Fielesepee - fiets
In zijn artikel Gevoelswoorden houdt Heeroma nog steeds vast aan zijn verklaring van fiets uit fielesepee. Ik betwijfel echter of hij er ooit toe gekomen zou zijn wanneer hij, zoals ik, de intrede van fiets (en de dood van fielesepee) had meegemaakt. Om haar te aanvaarden moet men aannemen dat in een bepaalde tijd fielesepee en zelfs de verdere verbastering fieselepee gangbare woorden waren, althans in die kringen waar het woord fiets het eerst ingang vond. Maar zo was het niet. In de jaren 1880-90 was het wielrijden nog een zeer exclusieve sport - ik herinner mij dat het een evenement was, toen in 1890 of 91 een merk van ƒ 120 aan de markt kwam. Bij degenen die een rijwiel bezaten of met de bezitters verkeerden werd het woord fielesepee niet alleen niet gebruikt, maar het gebruik er van was zelfs voldoende om iemand voor de omgang onmogelijk te maken. Ik herinner mij dat ik bang was om vélocipède te zeggen, omdat iemand eens zou kunnen denken dat ik fielesepee zei. Het onbeholpen vélocipède werd trouwens onder jongelui ook zeer weinig gebruikt. Wat zei men dan wel? Vóór de intrede van de safety was dunkt mij het gewone woord tweewieler, deels een vertaling van eng. bicycle, deels in onderscheiding van de vooral als kinderspeelgoed bekende driewielers. Van zulk een driewielertje tot een kind sprekende mocht men wel fielesepee zeggen en dat doet mij vermoeden dat fielesepee van oorsprong meer een kinderwoord dan een volkswoord was, wat voor mij in de klank van het woord steun vindt. Toen de safety verscheen, werd de naam van het oude model hoge tweewieler, bij verkorting hoge.
De safety bracht zijn engelse naam mee, maar werd, waar het verband het toeliet liever kar genoemd. Vermoedelijk is dit woord ook reeds op de hoge toegepast. Vrijwel gelijk met de safety kwam het woord fiets op, dat direct opgang maakte. Niet als een volkswoord, maar als een woord van de sportieve jongelui, tot wier taal fielesepee nooit behoord had.
Voor de verklaring van fiets voel ik er het meest voor uit te gaan