Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 63
(1944)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
Hamlark of lamhark?Mijn gissing aangaande het ontstaan van het scheldwoord hamlark in Multatuli's Vorstenschool (Ts LXII, 247 vlgg.) heeft dit goede gevolg gehad dat anderen er ook hun gedachten over hebben laten gaan. En onafhankelijk van elkaar zijn de heren H.H.J. de Leeuwe en Prof. Dr. J.W. Muller tot de veronderstelling gekomen dat hamlark een omzetting of omdraaiing zou zijn van *lamhark. Daaraan kan ik nog toevoegen dat in 1926, toen Dr. G.A. Boutelje mij op het zonderlinge woord opmerkzaam maakte, mijn eerste gedachte was dat hamlark een drukfout voor *lamhark zou kunnen zijn. En achteraf blijkt dat ik van die gedachte al niet meer de primeur had. Dr. Heeroma deelt mij nl. mede dat niet alle drukken van Vorstenschool - zoals ik t.a.p. 248, noot, meende uit een mededeling van de heer C. de Hart te mogen opmaken - hamlark hebben. Wel de oudste drukken; daarna komen er enkele met lamhark, en de latere hebben weer hamlark. Die met lamhark zijn niet meer door de schrijver gecorrigeerd. Blijkbaar heeft een halve eeuw geleden een uitgever ook al gemeend dat lamhark bedoeld was. Inderdaad ligt zulk een mening voor de hand. Zelf heb ik mijn eerste opwelling van 1926 laten varen, in de eerste plaats omdat Multatuli zelf hamlark had gehandhaafd in herdrukken. En in de overtuiging dat hamlark inderdaad Multatuli's eigen lezing is geweest, word ik thans gesterkt door de heer De Leeuwe, die er op wijst dat M. juist deze Schukenscheuer-episode met nauwkeurige zorg heeft herzien voor de tweede druk. De L. acht het - ik citeer hem woordelijk - ‘meer dan waarschijnlijk dat ook in het oorspronkelijk hamlark staat. De eerste druk der “Ideeën”Ga naar voetnoot1) ... heeft het, en enkele regels verder staat: “I zal... au... au... auf Ehre... neen! Ik zal... ik ga...” (Dit vers heeft zes heffingen). In de tweede, door den auteur herziene druk... luidt laatstgenoemde regel echter: “Ik zal... aaa... uf Ehre... neen! Ik zal... ik ga...” (Hier zijn de zes heffingen tot de normale vijf teruggebracht). Als Multatuli | |
[pagina 303]
| |
de tekst zo zorgvuldig opnieuw gescandeerd heeft, dan is aan te nemen, dat hem ook een eventuele ongerechtigheid n.a.v. “hamlark” - een halve bladzijde eerder - niet ontgaan zou zijn. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is dus “hamlark” Multatuli's eigen lezing.’
Mijn tweede bezwaar tegen de ‘conjectuur’ lamhark was 18 jaar geleden, dat al mijn zoeken naar een bewijsplaats voor dit scheldwoord vergeefs bleef. In de reeks samenstellingen met lam- die het WNT VIII, 953 opsomt en die ook Prof. Muller citeert (lamlendig, lamstraal, lamzak en vele andere), komt die met -hark niet voor. Nu is bij een taalschepper als Multatuli zo'n ongewone of nieuwe samenstelling geenszins verwonderlijk. Maar wanneer hamlark niet als drukfout is te beschouwen, dan maakt de auteur het zijn lezers toch wel bijzonder moeilijk, als hij van hen verlangt dat ze zijn neologisme *lamhark herkennen in de omgedraaide vorm waarin hij het introduceert. De heren De Leeuwe en Muller maken echter deze zonderlinge vermomming van een op zichzelf al onbekend woord wat aannemelijker door aan een verspreking te denken. Eerstgenoemde in het bijzonder werkt die gedachte uit door te wijzen op de opgewonden gemoedstoestand waarin Schukenscheuer verkeert, als hij zijn groom voor hamlark uitscheldt. ‘Wanneer Sch.'s plan met het krantenbericht mislukt is’, schrijft De Leeuwe, ‘raakt hij de kluts kwijt. Hij wil krachttermen in verschillende talen gebruiken om zijn woede te luchten en poogt tegelijk ze in te slikken, daar hij welopgevoed is; hij zoekt naar woorden; hij herhaalt zich; korte vragen, afgebroken zinnen, scheldwoorden, vloeken, dwaze beschuldigingen wisselen elkaar af; hij hijgt en snakt naar adem; hij stottert en schuimbekt als het ware - een beeld van komische wanhoop.’ Na het verband uitvoerig geciteerd te hebben wijst de heer De Leeuwe ‘in deze slechts met horten en stoten zich ontwikkelende gedachtenreeks... speciaal op volgende vormen: sacrrre (voor: sacrament of sacré; overdreven articulatie door affect), saprrr (voor: | |
[pagina 304]
| |
sapperment; als voren), di (voor dieu?), do (voor Donnerwetter), vervl...oekt (hij kan zich niet meer inhouden), gemmm...ééne, beppp...aald, auf Eeehre (hij overdrijft de articulatie van woede en stamelt), aaa...uf Ehre (hij stottert van kwaadheid)’ en vraagt dan: ‘Is het te stout te veronderstellen, dat Von Schukenscheuer zich hier in zijn opwinding verspreekt? M.a.w. dat hamlark een anagram is, waarvan de beginletters der beide lettergrepen ham + lark van plaats veranderen?’ Deze psychologische toelichting heeft mij overtuigd dat de verklaring van hamlark als lamhark, al zijn er nogal verre omwegen bij nodig, ten minste evenveel kans heeft de juiste te zijn als mijn Rijnlandse poging, die ook geenszins ‘voor de hand liggend’ heten mocht, en wel enige aanleiding gaf tot de opmerking van Prof. Muller dat ik ‘cherch(ais) midi à quatorze heures’.
Den Haag, Maart 1944. C.B. van Haeringen |
|