Tekstverbetering in de ‘Esmoreit’
Dat de afschrijver van de Esmoreit-tekst slordig te werk gegaan is, blijkt uit de nauwkeurig gecollationeerde uitgave van Leendertz en de opnieuw gecollationeerde uitgave van R. Verdeyen. Talrijke blijkbare fouten zijn reeds aangewezen, en in voetnoten verantwoord, maar in de beide bovengenoemde uitgaven bestaat de neiging om de lezing van het handschrift zoveel mogelijk te handhaven. Hoewel dit streven, als reaktie tegen vroegere overdreven emendatie-zucht loffelijk is, behoeft men m.i., vooral in een uitgave voor een breder publiek van belangstellenden, niet al te angstvallig te zijn. Dat gaf mij, bij herlezing, aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Vs. 330-331 luidt in het handschrift:
Nochtan en ghewoechs nie mijn mont
Leendertz oppert aarzelend de onderstelling dat voor u te lezen is nu, maar wil toch liever ‘Meer dan u’ opvatten als ‘behalve tot u’, en Verdeyen volgt hem daarin. Deze verklaring lijkt mij gezocht en onaannemelijk, terwijl de lezing nu gesteund wordt door vs. 752-3.
Ende ooc mijnder moeder die ic noit en sach
Meer dan nu te deser tijt.
Vs. 514-515 vertoont vrij zeker een bedorven lezing:
Nu en willic nemmermeer den enen nacht
Den anderen verbeiden, ic en hebbe vernomen...
Moltzer stelde reeds als emendatie voor: ‘van enen nacht / Ten anderen’, een lezing die Leendertz overnam, maar die door Verdeyen verworpen werd. Als we in aanmerking nemen dat de laatste regel rijkelijk lang is, en de verbetering van den in dan eenvoudig, dan zou ik de voorkeur geven aan de lezing:
Nu en willic nemmermeer dan enen nacht
Verbeiden, ic en hebbe vernomen...