Huzaar
Mej. A.E. Hoekstra verklaarde in haar Hongaarse Grammatica (Thieme, Zutphen, 1938), op p. 66 dit woord als ‘hoofdman over twintig’. In mijn recensie in De Nieuwe Eeuw (8-8-1938) verwierp ik deze etymologie, mij beroepend op Franck-Van Wijk (Van Haeringen geeft het woord niet), die twee mogelijkheden geeft, nl. Io: ‘de twintigste’ van húsz ‘twintig’, 2o: aan een Balkantaal ontleend. Intussen is de eerste mogelijkheid van Franck-Van Wijk niet steekhoudend, daar in het Hongaars nimmer ordinalia op -ár hebben bestaan, de tweede veronderstelling te algemeen, maar zoals blijken zal juist.
Mej. Hoekstra is op deze kwestie teruggekomen in haar inauguratierede als privaatdocente aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Op p. 14 van de gedrukte tekst van haar voordracht op 15-2-1939, Eenige bijzonderheden over de Hongaarsche Taal, lezen we:
‘Volgens Marassowich stamt het bekende woord huszár (huzaar) via het Slavische gusar van het Italiaansche corsaro (zeeroover) om dan weer met zijn nieuwe beteekenis in het Italiaansch terug te keeren als ussaro. Hierna vermeldt mej. Hoekstra de eerste veronderstelling van Franck, er bij voegend, dat de Hongaren het zelf ook voor een zuiver Hongaars woord houden.
In de wetenschappelijke wereld was men in 1939 verre van daar. Enige maanden na deze voordracht verscheen in Magyar Nyelv (Hongaarse Taal) XXXV, 160 vv. een gedocumenteerd artikel van László Gáldi onder de titel: Huszár szavunk bizánci kapcsolatai. (De Byzantijnse betrekkingen van ons woord huszár.) In dit artikel wordt verwezen naar Grégoire-Orgels: Qu'est ce qu'un ‘Hussard’ ou de l'utilité du grec moderne. (Annuaire de l'institut de Philologie et d'Histoire Orientales et Slaves V. - Mélanges Emile Boisacq -, Bruxelles 1937, 443-51). Dezen meenden, niet op de hoogte van de in Hongarije verkregen resultaten, een nieuwe weg ingeslagen te zijn.
De algemeen gangbare opvatting in Hongarije, aldus Gáldi, wilde, dat het Vulgairlatijnse cursarius (zeerover, vgl. It. corsaro) door