Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 63
(1944)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
‘Een overseesche swan’ (Moortje 663)Als Maerlant tot een kruistocht oproept, als Reinaert een door hem te ondernemen pelgrimage voorspiegelt, hebben we bij ‘over see’ aan het Mediterraneum te denken (volgens het Mnl Wb toen ook wel ‘Sudersee’ genoemd!). Sedert het bereiken van nog verdere kusten naderde ‘overzees’ in betekenis en gevoelswaarde het indrukwekkende ‘transatlantisch’. Toch leert het WNT, dat het woord ook van meer nabij gelegen landen wordt gebruikt; Eymael getuigt (Zedeprinten blz. 94), dat bij Huygens ‘over zee’ meest op Engeland betrekking heeft, maar ook heeft Van Lennep de couleur locale goed getroffen als hij een Hoollandse graaf van de Friezen als van ‘onze overzeesche onderdanen’ laat spreken. Friezen, Groningers en zelfs Stichtenaren gelden nog in de 17de eeuw voor de Hollanders als vreemdelingen en zo kwamen ook de ‘vreemde vueghel-luy’ van de Amsterdamse hal, waar Kackerlack ‘rond-kuyert’, niet van zo heel ver weg: ze bieden immers ‘Kamper vueghels’ te koop. Ornithologen vertellen mij, dat tot voor kort aan de voormalige Zuiderzeekust, langs en in de nabijheid van het Kampereiland, de overwinteringsplaatsen lagen van wilde zwanen (de ‘kleine zwaan’), die er dikwijls bij honderden waren aan te treffen (sedert de zoetwording vindt men ze meer verspreid langs de oevers van het IJselmeer)Ga naar voetnoot1). Het is dus aannemelijk, dat de herkomst van Breero's ‘overseesche swan’ in die omgeving moet worden gezocht.
d.c. tinbergen |
|