Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 65
(1947)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Twee fragmenten uit een berijmd Middelnederlandsch morgengebedZiehier hoe ze gevonden werden. Uit de afdeeling Varia der familiearchieven, op het Algemeen Rijksarchief te Brussel berustend, bracht men me een papieren codex uit het einde der vijftiende eeuw, die in de collectie varia-handschriften moest ondergebracht worden, waar deze nu nummer 4489 draagt. Het hs. moet hebben toebehoord aan een Brabantsch rechtsgeleerde, die zelf zijn rechtskundige notulen niet zal hebben ingebonden in de losse bladen van een Latijnsch psalter, dat naar het schrift te oordeelen bezwaarlijk ouder dan 1500 kan zijn. In die slordig aan elkaar genaaide flarden perkament, heeft de persoon die zoo weinig eerbied had voor de oude gebedenboeken, gelukkig veilig aan den binnenkant, twee stukken uit een Middelnederlandsche gebedenrol vastgenaaid. De breedte dezer stroken is ongeveer 8,5 cm. De lengte der eerste ongeveer 20 cm, die der tweede 4,5 + 38 cm. Laatstgenoemde bestaat uit twee in zigzagsteek met dik blauw garen op elkaar genaaide deelen. Het deel van 38 cm is het eindstuk van de rol (eschatokol), want de tekst loopt door van recto op verso. De strook van 20 cm is echter niet het beginstuk der rol (protokol). De eerste twee verzen eischen voorafgaande rijmen en in het resteerend gedeelte van de afgebrokkelde bovenmarge ziet men nog één gaatje waardoor de naald is gegaan. Van de gebedsrol bezitten we dus enkel het voorlaatste en het laatste stuk. Daarvan is het voorlaatste deel onvolledig: tusschen de stukken van 20 en 4,5 cm heeft de schaar van den inbinder een fragment weggeknipt. Daardoor vielen 17 of 19 verzen weg, indien men aanneemt dat de voorlaatste strook oorspronkelijk de lengte had van het eschatokol. Het schrift verwijst ons naar het begin der veertiende eeuw. De initialen der strophen zijn in rooden inkt, die van de woorden Oremus, Pater en Ave in gewonen donkerbruinen inkt doch gerubriceerd. De beginletter van ieder vers, die niet altijd een hoofdletter is, staat een eindje van het vers zelve af. De man die dit rolletje gebruikte, even- | |
[pagina 162]
| |
tueel ook afschreef, was, blijkens de fouten en weglatingen, niet de dichter zelf. Het Oremus is genomen uit de primen van het Romeinsche brevier, dus hebben we een morgengebed voor ons. Zoo zette een Vlaming de traditie van Ambrosius en Prudentius in eigen morgenhymnen voort: de vrome en tevens ontwikkelde leek voor wien het morgengebed bestemd was, nam iederen morgen dit rolletje tusschen de vingers en wisselde het Pater noster, het Ave Maria en de oraties in het Latijn af met berijmde Vlaamsche smeekbeden. Zooals wij reeds opmerkten zet zich de tekst op het verso der rol voort; de lezer keerde de strook om en begon het verso der rol thans ondersteboven verder te lezen. Het gedicht eindigt echter reeds vóór het kleine aangenaaide stukje. De rest is blank, de hele verso-kant van het eerste fragment ook. Echter heeft juist waar de schaar tusschen dat kleine stukje en het begin van het eerste fragment een stuk wegknipte, nog iets gestaan. Op het kleine stukje is nog de bovenhelft van den eersten regel van het evangelie van Johannes in het Latijn blijven staanGa naar voetnoot*). Het merkwaardigste van deze ontdekking is de vorm waarin het gebed ons is overgeleverd: een gebedenrol. Zoo rijst de vraag: gaan de gebedenrollen aan de gebedenboeken vooraf, zooals de rekenrollen, de cijnsrollen, de gerechtsrollen de voorloopers zijn van de rekenboeken, cijnsboeken en ‘rollen’ in boekvorm? Om deze vraag bevestigend te kunnen beantwoorden, zouden wij moeten beschikken over meer materiaal; zooveel is zeker, eerst aan het einde der 14e eeuw treffen wij de eerste mnl. getijdenboeken aan, terwijl de oorspronkelijke Latijnsche horaria in navolging der liturgische kerkboeken natuurlijk sinds de oudste tijden (12e eeuw) den boekvorm hebbenGa naar voetnoot**). | |
[pagina 163]
| |
Eerste fragment
1o[regelnummer]
.....] t mi in elke stedeGa naar voetnoot1.
[v]erleent mi bliscap ende ioie
van alre scandeliker doot
[v]an lachtere ende van mesualle
5[regelnummer]
Hoed mi dor v omoet groot
so waer ic ga of walle
Van viere . van watre ende van brande
ende van quader heerscappie
Van onrechte in elken landeGa naar voetnoot9.
10[regelnummer]
Behoud mi mijne .v. sinne
ende mine lede gans ende ghasont
Bewacht mi dor uwe minne
van scanden van scaden talre stont
Ende van uerliese in alre maniere
15[regelnummer]
van gramscepen ende van nide
Houd mi ihesus goedertiere
dat ic alre quatheit ontgangheGa naar voetnoot17.
Herte.sin.ziele ende lijf
settic in uwen handen al.
20[regelnummer]
V gheuic vp sonder blijf
minen lechame groot ende smal
Maect mine herte in v ghestade
vwen heleghen gheest sent mi
Bedect mi met sire scade
25[regelnummer]
dat ic ten vtersten si vri
verleent mi voorsiene doot
Behoud mi mine ghesonde
verleent mi wijn ende broot
| |
[pagina 164]
| |
Vp herdrike sonder zonde
30[regelnummer]
behoud mi mine vrienden alleGa naar voetnoot30.
Tweede fragment
Altos spade vro ende betide
si het dach of si het nacht
nauens·nuchtens·tallen tiden.
5[regelnummer]
vanden daghe·waer ic si
Eist in huse of der butenGa naar voetnoot6.
van allen vernoie bewacht miGa naar voetnoot7.
Doet mi talre doghet spruten
verleent mi neringhe met heeren
10[regelnummer]
ende sonder zonde met salicheden
doet mijne steken ten besten keerenGa naar voetnoot11.
so waer ic bem ende in wat steden
Maect mi van zinne so bekint
dat ic ghewinne tooghe rike
15[regelnummer]
ende ghenadich iugement
verleent mi god van hemelrike·Amen·
Pater noster. Oremus.
DOmine deus pater omnipotens qui nos
ad principium huius diei pervenire fecisti
20[regelnummer]
tua nos quesumus salva virtute ut in hac
die in nullum declinemus peccatum sed semper ad
tuam iusticiam faciendam omnis nostra actio tuo
moderamine dirigatur.Per christum dominum nostrum.
O vader·zone·helich gheest
25[regelnummer]
v gheuic vp ziele ende lijf
| |
[pagina t.o. 164]
| |
fragm. a recto
Brussel, Alg. Rijksarch. Coll.-Varia-hss. 4489, tot op minder dan de helft verkleind. Voorzijde. fragm. b recto
Brussel, Alg. Rijksarch. Coll.-Varia-hss. 4489, tot op minder dan de helft verkleind. Voorzijde. | |
[pagina t.o. 165]
| |
fragm. a verso
Brussel, Alg. Rijksarch. Coll.-Varia-hss. 4489, tot op minder dan de helft verkleind. Achterzijde. fragm. b verso
Brussel, Alg. Rijksarch. Coll.-Varia-hss. 4489, tot op minder dan de helft verkleind. Achterzijde. | |
[pagina 165]
| |
v willic dienen sonder blijf
Jc biddi ghenaden verdrijf
vte mire herte daer ic meest
Jn mach dolen ende daer in scrijf
30[regelnummer]
dine leringhe tsoete keest
daer ic vte bem verweest
dat ic niet ne si ghevreest
vanden viant den kaitijf
Pater noster.
35[regelnummer]
O Maghet·moeder·dochter ons heeren
ziele ende lijf dat gheuic v
ic wille v dienen echt ende nu
Maect den viant van mi scu
dat ic niet come in sijn verseeren
40[regelnummer]
No in den zonden blive ru
vant mi wisen ende leeren
daer ic oit vte wilde keeren
dat ic mi meide mach verweeren
dat ic niet come ins viants du
45[regelnummer]
Aue maria.
O zoete god warachtich vader
Besceremt mi van allen rauwe
vult mi metten zoeten dauwe
des heilichs ghees daer onse vrowe
50[regelnummer]
meide was vervult algader
zoete heere nu bescauwe
vp mi ic bem dijn mesdader
du best alre zondaren ghenader
Maect mijne herte bet ghestader
55[regelnummer]
dat ic de bliscap dijn ghelauwe.
Pater noster.
O zoete moeder van hemelrike
hoed mi ieghen al ongheual
steict mi in terte groot ende smal
60[regelnummer]
de passie die god vp den wal
| |
[pagina 166]
| |
te montecaluarie ontfinc zwaerlike
zoete vrowe nu bescauwet alGa naar voetnoot62.
Ga naar margenoot+Jc bem mesdadich grootelikeGa naar voetnoot63.
du bescerems weeke ende rike
65[regelnummer]
vp ghenaden omoedelike
biddic di beitere mijn mesual
Ave maria
O heilich vader ihesus kerst
verleent mi vorziene doot
70[regelnummer]
ende berauwenesse bloot
van mijnen zuaren zonden groot
van zonden stelpet mi den derst
besceremt mi van alre noot
Jc biddu dat ghi mi niet ontferstGa naar voetnoot74.
75[regelnummer]
No na mijn leuen gheberstGa naar voetnoot75.
brinct mijne ziele daer zoe herstGa naar voetnoot76.
verleent mi temelsche broot
Pater noster
O helighe moeder zente marie
80[regelnummer]
voorziene doot so verleent mi
ende berauwenesse vri
van mijnen zonden waer ic si
houd mi van zonden maghet vrie
wacht mi van alre nood bidie
85[regelnummer]
tuernoy comet varinghe rie
doet mi naer de doot sijn bie
brinct mi ter saligher paertie
| |
[pagina 167]
| |
daer bouen hoed mi van owy
Aue maria
90[regelnummer]
O eneghe drievoudichede
gheift mi na ziele ende [liue]Ga naar voetnoot91.
so dat ic behouden bliue
ende ic mi ten besten bedriue
dor huwe groote omoedechede
95[regelnummer]
dor deere uwer wonden viue
besceremt mi van alre quatheide
van quaden gheselscepe tallen tijdenGa naar voetnoot97.
helpt mi te miere zalichede
dat ic te uwer bliscap cliue
100[regelnummer]
Pater noster
O eneghe moeder ende maghet
vant mi na ziele ende na liue gheuen
Mijne meeste salichede. AMEN.Ga naar voetnoot103.
Brussel, Juni 1946. P. Gorissen |
|