Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 63
(1944)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Peer de duyc - perduicIn het ‘Zinspel: Numa ofte Amptsweygeringe’ van H. Laurisz Spiegel komt de volgende regel voor: ‘Ick sal tavont rijsenbrij eten met perduic daer in’. Bij de besprekingen, door G. KalffGa naar voetnoot1) en later door F.A. StoettGa naar voetnoot2) aan dit handschrift gewijd, plaatsten zij achter het woordje ‘perduic’ een vraagteeken, daarmede te kennen gevende, dat de beteekenis ervan hun ontging. Spoedig daarna heeft StoettGa naar voetnoot3) de mogelijkheid geopperd, dat ‘perduic’ hetzelfde zou zijn als ‘polverduijc’, welk woord in een referein van Jan van Stijevoort wordt aangetroffenGa naar voetnoot4), en ten slotte heeft J.W. MullerGa naar voetnoot5) erop gewezen, dat ‘polverduijc’ aanstonds doet denken aan ‘poldre de duc’, een mengsel van kaneel en suiker. Chomel (2279 a) maakt gewag van ‘Hertoogenpoeder (Poudre du duc) als van een fijn poeder, bestaande uit witte suiker, notemuskaat en kaneel’. Muller acht ‘perduic’ een schrijffout voor ‘polverduijc’, want, zegt hij, ‘een werkelijk bestaande, verkorte vorm kan het immers kwalijk zijn’. Hierover aanstonds meer. In het MnlW van Verwijs en Verdam vindt men het vreemde woord ‘peer-de-duyc’ met de aanteekening, dat hiermede waarschijnlijk een soort peer, ‘poire de duc’ bedoeld zal zijn, maar dat in het fransch een ‘poire de duc’ niet bekend is, en dat de prijs, die ter plaatse genoemd wordt voor peren eigenlijk te hoog zou zijn. Die vindplaats van de uitdrukking ‘peer de duyc’ (zonder verbindingsstreepjes) is een post in de rekeningen, die betrekking hebben op de oorlogen van Hertog Albrecht van Beijeren in het laatst der 14de eeuw tegen | |
[pagina 151]
| |
de Friezen gevoerdGa naar voetnoot1): ‘item V dage in Junio tot Hoirne bi Bandet ende Colairt betaelt, die biden selven ter waerderob behoif gelevert worden, III pont peer de duyc. costen III pont Hollns, VIII gr., fac. VIII, sc. II. p. gr.’ Nu is inderdaad een prijs van meer dan drie Hollandsche ponden voor drie pond peren buitensporig hoog. Van den anderen kant is een hoeveelheid van drie pond peren ‘ter warderob behoif’ (voor de provisiekast) belachelijk klein, vooral in vergelijking met andere posten uit deze rekeningen. Zoo volgt onmiddellijk op den hierboven aangehaalden post een andere van appelen, maar dat waren er 2000 stuks, ‘XXc, coste elc hondert, XII gr. fac. etc.’. Bij een vroegere gelegenheid worden smoutperen ingeslagen, niet per pond maar per schepel: ‘XL scepel smoutperen coste elc scepel XV gr. fac. XV scilden’Ga naar voetnoot2). Dat waren dus heel andere hoeveelheden en prijzen. Verder valt op te merken, dat ‘peer de duyc’ in het enkelvoud staat, terwijl men den meervoudsvorm zou verwachten, en dat als leverancier genoemd wordt een zekere Colairt, wiens naam herhaaldelijk in de rekeningen wordt aangetroffen, en die als apotheker of drogist steeds allerhande kruiden en specerijen levertGa naar voetnoot3). Een en ander maakt het zeer onwaarschijnlijk, dat hier peren bedoeld zijn, en ik meen, dat wij de herkomst van ‘peer de duyc’ en ‘perduic’ in ‘polverduyc’ en ‘poudre de duc’ moeten zoeken, vooral in het laatste. ‘Polverduijc’ zal wel eerder uit het Spaansche ‘polveraduque’ ontstaan zijn, waaronder een mengsel van kruidnagel, gember, suiker en kaneel begrepen werd. Op een andere plaats in de refereinen van Jan van Stijevoort komt de regel voor: ‘eyeren lombaerts mit poyere dick gesprayt’. Zoowel Stoett als Muller meenden in ‘poyere dick’ ook weer ‘polverduyc’ te zien, maar het lijkt mij waarschijnlijker, dat hier ‘dick’ bij het werkwoord behoort. Waarom anders ‘poyere dick’ met twee woorden | |
[pagina 152]
| |
geschreven, en waarom niet ‘poyerduic’? ‘Dick gesprayt’ is een soortgelijke uitdrukking als de thans nog gebruikelijke ‘dik gezaaid’. Hoe uit ‘poudre de duc’ ‘peer de duyc’ kon ontstaan, ligt niet zoo voor de hand. ‘Duic’ voor ‘duc’ moeten Verwijs en Verdam niet vreemd gevonden hebben. Zij dachten immers aan ‘poire de duc’. Ook Stoett en Muller schijnen daarin geen moeilijkheid gezien te hebben. Muller acht, zooals wij reeds zeiden, ‘perduic’ een schrijffout voor ‘polverduic’. Dan moet echter ‘peer de duyc’, waarvan ‘perduic’ de verkorte vorm is, ook reeds bedorven zijn geweest. ‘Peer’ kan goed eene verkeerde schrijfwijze van ‘poer’ (poeder) zijn, en daarmede lijkt ons de beteekenis van ‘peer de duyc’ en ‘perduic’ dan geheel verklaard.
's-Gravenhage J.B.F. van Gils |
|