In memoriam J. Heinsius
(23 Juni 1872-18 Mei 1947)
Sedert de vorige aflevering van dit tijdschrift verscheen, is Heinsius door de dood uit ons midden weggenomen. Verscheiden jaren reeds was hij het oudste lid onzer Redactie, en de beide leden die, de een in leeftijd, de ander in ancienniteit op hem volgden, deden dat op een grote afstand. Misschien was hij ook daardoor een wat eenzame figuur, hij die herinneringen aan de Commissie in zich omdroeg die vrijwel uit het begin dezer eeuw dateerden. Met mannen als Verdam, Te Winkel en Kluyver had hij nog om de tafel gezeten, hij was de laatste van een nu uitgestorven generatie.
In onze vergaderingen was hij nooit een man van veel woorden; daarvoor was zijn aard te bescheiden. Maar een trouw en actief medewerker is hij steeds geweest, en zo vaak zijn advies werd gevraagd omtrent een ingezonden bijdrage, heeft hij zijn oordeel aangeboden, altijd zorgvuldig gedocumenteerd. Zijn talrijke voordrachten in de Commissievergaderingen zijn lang niet alle gepubliceerd: vele en drukke ambtsbezigheden lieten hem vaak niet de tijd ze persklaar te maken. De eerste bijdrage van zijn hand die in ons tijdschrift werd opgenomen - waaruit zijn welbekende liefde voor Huygens al blijkt - vindt men in het 22ste deel. Woordstudies en grammaticale kwesties hadden verder zijn voorkeur, en uit enkele publicaties spreekt ook zijn zin voor historie.
Wie deze geleerde van meer nabij mocht leren kennen, bemerkte achter een wat nuchtere koelheid een grote liefde voor de wetenschap zijner keuze en voor velen die met hem die studie beoefenden. Vooral naar zijn oudere tijdgenoten keek hij op met verering. Bij zijn medeleden laat hij de herinnering na aan een kundig kenner van zijn vak, maar ook aan een welwillend en weldenkend mens.
De Redactie