Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 63
(1944)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||
Deel II van tspel van Sinte Trudo en de twee Luikse handschriftenIndertijd hebben we bij het eerste deel van Tspel van Sinte Trudo (in de bundel Trou moet Blycken) enige aanvullingen gegeven, gebaseerd op een hernieuwde lezing van hs. 78 (thans 247) en op de varianten van het aan G. Kalff onbekende hs. 19 (thans 265) van de Universiteitsbibliotheek te LuikGa naar voetnoot1). We zullen dat nu trachten te doen bij het tweede deel van het spel. We volgen de versnummering van Trou moet Blycken en duiden deze uitgave aan met T.M.B. De vertaling van Crullus in het Latijn duiden we aan met Lat.Ga naar voetnoot2). Ziehier eerst enige voorbeelden van onjuiste lezingen van hs. 78.
De lezing brocht werpt een onverdiende blaam op de rijmvaardigheid van Fastraets.
T.M.B. Levi
2055[regelnummer]
Wa! bregt hem den hals!
Neen! stroeyt ghy u venyn!
Doeghet sonder veel gheschals.
Neen! baer u conste fyn;
Hy es my veel te vals.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||
2060[regelnummer]
Met eenen cruce hy my van hèm vlien doet,
Dus laeyt beyen tot den appel ryp es en mals,
Want verhaeste dinghen en waren noyt goet.
hs. 78 Levia
wa bregt hem den hals
baal
neen stroeyt ghy u venyn
levia
doeghet sonder veel gheschals
baal
neen baer u consten fyn
Levi
Hy es my veel te vals
Met eenen cruce hy my van hem vlien doet
dus laeyt beyen, tot den appel ryp es en mals
want verhaeste dinghen, en waren noyt goet
hs. 19 Levi
Wa breeckt hem den hals
Baal
Neen stroeyt ghy u venyn
Levi
Doeghet sonder veel gheschals
Baal
Neen baert u consten fyn
Levi
Hy es my veel te vals
Met eenen cruce hy my
van hem vlien doet
Dus laeyt beyen, tot den appel ryp es en mals
Want verhaeste dinghen, en waren noeyt goet
Lat. vs. 212 Baalberith.
Quin enecas hunc protinus?
Leviathan.
Id arte qua nam possiem?
Baalberith.
Vel hunc veneno confice.
Leviathan.
Ludit dolos quos nectimus.
Baalberith.
Signo cruce vel unius.
Leviathan.
Hinc tempori fac servias:
Baalberith.
Id dixeris verissime,
Leviathan.
Nam cuncta tempus exigunt.
Uit beide handschriften en de Latijnse tekst blijkt duidelijk, dat T.M.B. de verzen 2055-2062 verkeerdelijk alleen door Leviathan doet uitspreken. De schrijfwijze in hs. 19 doet zelfs vermoeden, dat de 2 laatste regels door beide duiveltjes worden gezegd. Ook aangaande de interpunctie geldt voor deel II van het spel, dat de wijzigingen naar het persoonlijk gevoelen van de uitgever in T.M.B. aan de bedoeling van Frastraets geweld aandoen, omdat de interpunctietekens in het hs. niet altijd eigenlijke interpunctietekens zijn, | ||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||
maar dienen om het rijm te markeren. Zo zijn, om slechts een voorbeeld te noemen, in het gebed van Trudo van 2063-2085 bijna alle komma's of punten weggevallen, die het schakelrijm aanduidenGa naar voetnoot1). Eveneens geeft deel II in T.M.B. de ‘breking’ niet weer, zodat het aantal regels te lang wordt en het kunstig rederijkersrijm niet tot zijn recht komt. Het aantal zinstorende ‘verlezingen’ in de 3570 versregels is, alles bij elkaar genomen, betrekkelijk gering. Er zijn er in deel II, even goed als in deel I, vele, die bestaan in het verkeerd lezen van een letter, zonder dat het aanleiding geeft tot verkeerde gevolgtrekkingen omtrent taal en betekenis. Verder bestaat een aantal afwijkingen tussen hs. 78 en T.M.B. deel II uit bewuste, duidelijkheidshalve, maar zonder nadere toelichting aangebrachte wijzigingen, zoals vs. 2320 d'ooghen: hs. 78 dooghen, passim D'edelman: hs. 78 Die edel man etc. Daar tegenover staat, dat de uitgever herhaaldelijk ook in deel II op voorzichtige wijze emendaties voorstelt, welke door hs. 19, dat hij niet kende, volkomen bevestigd worden, zoals vs. 1804, 1808, 1811, 1828 etc. etc. Hier alleen uit blijkt het verdienstelijke van deze uitgave van 1889 in de stoomdrukkerij van J.B. Wolters, al voldoet ze, zoals we in de Bijdragen reeds opmerkten, niet meer geheel aan de tegenwoordige eisen en missen we de varianten van hs. 19. In allerlei opzichten is dit hs. 19, ook wat deel II aangaat, van belang. Duistere plaatsen worden er door verklaard, Lexicologie, taalkunde en studie van de 16de-eeuwse spellinggewoontes kunnen er profijt van trekken. Ziehier enige voorbeelden. Leviathan verheugt er zich over, dat de hofmeester, die God had uitgedaagd hem met ‘tantsweer’ te plagen, als Trudo, de botterik, binnen het jaar Davids soutere van buiten zou kennen, nu het jaar verstreken is, zijn straf ontvangt. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||
T.M.B. (naar hs. 78) Leviathan
vs. 2099[regelnummer]
Dies ick nu in duysent vrueghden leve,
Ja, alsout den helschen Nabal spyten!
Baalberith
Eest daer omme?
Deze vraag heeft in dit verband weinig of geen zin. Maar in hs. 19 luidt de vraag, volkomen passend:
T.M.B. vs. 2397 Die Edelman
Hy es hier, die ick vol duechden ghetont vont.
Prinsche! compt by (den) biscop.
De emendatie van Kalff (den) is juist, maar er ontbreekt het rijm. hs. 78 hy es hier die ick vol duechden ghetont, vont
prinsche compt by biscop
hs. 19 Hy es hier, die ick vol duechden ghetont, vont
Prinche compt byden biscop ter stont
Na de priesterwijding van Trudo spreken de bisschop en de verder aanwezigen ieder een gebed uit in de vorm van een rondeel. De subdiaken spreekt echter in T.B.M. een gebed uit van 6 regels 2491-2497. Nu heeft hs. 78 er wel geen 8, maar toch 7. Na 2492 volgt daar nl. nog de door T.M.B. overgeslagen regel: twas boven nature als den mont was gheslooten
maar hs. 19 is volledig en daar luiden dus de 8 regels - de in TM.B. ontbrekende regels cursiveren we: Loff vloet die quaempt uutter syden gheschooten
Loff edel bloet, loff schoen water miraculeus
Twas boven nature, als den mont was gheslooten
Dies moet ick u loven, fonteyne doloreus
Tonswert vloeyende, uut liefden gratieus
Om aff te waschene, der eerf sonden treecken
Dus u lovende, seg ick zeer compassieus
Loff schoen fonteyne, met vijff vloeyende beecken
Zes regels verder heeft vs. 2503 in T.M.B. en hs. 78 een slotwoord | ||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||
wercken, dat moet rijmen op beecken. In hs. 19 vinden we het rijmwoord nl. weecken. Geven we tenslotte nog een voorbeeld ervan, hoe èn in T.M.B. èn in hs. 78 de rolverdeling niet juist is, terwijl hs. 19 de goede heeft. De bisschop stuurt Trudo naar Haspengouw om daar het Evangelie te verkondigen en als Trudo eerst enig bezwaar heeft tegen deze moeilijke taak, dan voegen de aanwezigen hun aansporingen bij het bisschoppelijk verzoek nl. Meester Wolffaert, Die Edelman en Die Hoofmeester (voor de aanwezigheid van de laatste zie vs. 2713). Nu laat T.M.B. (naar hs. 78) de versregels 2677-2680 spreken door de edelman en interpungeert, afwijkend van het hs.: T'es recht, dat ghy doet dat myn heere proponeert
En hier simuleert van u excusatie,
Want, here, wat ghy hier veel allegeert
En u selven verneert, ghy hebt die statie.
hs. 78 heeft evenmin een komma achter excusatie als een punt achter statie. Aldus is de lezing in hs. 19: Dedel man
Tes recht dat ghy doet, dat myn heere proponeert
En hier simuleert, van u excusatie
Die hoofmeester
Ja, want heere, wat ghy hier veel alegeert
En u selven verneert, ghy hebt die statie
Als er interpunctie wordt aangebracht, dan moet echter na excusatie en statie een punt geplaatst worden. Van belang zijn ook de lexicologische wijzigingen op verschillende plaatsen in hs. 19. Wij geven 6 gevallen.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||
Deze vervangingen zijn o.i. toe te schrijven aan twee redenen:
De eerste reden bewerkte de wijzigingen van overslach tot boven mate, van ick snudt hem soo syn snuyte tot ick raeck hem soe syn snuutte, van boest tot kust, van rys tot val (ofschoon elders in hs. 19 rysen voorkomt), van brouwynen tot opynen. De wijziging van puyst tot pretter heeft o.i. niet plaatsgehad, omdat puyst, mnl. puust, verouderd of ongewoon was, maar omdat de kopiist pretter blijkbaar plastischer, schilderachtiger vond. Immers pretter o.i. = preter, prater van Lat. *praterius, *pratirius (van pratum) begon te verouderen in de algemene taal in de zestiende eeuw. Kiliaen omschrijft preter als Praetor ruralis, praetor rusticus; & Saltuarius, sylvarum custos en kent ook preterschap = Officium praetoris ruralis aut saltuarii. Het WNT D. XII kol. 4080-4081 omschrijft het begrip als opzichter over bossen en landerijen. Verschillen van andere aard brengen aan de dag de varianten breeckt voor bregt (T.M.B. vs. 2055 en passim), spreeckt voor spreckt (T.M.B. vs. 1943), dat rappier voor die rapeere (T.M.B. vs. 1878), priesters voor preesters (T.M.B. 2501) etc. Ook de spellinggewoontes verschillen in deel II nog al tussen beide handschriften. De c met de uitspraak k wordt in hs. 19 bij voorkeur voorgesteld door k in vreemde en Nederlandse woorden: kossyncken tegenover cousynken (T.M.B. vs. 1825, 2043 en passim), kockyn tegenover cockyn (T.M.B. vs. 2054), kroenen, ghekrincken tegenover croenen, ghecrincken (T.M.B. vs. 1837 en 1842). Op het einde van een lettergreep schrijft hs. 19 bij voorkeur ee, maar o, tegenover enkele e en dubbele o in hs. 78 etc. etc.Ga naar voetnoot1). Evenals in hs. 19 bij deel I de titel vermeld wordt, geschiedt dit ook | ||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||
bij deel II: Hier vervolcht die legende oft leeven van sintruyden met die miraculen ende teekenen dy godt ghedaen heeft om syns goets leevens wil ende hoe godt syn patientie lief ghehadt heeft. Tenslotte vermelden we, dat hs. 19 ook nog een toneelaanwijzing heeft, die ontbreekt in hs. 78 nl. (bij vs. 2441 in T.M.B.): Hier werpt my (lees: hy) hem die kasuyfele over thoot We menen op grond van het hierboven en elders meegedeelde het recht te hebben een nieuwe uitgave van Het leven van Sintruyden geen overbodige weelde te noemen.
Maastricht H.J.E. Endepols |
|