Lukraak
In WNT 8, 3311 vermeldt Dr Heinsius verschillende etymologieën van dit woord die hij terecht verwerpt. Onaannemelijk noemt hij de verklaring ‘'t zal een geluk zijn, als het raak is’, die het eerst door Tuinman en het laatst, in gewijzigde vorm, door Verdam (MnlW 4, 882) verdedigd is. Onaannemelijk noemt hij ook een latere inval van Verdam (MnlW 6, 1001), dat men uit zou moeten gaan van de verbinding luk of raak waarin luk en raak twee synonieme znw. zouden zijn die beide ‘gelukkig toeval, tref’ zouden betekenen. Zelf komt hij dan met de hypothese dat lukraak een samenst. is van de stam van lukken ‘treffen’ en het bijw. raak, of eventueel het znw. in de bet. ‘gelukkig toeval’. De oorspr. bet. zou dan zijn ‘trefraak, door treffen, toevallig raak’.
Een citaat van Luyken (Brieven 114) bracht mij nog op een andere gedachte: ‘Groote en gewigtige dingen eissen een vasten voet; niet, lukt het zo raakt het’. Niet dat ik lukraak als een samentrekking van het gecursiveerde zinnetje wil beschouwen, maar ik geloof dat beide parallellen zijn. In de oudste citaten die het WNT geeft, is lukraak nog duidelijk een elliptisch zinnetje. Spiegel schrijft: ‘Avontuur is ront. Lok raak’, en Bredero: ‘(Ick) heb de kluppel int hondert blindelingh geworpen, luck raeck’. Ook het citaat uit de zgn. Kamper spreekwoordenverzameling: ‘Luckeraeck botter in dassche’, zal wel als ‘Lucke raeck, botter...’ gelezen moeten worden. Bredero schrijft ook: ‘Zo ist noch lock raack, boter inde as, of hy raat of niet raat’. Het elliptische zinnetje betekent volgens mij ‘is er luk, dan is er raak’, d.w.z. ‘als je geluk hebt, tref je doel’. De bet. is dus geheel gelijk aan die van het zinnetje van Luyken, alleen bevat dit werkwoordelijke vormen en de elliptische zin luk raak de overeenkomstige znw. Wanneer men lukraak als bijw. of bnw. gaat gebruiken, moet men het dus opvatten als een koppeling van twee znw., luk ‘geluk’ en raak ‘slag die doel treft’.
K. Heeroma