ik deze zomer ergens moest duiken voor de regen en pardoes in een zog. vlaskooi terechtkwam, waar vier mannen, uit Zeeland geëvacueerd, dapper zaten te repelen. Ik kreeg toen een lesje, waarvoor ik hun steeds dankbaar zal blijven, en waarbij mij vooral trof het gebruik van het werkwoord adelen in een betekenis, die tot dusver nog niet is opgetekend. Tot begrip van het juiste verband het volgende. Vlas wordt niet gemaaid, maar geplukt of getrokken (om de halmen zo lang mogelijk te laten). Een aantal halmen (een ‘handvol’) wordt samengevat op de knie gehouden en vervolgens door opwippen van het been uit de grond getrokken. Drie van deze ‘handvollen’ (elders ook 4 tot 6) vormen een ‘schrank’, waarvoor de plukkers... één cent ontvingen. Maar flinke arbeiders haalden wel een 300 schranken per dag. Thans wordt het werk, naar men mij vertelde, veelal aangenomen tegen een bepaalde | |
[pagina 308]
| |
som per bunder. Uiteraard is het plukken of trekken van vlas een zwaar werk. Daarom zijn ruime schafttijden noodzakelijk, ja de arbeid blijkt niet eens behoorlijk verricht te kunnen worden, indien niet van elk half uur vijf minuten worden afgenomen voor rust. Is er 25 minuten gewerkt, dan roept de voorman ‘adelen’ en allen leggen het werk neer en rusten uitGa naar voetnoot1). Wat dit adelen = rusten eigenlijk moet betekenen? Blijkbaar lichamelijk beter maken, recreëren. Oppervlakkig beschouwd lijkt de betekenis tegengesteld aan die in ‘arbeid adelt’: rust èn arbeid kunnen toch niet in gelijke zin ‘adelen’! Wanneer we echter uitgaan van een oorspronkelijke betekenis ‘goed (beter) maken’ en bij rust aan het lichaam, bij arbeid aan de geest, denken, is de zaak volkomen in orde.
Leiden, Aug. 1945. J.J. Mak |
|